Votum en Groet Opw 281 (als een hert dat verlangt) Wet: Jezus' samenvatting en Gal 3:24-29; 5:13-23 NLB 838: 1,2,4 (O Grote God die liefde zijt = LvK 481) doopformulier 1 - onderwijs - gebed - vragen en bediening doop (kinderen naar voren) - vraag gemeente (kinderen terug) zingen Opwekking 602: Vrede van God - gebed (ook om opening vd schriften) LLPs 8:1-6 (Levensliederen: HEER, onze Heer, hoe machtig, mooi en sprekend) Kinderen naar KBC T: Jona 1 PvN 42: 1, 5, ref, 6, 9, ref L: Mat 12:38-42 Preek over Jona 1 (aan begin vd preek Lezing van Rom 6:3-5, ook op beamer) Ps 105:1, Gebed Collecte GK 145:1-4 (Heer onze Heer) Zegen

Gemeente door Jezus Christus geliefd.

We zijn niet vaak getuige van een doop,
daarom wilde ik daar graag vanmorgen over preken.
Wat de doop is, wat het betekent.
Nu zijn we als kerk van ouds heel goed in onze formulieren,
met een stuk onderwijs daarin.
Dat gaan we nu niet helemaal over doen,
maar voor we het verhaal van Jona induiken
wil ik als introductie daarop stilstaan bij een kerntekst over de doop.
Ik denk, één van de belangrijkste teksten daarover
staat in Romeinen 6. Paulus zegt daar: Rom 6:3–5
“Je weet toch dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus,
zijn gedoopt in zijn dood?”

Wat betekent dat, ergens in gedoopt worden?
Het lijkt ergens een beetje op fonduen.
Zoals je iets in de gesmolten kaas of gesmolten chocola stopt.
En wat je eet verandert er als het goed is door.
Een beeld uit Paulus’ brieven van dat vernieuwde veranderde leven is,
dat je een nieuwe jas aantrekt.
En ook dat lijkt een beetje op het kaas– of chocolaagje
We lazen dat aan het begin van de dienst bij de wet: (Gal 3:27)
“U allen die door de doop één met Christus bent geworden,
hebt u met Christus omkleed.”

Maar Paulus gebruikt in Romeinen een ander beeld; want je doopt niet
een ijsje in een bak met spikkeltjes, om de boel wat op te leuken;
nee, je wordt ondergedompeld in de dood.
“Je weet toch dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood?”
Om weg te zinken in de diepste zee. Het is een zwart gat.
Alles wat je erin plonst wordt vermenigvuldigd met 0.
Het is weg. Het is dood, bestaat niet meer.
En dat klinkt niet leuk, maar zo is het de bedoeling.

We denken over de doop vaak in termen van wassen, schoon worden,
… in een tummy–tub, in een badje, dat is schattig.
Maar de doop is niet perse schattig.
Het gaat niet om het symbool van schoonmaken, dat is meer het gevolg.
Wat er gebeurt; we worden ergens ingestopt,
ingevoegd, onderdeel van Jezus’ levensverhaal.
En dat begint met zijn dood.
Zo komt er wat er mis met me is aan zijn einde.
“We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven”
We zijn dus in Jezus gestapt, en hij sleurt ons mee de dood in,
en zo doet hij weg wat niet goed is.
Zonden weg, zand erover, begraven.
“… om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt,
een nieuw leven te leiden.”

Het doel van God is nooit de schepping weg te doen,
om de tent te sluiten, ons op te geven.
Het doel is niet op de wereld maar onder water te zetten,
en het bij de zondvloed te laten.
Het doel is niet om zijn volk, zijn kinderen op te geven,
Maar juist om opnieuw te beginnen.
“Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding.”

Jezus komt weer boven uit de dood,
en zoals we met hem zijn meegesleurd, tilt hij ons ook op.
We horen zo helemaal bij Jezus,
we zijn zo verweven met Jezus.
U, jij, en ik, …. We zitten in Jezus.
Om wat slecht is weg te doen, en om op te staan.
Tot zo ver Romeinen 6.


Als Paulus verwijst naar het levensverhaal van Jezus,
is goed om te kijken naar hoe Jezus daar zelf over spreekt.
Jezus zegt dat zijn leven in het teken van Jona zal staan.
“zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat,
zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten
in het binnenste van de aarde verblijven.”
Dit lazen we.
Mijn aandacht ging altijd meteen naar Jezus’ dood en opstanding.
Drie dagen erin, en er weer uit.
Want we delen niet alleen Jezus’ neergaan maar ook in zijn opstaan.
Toch wil ik vanmorgen via het verhaal van Jona, letten op het begin.
Ondergedompeld in de buik van de onderwereld; de doop van Jona.

