Votum en Groet ELB 343 = GKPs 8a:1-4 (Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam) Gebed L: Jer 9:22-23 (Verzen nakijken, begint met: Dit zegt de Heer. De wijze moet zich niet beroemen op zijn wijsheid) DNPs 111:3 en 4 (De Heer is eerlijk en oprecht) T: 1Cor 1:26-31 Preek Als belijdenis: GKB 213:1-3 (Eigenroem is uitgesloten) Gebed Collecte NLB 253:1-3 (De zon daalt in de zee) Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Hoe reageer je op een compliment?
Vind je het makkelijk om het aan te nemen?

– Letterlijk 2 zinnen terug, heb je er een gekregen.
Want God spreekt goed van ons,
Hij spreekt je aan met grote woorden. Hij noemt je geliefd.
En God strooit er vrolijk mee rond; Hij noemt je rechtvaardig en heilig.
Wat voel je als iemand je zulke complimenten geeft?
Hoe reageer je op een compliment?

Ik vond dit altijd heel erg moeilijk.
Ik was 5 jaar toen ik op pianoles ging.
Op de muziekschool werden dan voorspeelavonden gehouden,
en alle leerlingen speelden wat, ik ook.
Na afloop kreeg ik vaak complimenten; dat vond ik vreselijk ongemakkelijk.
Mensen vonden het knap dat zo’n klein jochie pianospelen kon.
Maar ik had helemaal niet de behoefte om knap gevonden te worden.
Het was me niet om de roem te doen.
Ja, ik was me ervan bewust dat het een talent was.
Maar een talent is iets wat je zomaar hebt gekregen.
Vaak gaf ik dus als antwoord: ik kan er ook niets aan doen…
Mensen zeiden wat aardigs tegen me,
maar ik wist niet hoe ik dat moest aannemen;
was bang om arrogant of pocherig over te komen.
Een complimentje aannemen, dat heb ik later echt moeten leren.

Als het lukt om een compliment aan te nemen,
wat gebeurt er dan eigenlijk?
Eigenlijk zeg je dan: ja, er is ook iets moois aan mij.
En dankjewel dat je me waardeert voor wie ik ben.
Maar kunnen we dat? Lukt het om een compliment aan te nemen?

Ik wil de lijn ook doortrekken,
lukt het ons hier in de kerk, om goed van elkaar te spreken?
Om elkaar te zegenen en op te bouwen, elkaars gaven te bewonderen?
En je daar ook door te laten bemoedigen? Ik zie het soms gebeuren.
Maar ik zie ook een reflex die lijkt, op hoe ik als kind reageerde.
En als je kijkt naar de tekst die we lazen,
het lijkt zelfs alsof Paulus ook zegt dat je zo moet reageren.
“Geen mens kan zich tegenover God op iets beroemen.”
Als iemand zegt: He, wat gaaf dat je gelooft,
dat je zou moeten zeggen: ik kan er ook niets aan doen…

Toen ik dat op een muziekavond een keer had gezegd,
Ik kan er ook niets aan doen, heb het ook maar gekregen
reageerde iemand heel terecht: “Ja, dat klopt, maar je hebt toch wel geoefend?”
Over die twee kanten wil het het vanmiddag hebben.
Geloof hebben we gekregen. Het is een geschenk van God.
En tegelijkertijd is het van ons zelf.
Jij houd van Jezus, en U wilt hem volgen.
En daar wordt je op aangesproken ook.
En dat is een compliment waard, en een bemoediging.
Maar daar zit dus wel een spanning. Je kiest er voor, je gaat ervoor
en je krijgt het ook zomaar. – Kun je daar blij mee zijn?


De tekst die we gelezen hebben, lijkt Paulus ook niet echt complimenteus.
Hij neemt je erin terug naar de begin–tijd van je geloof.
“Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren,
niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren.”

Paulus vraagt hier aan de mensen, ook aan jou,
om terug te denken dat je je voor het eerst door God geroepen wist.
Dat moment dat je dacht: ja, ik hoor iets van God, ik hoor bij God.
We hebben meestal geen hele bewuste bekeringsverhalen,
dat was voor de mensen in Korinte anders.
Het waren niet de hoge piefen, maar de gewone man.
En Paulus zegt ermee: Eigenlijk stelde je helemaal niet zoveel voor.
Misschien keek je op tegen die sterke, self–made men.
Stoere succesvolle mannen en vrouwen die het helemaal gemaakt hebben.
Maar ik doe ze teniet. En jij? Jij was een nobody, zwak,
maar jij gaat die wijze sterke eens wat laten zien.
“Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is,
heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen;
wat in de ogen van de wereld zwak is,
heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen;
wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is,
heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen.”

