Votum en Groet Ps 90:1 Wet (NT versie) Ps 90:5,7 Gebed L: Hand 16:6-15 L: Fil 1:1-20 GZ: 121:8,9 (Door de wereld gaat Gods woord) (kinderen naar KBC) Preek (Tekst is Fil 1:6) OPW 378 (Ik wil jou harte dienen) Gebed (kinderen KBC terug) Voorbereiding Collecte: PS 66:5 Collecte Ps 90:8 Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus

De brief aan de Filippenzen:
Hij wordt wel de meest vriendelijke brief van Paulus genoemd.
En als je de brief leest,
hoor je hoe vaak het over vreugde gaat,
proef je dat hij goede herinneringen heeft aan die stad.

Heel bijzonder was het hoe God Paulus, Silas en Timoteus dwong (kaart)
om de oversteek naar het Europese vaste land te maken.
Kom over en help ons!
Filippi was de eerste Europese stad waar Paulus
het verhaal van Jezus vertelde.
Hun eerste bekeerling, Lydia, de vrouw die daar een purperhandel had,
haalt hen gastvrij in huis.
Als u ervan overtuigd bent dat ik in de Heer geloof,
neem dan bij mij uw intrek.

Ze drong er sterk op aan.

En deze hartelijkheid, deze gastvrijheid en gulheid,
merkt Paulus vaker in deze stad.
Door alle reizen heen die Paulus heeft gemaakt
is hij meerdere keren door Filippi gekomen.
En steeds hebben ze hem geholpen. Filip 1:3–5
Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk,
telkens wanneer ik voor u allen bid.
Dat doe ik vol vreugde, omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe
hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie.

Op allerlei manieren hebben ze Paulus en zijn werk ondersteund.
Toen hij een keer doorreisde van Filippi naar Tessalonica,
heeft de gemeente van Filippi hem financieel ondersteund.
Paulus schrijft dat in hoofdstuk 4: Filip 4:14–16
Toch hebt u er goed aan gedaan in mijn moeilijkheden te delen.
U weet zelf, Filippenzen, dat toen ik na mijn vertrek uit Macedonië
met de verkondiging begon, uw gemeente de enige is geweest
die gedeeld heeft in mijn tegoeden en tekorten.
Al in Tessalonica hebt u mij meer dan eens iets gestuurd
om mijn tekorten aan te vullen.

Paulus heeft het niet altijd makkelijk gehad.
Deze brief stuurt hij zeker 10 jaar, na hun eerste ontmoeting.
En dan heeft Paulus al van alles meegemaakt.
Hij schrijft: Filip 4:12–13
Ik weet wat het is om gebrek te lijden,
maar ook wat het is om in rijkdom te leven.
Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek.
Ik ben tegen alles bestand door hem die mij kracht geeft.

Een leven van reizen, van gebrek tot overvloed,
van geluk tot vervolging.
Een vol en emotioneel bewogen leven,
waarin Paulus zich helemaal geeft,
om het verhaal van Jezus de wereld in te krijgen.
Hij zit er nu zelfs om gevangen.
Maar ondertussen geeft Jezus hem zelf de kracht,
om alles aan te kunnen.

We lezen brieven van Paulus vaak als leerstellige documenten.
Theoretische verhandelingen over hoe het zit met Christus en de Wet.
Vermaningen als er misstanden in een gemeente zijn.
Of oproepen om de eenheid te bewaren en elkaar te verdragen.
Je zou vergeten dat er een mens achter deze brieven schuilgaat,
en dat ook in dat menselijke leven het verhaal van God klinkt;
dat je in het leven van Paulus de navolging van Jezus ziet.
Dit is een belangrijke rode draad door de brief.

De komende 3 zondagen hoop ik uit Filippenzen te preken.
Want in Paulus’ bewogen leven, alles wat hij heeft gedaan,
heeft hij ontdekt, dat als God iets goeds doet,
dat hij het dan ook af maakt.
Volgende week zullen we stilstaan bij de offerbereidheid van Jezus,
Hoofdstuk 2.
En die week erna hoop ik stil te staan bij het kernwoord: vreugde.
hoofdstuk 3 staat dan centraal.