Als we het verhaal van Jezus en Jona naast elkaar leggen,
krijgt het verhaal van Jona opeens meer kleur.
Mij viel opeens wat op, ik wist het eigenlijk allang,
maar toch werd Jezus er mooier van.
Dat wil ik vanmorgen met jullie delen.


Jona werd door God gestuurd.
Hij moest preken tegen de zonde van Ninevé.
Maar Jona wil niet. Daarmee begaat hij zelf de fout bij God weg te gaan.
En het lot wijst dat ook aan.
Jona is de fout. Hij is de reden van de storm,
de straf van God is voor hem.

En wat je met de fout doet, is het wegdoen.
Jona wordt opgeofferd, het kwaad wordt uit hun midden verwijderd,
en de vrede keert weer. Wat zijn ze daarvan onder de indruk!
Het zijn buitenlanders, die voor het eerst kennis hebben gemaakt,
met de God van hun offer.
Jona, de Hebreeër, die de God van hemel, zee en aarde, dient.
Die God, leren ze een beetje kennen.

Het is gek, maar wij weten natuurlijk dat Jona niet dood gaat.
Maar die boot bleef echt niet 3 dagen op dezelfde plek,
nadat ze Jona als een laatste stuk ballast overboord kieperden.
Zij zagen de vis niet, ze waren er niet bij toen Jona aan land kwam.
Dit is wat ze via Jona, de weggelopen profeet,
van God hebben leerde kennen:
dat hij hemel zee en aarde maakt.
Dat hij profeten stuurt.
Ze leren, voor wie het nog niet wist,
hoe stronteigenwijs mensen kunnen zijn,
en gewoon de andere kant oplopen,
en ze leerden in die woeste levensbedreigende storm
de woede van God kennen.

Wij kijken daar misschien een beetje neerbuigend naar.
De woede van God, en hoe barbaars het is dat ze in wanhoop,
een mensenoffer brengen.
Maar voor de mannen aan boord was dat geen probleem.
Ze snappen God wel. Ze zeggen tegen Jona:
Man! Hoe kon je zo dom zijn.
Dat je God die alles heeft gemaakt niet gehoorzaamt.
“Hoe heb je dat kunnen doen?!”

Wat hebben die zeemannen nog meer over God geleerd?
Ze worden niet boos op Gods woede, wel proberen ze ertegen te vechten,
te voorkomen dat Jona overboord moet.
Maar ergens accepteren ze dat. Ze vinden de straf van God terecht.
Wat ze leren, is dat roeien met de riemen die zij hebben
niet genoeg is. Tegen de storm van God is niets opgewassen.
Zij redden het niet zelf.
Iemand anders moet wegzinken, en dan pas zijn zij gered.
Ze leren zien dat God een profeet stuurt,
iemand die zich opoffert, om de rest te redden.
Wat ze ook leren, als dat gebeurt, is de stilte, de vrede, die daarop volgt.
We zongen dat elkaar toe: vrede van God.
“Toen tilden ze Jona op en gooiden hem in zee, en de woede van de zee bedaarde.
De mannen werden vervuld met bang ontzag voor de HEER.”

Dat is niet omdat ze bang zijn dat elk moment weer
de storm kan opsteken, alsof de bliksem alsnog kan inslaan,
maar dat is diep ontzag.
Die vrede, het spiegelgladde water leidt tot verwondering
eerbied, respect: Wow. Dit is echt God. Het is serieus.

En als je iets van God ziet, hem ontmoet
dan wil je wat voor hem doen. Daar verander je van.
“Ze brachten hem een offer en deden hem geloften.”
Ze wijden bezit aan hem toe, door een offer te brengen,
en ze laten zien dat dat in hun leven uitwerking heeft,
door God dingen te beloven.

En dan moet je eens kijken, hoe. Jona bekent schuld, hij zegt:
“Ik weet dat het mijn schuld is dat deze storm zo jullie tekeergaat.”
Maar die schippers die bidden tot God:
“Ach HEER, laat ons toch niet vergaan als wij het leven van deze man opofferen.
Reken het ons niet aan als hier een onschuldige sterft.
U bent de HEER, al wat u wilt dat doet u!’”