God doet dat, dus niemand heeft reden om zich te beroemen.
Niet trots zijn op jezelf. Maar je wordt wel door God opgehemeld.
Doordat je één bent met Christus, dat is Hij het echt helemaal.
Hij is alles. Zo tilt God jou op.

“Denk eens terug aan je roeping”, zegt Paulus.
Misschien is het een moment als kind, dat je echt Jezus lief kreeg.
Op een heerlijke pure, naïeve en onbevangen manier,
maar daardoor niet minder echt.
Misschien was het als opgroeiende tiener,
dat je in de loop van catechisaties toegroeide naar het doen van belijdenis.
Op een gewone manier, zoals ook je vrienden dat deden,
maar daardoor nog niet minder echt.
Of was het later, doordat je iemand tegenkwam.
En je nam het aan. Het werd ook voor jou, helemaal echt.

Dat was ook jouw keuze. Jouw ja–woord. Niemand dwong je.
En jij kreeg ook de vreemde reacties van anderen.
Want wie niet gelooft vind dit maar raar. Het is dwaasheid.
Mensen maken het niet mee.
Daar hebben we vandaag hele tolerante woorden voor:
Wat bijzonder dat je dat gelooft. Ik geloof ook wel in iets, maar niet zo.
Of: Ik laat je vrij hoor. Maar knap dat je dat kan. Bijzonder.
Achter die verdraagzame woorden hoor ik toch:
Mooi voor jou, maar niets voor mij. Want ik vind het…
Vul maar in. Wat vinden mensen ervan? Ze zien of voelen het niet zo.
Willen er niet aan dat ze zwak of onbeduidend worden genoemd.
Kunnen niet overweg met God die alles geeft; “ik wil zelf iets doen.”
Willen niet accepteren dat het nodig was:
dat goedheid en recht van buiten moest komen omdat wij niet goed zijn.
Ik kan heel goed snappen, dat wat we geloven dwaas wordt genoemd.
Ben je nog blij met je geloof?


Een paar weken terug, ging het over God die kiest. DL
Hij heeft ons gekozen, hij heeft ons erbij gewild.
Toen hebben we uit de Dordtse Leerregels gelezen,
en ook nu wil ik daar een stukje uit lezen.
(en volgende week komt de laatste keer) (klik hier voor de andere preken)

Hier gaat het ook over geloof.
En ik wil laten zien dat die twee kanten eraan zitten:
God geeft het helemaal, maar hij schakelt je ook in.
De schrijvers van deze 400–jaar oude geloofsbelijdenis,
leggen eerst heel sterk het accent op dat God het doet. DL.III/IV.10
“Dat mensen, die door de bediening van het Evangelie geroepen zijn,
wel komen en bekeerd worden, moet men niet aan henzelf toeschrijven.
(parafrase) Alsof ze voldoende vrije wil zouden hebben,
om te zelf te geloven en bekeerd te worden.
Men moet dit alleen aan God toeschrijven.
Zoals hij de zijnen van eeuwigheid in Christus heeft uitverkoren,
zo roept Hij hen ook in de tijd krachtdadig en schenkt hun geloof en bekering.
En als Hij hen verlost heeft uit de macht van de duisternis,
dan brengt Hij hen over in het rijk van zijn Zoon. (…)”

God geeft geloof en bekering. Hij zet ons over, van donker naar licht.
Niet echt complimenteus, maar wel eerlijk.
Zo gaat het verder: DL.III/IV.11
Als God dat dan doet, wordt er niet alleen van buiten tegen ze aangepreekt.
“… maar dan dringt Hij ook door tot in het binnenste van hun hart
met de krachtige werking van de Geest, die hen wedergeboren doet worden.”

Het is een beetje een theologisch woord: wedergeboorte.
Maar het laat wel zien hoe tot–geloof–komen werkt. Als een geboorte.
Een kind kruipt er niet zelf uit, het moet gepushed worden door Moeder.
En het leven voor de wedergeboorte, voor dat iemand echt gelooft,
noemt de bijbel, geestelijk dood.
Je zegt niet tegen een dood lichaam: gebruik je vrije wil om op te staan.
Of tegen een lijk: kies er nu voor om Jezus te volgen.
Dat is trekken aan een dood paard.
Dat kunnen we niet zelf, we kunnen er niet zelf mee beginnen.
Levend geloof krijg je, net zoals nieuw leven ook een geschenk is.