Nu, als venster op de hele brief, Filippenzen 1:6
Ik ben ervan overtuigd dat hij die dit goede werk bij u begonnen is,
het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus.

—–

Paulus is dankbaar.
Je proeft de vreugde die hij heeft met deze mensen.
Hij dankt voor ze; hij zegt: U ligt me na aan het hart.
Hij is om deze mensen gaan geven.
En dat is wederzijds.
Want de gulheid en de hartelijkheid van de gemeente, doet Paulus goed.
Hij zit gevangen, maar de gemeente van Filippi
heeft hem weer ondersteuning gestuurd: Financiele hulp,
en morele steun in de gevangenis, in de persoon van Epafroditus.
Deze man is gestuurd vanuit de gemeente van Filippi,
om hun betrokkenheid te laten zien.

Paulus schrijft dat in hoofdstuk 4:Filip 4:18b–20
Mij ontbreekt niets dankzij de gaven die Epafroditus namens u heeft gebracht;
ze zijn een geurig en aangenaam offer, dat God behaagt.
Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen,
door Christus Jezus.
Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.

Paulus is niet blij en dankbaar, omdat deze mensen hem helpen,
maar omdat hij ziet dat ze het voor God doen.
en uit de overvloed van de majesteit van God, zal je worden terugbetaald.

En tegelijkertijd is deze Epafroditus ook het middel,
waarmee God als een Vader, voor Paulus zorgt.
God zorgt voor hem.
Want hij heeft deze mensen zo hartelijk gemaakt.
Het is het werk van Christus, dat in hen begonnen is,
en zeker zal worden volmaakt op de laatste dag.

Eigenlijk zie je hier hoe het verhaal van Jezus een domino–effect heeft.
Paulus heeft rondgetrokken met het verhaal van Jezus.
Hij heeft gepreekt, hoe Jezus zich inzette voor de mensen,
hoe hij zijn leven heeft gegeven, tot de dood toe:
het is een offer, aangenaam voor God.

Deze Jezus heeft Paulus bij zijn nekvel gegrepen,
Zo verandert God hem van vervolger in verkondiger.
En vervolgens reist hij zo’n beetje de hele bekende wereld af.
Uit zijn brieven weten we dat hij in Arabie is geweest,
en tot aan het huidige Croatie is gekomen;
dat hij plannen had om Rome te bezoeken op een doorreis naar Spanje.
Maar op het moment dat Paulus deze brief schrijft
lijken al die plannen in rook op te gaan.
Hij zit gevangen, en houdt er rekening mee dat hij vermoord kan worden.
Toch schrijft hij: Filip 2:17
Ook al zou mijn bloed als een offer worden uitgegoten,
samen met het offer dat u brengt door de dienst van uw geloof,
toch ben ik vol vreugde, samen met u allen.

Jezus’ offerbereidheid, is als een domino–effect op Paulus overgeslagen.
En als hij het goede nieuws van genade en vrede doorgeeft,
maakt dat op zijn beurt ook zijn hoorders gul.
Vanuit Filippi ondersteunen ze Paulus.
Het zijn daar hartelijke mensen geworden:
bereid om te geven, Paulus te ondersteunen.
En hij noemt dat goede werk van Epafroditus:
een geurig en aangenaam offer, dat God behaagt.

In de brief wordt deze Epafroditus genoemd aan het eind van de brief,
maar halverwege ook al. Paulus schrijft: Filip 2:25–30
Ik vind het nodig Epafroditus naar u terug te sturen.
Hij is mijn broeder, medewerker en medestrijder geweest,
en heeft mij namens u bijgestaan in mijn nood.
Maar hij verlangt ernaar u allen weer te zien en maakt zich grote zorgen,
omdat u van zijn ziekte hebt gehoord.
Hij was inderdaad ziek en is bijna gestorven,
maar God heeft zich over hem ontfermd. En niet alleen over hem, ook over mij:
hij heeft me nog meer verdriet bespaard. Ik stuur hem nu zo snel mogelijk;
dan kunt u weer verheugd zijn wanneer u hem terugziet en heb ik minder zorgen.
Verwelkom hem vol vreugde als iemand die één is met de Heer.
Houd mensen zoals hij in ere;
hij heeft immers door zijn werk voor Christus oog in oog met de dood gestaan.
Hij heeft zijn leven op het spel gezet om mij de hulp te geven die u niet kon bieden.

