Welkom Sela: Votum en Groet HH.707 Met open armen (kom als je moe bent van de vlucht) Wet Gebed Opw 717 (Stil mijn ziel wees stil) Kinderen naar verteldienst T: Dt 26:1-11 Preek DNPS 146:4-6 (vs 5 Hij beschermt de vluchtelingen) Introductie Avondmaal Gebed Sela: Aan uw tafel (HH517) Woorden bij Brood en Wijn Gaande Viering Sela: Avondmaal Mededelingen KR Gebed Laatste lied naar de camera zingen: NLB 416:1-4 (Ga met God en Hij zal met je zijn) Zegen met gesproken Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Ben jij thuis, ben jij veilig?
Ik denk dat veel mensen hun plekje echt gevonden hebben.
Mooie plek om te wonen. Prachtige natuur.
Je huis en tuin ingericht zoals je wil.
Ben je hier geboren en getogen, ja, dan is dit je plek.
En heb je je familie dichtbij, dan gaan de wortels diep.
Of je ben hier recent komen wonen? Misschien even wennen en zoeken,
wat lastig was in corona–tijd, maar het gaat steeds beter.
Je neemt je plek in, ook in de gemeente.
Wat is het kostbaar als je je ergens thuis voelt.
Veilig en vertrouwd.

God wil je een thuis geven; een beloofd land.
Mozes zegt het hier tegen het volk:
“Straks zult u het land binnengaan dat de Heer uw God,
als grondgebied zal geven. U zult het in bezit nemen en er gaan wonen.
U zult er de oogst kunnen binnenhalen.”
En wat er verder volgt.
Je markeert je territorium.
In bezit nemen, eigen maken, naar de hand zetten, inrichten.
Je zult er werken, voorzien in je onderhoud.
Aan alles voel je: dit is mijn plek.

Nouja. God wil je een thuis geven.
Het land is door hem beloofd; land dat de Heer als grondgebied geven wil.
Eigenlijk best goed om eens te bedenken, hè?
We werken om de hypotheek of de huur, de gasrekening, te betalen.
We richten ons plekje in. Wij doen dat allemaal.
Maar tegelijk is het goed om te bedenken, dit komt van God.
Heb ik gekregen.
Je hebt er hard voor gewerkt, maar ook: het is wat God je geeft.
Dat is het bijzondere aan alles wat we zegen noemen.
Alles wat fijn is, wat goed is, waar we van genieten,
het komt van God.
Die fanatische ingeving van jou; God gaf je het verstand.
Die sportieve prestatie, waar je voor trainde; God gaf jou de kracht.
Die hobbel die je moest overwinnen. Heb jij gedaan.
En God gaf je erbij het doorzettingsvermogen en droeg je.
Ja, het leven zelf: God gaf je de adem.
Wat bijzonder eigenlijk. Dit geeft me vertrouwen, en bescherming,
daarom ben ik veilig bij God.
God geeft een thuis: het beloofde land.

Maar daar zijn we nu nog niet.
Mozes zegt dat tegen het volk, wat dan nog in de woestijn is,
een zwervend bestaan, wat dwalen door de woestijn.
Niks beloofde land, niks oogst.
Ze hebben geen akkers, geen huizen, geen vaste plek.
Ze waren zelfs op de vlucht. Weg uit Egypte, het slavenhuis.

En je hoeft vandaag maar het journaal aan te zetten,
en je ziet dat de wereld niet veel verbeterd is.
Oorlog in Oekraïne. Gezinnen uit elkaar, vrouwen en kinderen op de vlucht.
Burgeroorlogen in Afrika.
Stammen, dorpen, families die veiligheid in een ander land zoeken.
En terecht komen op plek, waar al armoede is.
De voorzieningen die al beperkt zijn moeten nog meer gedeeld worden.
Kun je je voorstellen? Vreemdeling zijn?
Niet veel meer hebben dan de kleren waarmee je vertrokken bent,
en een rugzakje misschien? Zelfs de vossen hebben holen,
maar zij hebben geen plek die ze thuis noemen.

Ik denk dat we hier ons maar weinig bij kunnen voorstellen. Godzijdank.
Maar ook van deze zegen geldt, het is niet alleen veiligheid,
waar wij voor hebben gewerkt, georganiseerd,
een niet–corrupte en werkende rechtstaat.
Maar ook dat hebben we gekregen.
En ook wij hier kunnen voelen, als je een hart hebt,
de wereld op je laat in werken, dit is echt het paradijs niet.
Merk je het in zorgen om gezondheid. We hebben dat niet in de hand.
En je voelt je opgejaagd van dokterspost naar ziekenhuisafdeling.
Merk je het in maatschappelijke zorgen, trek je van loket naar loket.
Merk je het in je eigen vluchtige leven.
Het zoeken naar afleiding, het trekken naar prikkels.
Zo kan de virtuele wereld een zegen zijn, maar ook echt een vlucht.
Waar vluchten we voor? De job–hopper is toe aan een nieuwe uitdaging.
We hebben een trekkend bestaan.