Ik vind de beschrijving die ze ervan geven, erg mooi: vervolg
“Hij opent hun gesloten hart, maakt hun harde hart zacht
en besnijdt hun onbesneden hart. Hij giet in hun wil nieuwe hoedanigheden
en maakt dat deze van dood levend wordt, van verkeerd: goed,
van onwillig: gewillig, en van ongehoorzaam: gehoorzaam.
Hij beweegt en sterkt die wil zo, dat hij als een goede boom
vruchten van goede werken kan voortbrengen.”

Iemand die geboren is zou kunnen zeggen:
Ik kan er ook niets aan doen, ik heb er niet om gevraagd.
Maar je viert toch wel je verjaardag? Dat is normaal:
om blij te zijn met het leven, om wat van je leven te maken.
Zo geldt het dus ook voor het geloofsleven.
Het is normaal dat je geloof resultaat geeft, vruchten draagt.

En dan zeggen ze het nog een keer: DL.III/IV.12
“Dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking
uit de doden en levendmaking, waarover zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt.
God werkt die zonder ons, in ons. Ze wordt niet alleen tot stand gebracht
door prediking, of door een zacht aandringen.”

Even tussen haken, met dat zachte aandringen, reageren de schrijvers,
tegen een oud idee. Er waren mensen en die geloofden,
dat je mensen kon aanmoedigen om tot geloof te komen.
Als jij maar de goede woorden sprak, als je vriendelijk en mild bent
kun je mensen helpen om zo ver te komen.
Als jij maar motiveert, getuigend genoeg bent.
Zie je het al voor je. Bij een bevalling, de verloskundige staat te roepen.
Niet naar de moeder maar naar het kind. Kom er maar uit. Je kunt het!
Nee, de schrijvers van deze geloofsbelijdenis geloven daar niet in.
Er is maar één verlos–kundig, en dat is God.
Denken dat mensen iemand tot geloof brengen,
is te positief over eigen kunnen, en te positief over degene waarvan
je hoopt dat die gaat geloven. Alsof die zomaar dwaasheid zou aannemen.

Ik vind dit zo bemoedigend he? God geeft het geloof.
Het ligt niet aan onze overtuigingskracht, ’t hangt niet van jou of mij af.
Hij zorgt er wel voor. En er kan niets tegen Hem op!
Kijk maar hoe ze nog een stapje verder gaan : vervolg
“Ook is het niet zo dat als God zijn werk in de mens verricht heeft
deze dan zelf nog zelf het vermogen heeft om wedergeboren
of niet wedergeboren te worden, bekeerd of niet bekeerd te worden.”

Het heeft iets komisch, vind ik.
God doet iets, iets machtigs, zou er daarna nog iets te kiezen zijn?
Stel je voor dat Saulus op weg is Damascus,
hij is de kerk aan het vervolgen. Maar dan verschijn Jezus aan hem.
De mensen horen donder en bliksem. En Paulus is helemaal verblind.
En dan die machtige stem: Ik ben Jezus, die jij vervolgt.
Maar nu mag je kiezen, als je nee zegt is het ook OK hoor, dan ga ik weer…
Dat kan toch niet?

Als God geloof geeft is dat wonder.vervolg
En dan wordt de toon opeens heel intiem, en je proeft die bewondering:
“Maar deze wedergeboorte is een geheel boven–natuurlijke en zeer krachtige
en tegelijk zeer liefdevolle, wonderlijke, verborgen en onuitsprekelijke werking,
die in kracht niet minder of geringer is dan de schepping of opwekking uit de doden.
Hiervan getuigt de Schrift, die geïnspireerd is door dezelfde God
die deze wedergeboorte bewerkt.”

Tot geloof komen, een nieuwe mens worden,
dat is God die weer aan het scheppen is.
Die in je leven zegt, er moet licht zijn.

Als je nu het idee hebt, dat je lekker kan blijven zitten,
en niets hoeft, geen verantwoordelijkheden meer,
dan moet ik toch teleurstellen. vervolg
“… Dan wordt hun wil die vernieuwd is, niet allen door God aangezet
en bewogen, maar als hij door God bewogen is, werkt hij ook zelf mee.
Daarom wordt ook terecht gezegd dat de mens door de genade,
die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.”