Paulus geeft dus hoog op van deze Epafroditus.
Hij heeft zich, net als Jezus, net als Paulus,
vol voor het verhaal van God ingezet.
Paulus is dankbaar, voor de financiele steun en morele support,
die hij van deze strijdmakker heeft gekregen.
Namens alle gemeenteleden in Filippi.
Maar Epafroditus was blijkbaar ziek geweest,
Paulus heeft zich daarover zorgen gemaakt,
de gemeente in Filippi heeft zich daarover zorgen gemaakt,
en Epafroditus zelf voelt zich ook ongemakkelijk,
dat zijn thuisgemeente, zo ver weg, zo over hem heeft ingezeten.
Hij heeft heimwee. Dus Paulus stuurt hem terug.
Zijn laatste taak was het brengen van deze brief,
vanuit Paulus’ gevangenis, naar de gemeente.
Misschien voelde het wel als falen, in de morele support,
alsof de zieke Epafroditus Paulus tot last is geweest,
Maar Paulus is juist zo dankbaar.
Nadrukkelijk noemt Paulus hem mijn broeder, medewerker, medestrijder.

Vooral dat laatste woord zal indruk hebben gemaakt in Filippi.
Want Filippi was een soldatenstad.
Na een diensttijd van twintig jaar werden legioensoldaten ontslagen
en ontvingen ze een stuk land in een Romeinse kolonie.
Ook kregen ze Romeins burgerrecht.
Filippi was zo’n kolonie, een soort Rome versie 2.0,
waar veteranen een stuk land kregen, en Romeins burgerrecht.
Epafroditus’ diensttijd zat er nu ook op.
Houd zulke veteranen in ere,
want hij heeft oog in oog gestaan met de dood, zegt Paulus.
Zulke strijdmakkers krijgen een hemels burgerschap.
Want het goede werk dat Christus is begonnen wordt daar volmaakt.
In alles wat we voor God doen,
of het nu lukt of dat je je misschien voelt falen,
Paulus laat de gemeente in Filippi zien,
dat God begint met iets goeds doen, en dat hij het ook af maakt, goed.
Dat maakt hem zo vol vreugde.

– Paulus is dus dankbaar, midden in de gevangenis.
Maar om dit te kunnen, is het belangrijk dat je het kleine kunt waarderen;
de kleine tekens zien, dat God bezig is.
Het vertrouwen dat hij niet loslaat, het werk van zijn handen.
Dat je ze ziet: de zonnestralen uit de hemel; de knipogen van God.
Juist midden in een wereld die soms tegenzit, nog niet volmaakt is.
Juist dan moet je ervan overtuigd zijn, dat het goede wat God begonnen is,
dat hij dat op de dag van Jezus compleet en heel zal maken.

Midden in de gevangenis, lukt het Paulus om de goede dingen te zien.
En dan kan hij zeggen:
U moet weten, broeders en zusters, dat wat mij is overkomen
er juist toe bijdraagt dat het evangelie wordt verspreid.

Het zal toch ook echt frustrend zijn geweest.
Toch zeker 10 jaar op reis, werken in de gemeentes
waarvan hij de meeste stichtte.
Brieven schrijven, mensen aansturen, coordineren.
En dan eigenlijk buiten werking gezet worden,
omdat Joden hem dreigen te vermoorden,
dat de Romeien hem maar in bescherming nemen.

Maar het heeft de jonge gemeentes juist een stimulans gegeven:
Bovendien durven de meeste broeders en zusters,
omdat ze door mijn gevangenschap vertrouwen in de Heer hebben gekregen,
de boodschap nu nog onbevreesder te verkondigen.

Dat is zo tegennatuurlijk, ja dan weet je dat God erachter zit;
dat hij de kracht geeft,
de drijvende kracht is, achter het vertellen van het verhaal van Jezus.