Ze noemen Jona, die bekend heeft, een onschuldige.
Dat was Jona niet. En ik denk dat het een stukje heidens geloof was,
dat ze voor de zekerheid zich wilde indekken,
voor het geval het lot er naast zat, ofzo.
Maar dwars door dat heidendom zijn de schippers opeens profeet.
Want Jezus is het teken, Jezus is het onschuldige offer.

Hij werd door God gestuurd.
Hij preekte, niet tegen Ninevé, maar tegen zijn eigen volk.
Tegen de leiders van Israël.
We zien het in het boekje Jona gebeuren,
is dat Jezus bij ons in hetzelfde schuitje zit. Hij is een van ons.
Het is niet het lot dat Jezus aanwijst, maar God,
die hem precies om die reden gestuurd had:
om de slachtofferrol op zich te nemen, de zondebok te zijn die Jona is,
Jona is een teken dat vooruitwijst naar Jezus.
Niet alleen in de vis, maar ook in het in het diepe gegooid worden.
Hij neemt de schuld van het hele schuitje op zich, en red ons, de opvarenden.
Want tegen de storm van God is niets opgewassen.
We redden het niet zelf.
Iemand anders moet wegzinken, en dan pas zijn we gered.
Jezus wordt opgeofferd, en de woede bedaart.
Daar verwijzen de schippers na, als ze zeggen dat hij onschuldig is:
“Ach HEER, reken het ons niet aan als hier een onschuldige sterft.”

En het doel dat God hier mee haalt is dat ook wij als niet–joden,
oorspronkelijk mensen die er niet bij hoorden,
er nu bij mogen komen.
Je ziet dat ook in Matteüs.
Als Jezus zegt dat de Joden alleen het teken van Jona krijgen,
verwijst hij daarna ook naar de koningin van het Zuiden,
de koningin van Seba.
Ook zij kwam onder de indruk van het geloof in God,
een God die haar vreemd was.
De netten van Gods verbond worden vergroot,
De schippers, de mensen uit Ninevé, de koningin uit Seba,
ook wij, nuchtere Hollanders.
en ook wij, ook …, worden ingehaald, binnen gebracht.


Jezus is meer dan Jona, meer dan Salomo,
En je ziet daar in beide verhalen iets van Gods bedoeling
Dat er schippers, mensen uit Ninevé, en exotische koningen bijkomen.
Met Jezus wil God dat er meer niet–joden erbij komen,
onder diep ontzag, vol verwondering,
kijken we hoe Jezus door God gestuurd is, en gehoorzaam ging.
Je ziet dan ook hoe leerlingen van Jezus hun netten uitgooien,
wijder dan Israël alleen.

Zoals Jezus meer is dan Jona,
zo hebben wij meer geleerd dan de schippers.
Wat leren wij kennen van God?
Wat leren we aan de kinderen? Vertellen we anderen over God?
Ergens is het dezelfde basisles die de mannen aan boord kregen:
We moeten leren dat roeien met de riemen die we hebben niet genoeg is.
Tegen de storm van God is niets opgewassen.
Ik red het niet zelf.
Iemand anders moet wegzinken, en dan pas ben ik gered.
En dan leren ze ook de vrede kennen en raken onder de indruk.


Jona wordt ondergedompeld in de zee, valt zijn dood tegemoet.
Gelukkig voor hem wordt hij gered,
eerst door een vis, dan door Jezus die zijn plek inneemt.

Vanmorgen een uitnodiging aan u en aan jou,
om als gedoopte in te stappen in Jezus’ verhaal,
om te weten dat al je karaktereigenschappen die je niet zo mag,
in Jezus al verzonken zijn.
Al je verslaving, je misstappen, en eigenwijzigheid,
in Jezus zijn gestopt,
niet als een oppervlakkig laagje erover,
maar als een exit, een uitgang, een definitief einde.

Maar ook de uitnodiging om met de schippers mee te doen.
Want wie dat ziet, en meer dan Jona is hier,
zal zich net als de schippers,
zich aan de God van Jona willen toewijden,
die hemel zee en aarde maakte.
en vrede geeft.

Amen


online delen:

tag water doop Jona plaatsvervangend volken

Deze preek maakt deel uit van een serie: Jona
Twee preken uit 2017; de eerste bij een doopdienst, de tweede over bekering. Aangevuld met een oudere preek, over hoofdstuk 3 en 4, verzoening.

  1. Jona. 1 - De doop van Jona (huidige pagina)
  2. Jona. 2 - Die komt er wel (onderwater-geloof)
  3. Jona. 4 - Grote Verzoendag

Meer preken uit Jona