Je werkt mee met God. We bewegen mee.
Daarom zeggen we ook: ik geloof. Niet: God in mij, gelooft,
Daarom kan niet alleen zeggen dat God iemand bekeerd, zoals bij Paulus,
maar ook, dat je zelf je bekeert. Ik bekeer me.
Allebei dus.


Nu heb ik nogal uitvoerig beschreven
hoe de kerk 400 jaar geleden het heeft verwoord.
Ze hebben veel woorden nodig, en proberen het misschien wel
gedetailleerder te beschrijven dan wij vandaag zouden doen.
Maar ik kan het in die tijd wel snappen.
En vind het leerzaam om te ontdekken, dat God het geloof geeft.
Bemoedigend ook. DL.III/IV.13
Maar dan weten ze ook heel goed, dat het wel een geheim is:
“De wijze waarop God deze wedergeboorte bewerkt,
kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomen begrijpen.
Ondertussen vinden ze daarin rust, dat ze weten en voelen
dat zij door deze genade van God van harte geloven en hun Zaligmaker liefhebben.”

Jij mag rust vinden, omdat jij weet en voelt, dat je van God houdt.
En dan staat er ook weer, dat het genade van God is.
Maar het gaat ook om je eigen ervaring. Weer dat dubbele. zwart

Ook Paulus helpt je om eens terug te denken aan je het begin van je
geloofsgroei. Dat was echt jouw keus. En tegelijk ook een kadotje van God.
Een kadotje waar je U tegen zegt, wat je ook niet weigeren kon.
Het is dwaasheid, maar ik vind het heerlijk dat ik niet tegen God op kan.

Maar het helpt ook, om elkaar te bemoedigen.
Mijn verantwoordelijkheid neemt God serieus.
Een gesloten hart is nu open. Hardheid, zacht gemaakt,
veranderd van dood naar levend, van ongehoorzaam naar gehoorzaam.
En nu sterkt God mijn wil, dat ik als goede boom, mag leven, mag bloeien.
Dat ik mijn liefde en mijn dankbaarheid aan God mag geven.
Van Jezus houden en hem volgen.


Ben je er blij mee, dat je gelooft?
Kunnen we elkaar gelukwensen, mag ik je complimenteren met geloof?
Misschien ben je geneigd om te zeggen: ik wil niet roemen.
“Ik kan er niets aan doen, ik heb het ook maar gekregen.”
En dat klopt. En tegelijk is er die andere kant. “We kunnen er wel in oefenen.”
Die oude geloofsbelijdenis zegt ergens: We zijn geen stokken en blokken.
Vandaag zouden we zeggen: we zijn geen robots.
God is niet een houtje–touwtje poppenspeler
die onze affectie voor hem opwekt omdat hij erom verlegen zit.
Nee, onze liefde voor hem is echt.

En die echtheid mag ook gewaardeerd worden.
Je mag je gelukkig prijzen dat je gelooft. Dankbaar het kado aannemen.
We doen God dan het meest recht, als genieten van wat hij geeft.
Als je Paulus hoort, lijkt het alsof hij roemen wil afremmen.
En ja, eigenroem is uitgesloten. Maar hij citeert Jeremia: Jer. 9:23
“Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich erop beroemen dat hij mij kent,
inziet dat ik, de HEER, dit land liefde schenk,
rechtvaardigheid en recht, want daar schep ik behagen in – spreekt de HEER.”

Laten we het bij elkaar zien, wat God geeft: dat je God kent.
Laten we dat bij elkaar benoemen, en elkaar daarmee aansporen.
Zonder ongemak of schaamte, maar juist dankbaar te aanvaarden.
En zeg dan: ja, er is ook iets moois aan mij.
En dankjewel dat je me waardeert voor wie ik ben.
Ik heb het van mijn lieve Vader. Amen


online delen:

tag Dordtse Leerregels geloof bekering balans talent sympathetisch-kritisch

Deze preek maakt deel uit van een serie: Dordtse Leerregels
Ter gelegenheid van 400-jaar synode van Dordrecht. Over gekozen worden(1), geloof krijgen(2), en volhouden(3).

  1. Ef. 1:04-6 - De kiezer heeft altijd gelijk
  2. 1Kor. 1:26-31 - Blij met geloof (huidige pagina)
  3. Heb. 12:02a - Geduld van en met God

Meer preken uit 1 Korintiërs