Er zijn ook predikers, die, nu Paulus in de gevangenis zit,
het gevoel hebben dat zij er eindelijk toe doen.
Dat zij nu in de spotlights mogen.
Afgunst en rivaliteit, noemt Paulus dat.
Maar zelfs daarvan kan hij zeggen: wat doet het er toe?
Wat telt is dat Christus verkondigd wordt.
Of het nu uit valse of oprechte motieven gebeurt –
dát het gebeurt verheugt me.

Daar moet je fijnzinnig voor zijn.
Je eigen gevoel van, misschien wel gekwetst–zijn,
voor aan de kant kunnen zetten.
Dat maakte het voor Paulus ook echt wel zwaar,
Maar dan moet door hebben waar het nu echt op aankomt;
wat echt belangrijk is.
Dan kan alleen als God je het grote overzicht geeft:
Ik begin iets goeds, werk maar, zet je maar in, ga je gang
maar ik zal wel zorgen dat het af komt,
ik zal zorgen dat het gaaf wordt.
Wat een ontspanning geeft dat!
God is niet afhankelijk van jou geploeter,
Je hoeft niet de tent te redden, de boel bij elkaar te houden. God doet het.

En als je dat ziet, dan wordt je ontzettend gelukkig.
Want dan zie de hele tijd Gods vaderhanden.
Die jou inzet en het werk van onze handen gebruiken wil,
en altijd opvangt wat ons door de vingers glipt.
God wil dat ik zijn werk zie. De kleine beginnetjes.
Het goede werk dat Christus in je begint.
Blij zijn met de kleine dingen…

– Dan zie je op zondag, deze rustdag, in deze vakantietijd,
een begin van de rust die God geven zal. Zijn vrede.
en dan hoeft het nu niet volmaakt,
en hoeft niemand meer met een scheef oog te kijken naar een ander,
die misschien naar een mooiere bestemmig gaat
maar kijk naar de rust die God aan jou wil geven.

Dan zie je een beginnetje van acceptatie,
dat die ander toch ook echt Christus wil gehoorzamen,
ook al ben je het misschien niet met hem of haar eens.
En dan is het nu nog niet volmaakt,
maar waar het om gaat is dat Christus verkondigd wordt;
en wat doet de rest er dan nog toe?
Dan merk je, misschien wel tot je eigen verbazing,
dat er groei is in fijngevoeligheid.
Dan is dat een goed begin, dat op de dag van Christus
zal uitgroeien tot een volle vrucht.

Dan zie je nu al een start, een aanzet,
els een eerste knop in de lente,
van de vruchten van gerechtigheid.
Die goede eigenschappen van Jezus zelf.
Je merkt een groeiend verlangen voor navolging,
en ziet dat dankbaar ook om je heen gebeuren.
En het wordt maar meer, als een domino–effect.
Al die vele anderen die maar geven en geven,
oog en oor hebben voor een ander.
De veteranen in Filippi hadden het begrepen
wat het betekent om kerk te zijn.
Op het veld ben je op elkaar aangewezen, we hebben elkaar nodig.
Misschien zat de kerk daar wel vol met stevige kerels,
mannen die weten hoe je fysieke overmacht moet gebruiken
en weten wanneer je juist slimme strategie moet toepassen.
die misschien wel gedrild zijn in het recht van de sterkste,
en echt wel genoeg van de wereld hadden gezien.
Mensen die voelen wat macht met je kan doen.
Uitgerekend zij, zijn de enige gemeente die Paulus ondersteunen.
De gulle en hartelijke gemeente.

Zo wordt Filippi een voorbeeld, waar je ziet,
hoe Christus een goed werk begint,
en Paulus vol geloof kan zeggen dat Christus dat zal voltooien.
Zo is ook jou leven en mijn leven opgenomen,
in het werk van God,
gedragen in de handen van Vader,
die een goed werk begonnen is,
en die zijn werk ook echt zal afmaken.

Amen


online delen:

tag veteraan Epafroditus

Deze preek maakt deel uit van een serie: Filippenzen

  1. Fil. 1:6 - God maakt het af (huidige pagina)
  2. Fil. 2:06-11 - Beweging
  3. Fil. 3:01-11 - Vreugde

Meer preken uit Filippenzen