Maar denk ook aan Gods regels.
De richtingaanwijzers voor een goed en mooi leven.
Het is zelfbeproeving. En ben ik er al? Nee.
God wil het beloofde land geven, maar ik ben er nog niet.

Daarom wil God je je geschiedenis leren.
Om te weten waar je naar toe gaat, moet je weten waar je vandaan komt.
En er staat hier in Deuteronomium een hele typische zin.
Vers 5: “Mijn vader was een zwervende Arameeër.”
Stel je het plaatje voor:
De Israëliet is inmiddels in het beloofde land,
hij komt bij de priester,
dankbaar voor het werk wat hij heeft kunnen doen,
dankbaar voor de oogst, voor alle zegen.
En dan moet hij een verhaal vertellen.
“Mijn vader was een zwervende Arameeër.”
Vader Abraham was ontwortelt uit Ur.
Vader Jakob moest vluchten voor de honger.
De 12 stammen moest vluchten voor de wrede Egyptenaren.
We hebben een geschiedenis van vluchten en vreemdeling zijn.
Voor Joden die Pesach vieren is dit een hele belangrijk zin.
Dit is waar ze beginnen moeten met het vertellen van hun uittocht,
ze vertellen elke maaltijd hun bevrijdingsverhaal,
te beginnen bij die zwervende Arameeër.

De kerk heeft dit centrale verhaal uit de geschiedenis van Israël,
ook altijd begrepen als een beeld voor henzelf.
Slaaf van de zonde. De wereld, de duivel, de commercie,
het zijn wrede slavendrijvers.
Slaaf van de portemonnee, van de techniek,
van het eten, van de gezondheid, van de commercials.
Misschien zit je vast in een foute gewoonte,
merk je in jezelf de verkeerde reflex.
Een lelijke hatelijke gedachte,
een dubbelzinnige blik, ogen die wegglijden,
of je hecht teveel waarde aan hoe anderen naar je kijken,
hoe je bent, hoe je eruit ziet, hoe je overkomt.
Je hebt je afhankelijk gemaakt en uitgeleverd aan het oordeel van anderen.
Wat kan dat ongenadig zijn …
Of juist een wantrouwen naar mensen om je heen.
Misschien wel ontstaan door het kwaad wat anderen je aandeden,
maar wat moeilijk, als je daardoor goedheid van anderen
niet meer durf te accepteren.
In onze relaties, merk je vaak genoeg, in de kleine wrijvingen,
van de onderhuidse gedachten tot een uitbarsting waarin je je laat gaan,
dit is nog echt niet de het beloofde land.
Kijk dat eerlijk in de ogen.
Waar kom je vandaan? Wie ben ik? met alles wat er mooi aan me is,
maar ook waar ik gebroken ben, en heling nodig heb.

Maar dat is gebeurt.
De Israëliet moet zeggen: ik ben het land binnengegaan.
Ja, mijn vader was een zwerver,
we hebben een geschiedenis van onderdrukking.
“Maar toen klaagden we de Heer, de God van onze voorouders, onze nood.
En de Heer bevrijdde ons uit Egypte, met sterke hand en opgeheven arm.”

Als wij de maaltijd vieren, gedenken we Jezus.
Het is geschiedenis. Dat is gebeurt. Volbracht.
Hij liet zich boeien om ons vrijuit te laten gaan.
Hij werd onschuldig ter dood veroordeeld,
zodat wij voor Gods rechterstoel zouden worden vrijgesproken.
Hij is door God verlaten, zodat God ons zou aannemen en hij ons nooit meer
zou verlaten. Door zijn bloed en zijn dood sloot hij een nieuw verbond
toen hij uitriep: ‘Het is volbracht!

Als je aangaat, zeg je dus, dit heeft Jezus voor mij gedaan.
Door de kracht van zijn genade ben ik vrij.
We erkennen: ik was niet vrij. Ik weet dat zwerven bitter smaakt.
Ik ken mijn geschiedenis, mijn vader was een zwervende Arameeër.
En ik ook ben vaak genoeg verdwaald.
Maar heel mijn zoekend leven, u hebt het zoet gemaakt.
Daarom wil God je je geschiedenis leren.

Zodat je de toekomst kunt delen.
Want ons verhaal van bevrijding is niet het eindpunt.
Maar het is een beginpunt voor een feest.
Het verhaal eindigt niet bij: Jezus redt mij, en nu is het klaar.
Nee, er is nu een toekomst om te delen.

De Israëliet bij de priester, komt dankbaar zijn graanoffer brengen.
Hij is nu in het beloofde land, maar het is toch het paradijs niet.
Want er zijn nog steeds vreemdelingen die bij u in de stad wonen.
Maar God wil het mooi maken.
Vers 11. Ga met de leviet en de vreemdelingen die bij u wonen,
een feestmaal houden met al het goede dat u en uw familie
van Hem hebben ontvangen.
dat is het doel van jouw bevrijding:
Dat je het goede leven wilt delen met anderen.

En niet zomaar anderen. Met de mensen zonder thuis.
De levieten hadden bijvoorbeeld geen eigen stamgebied.
En ook de vreemdeling was er niet thuis.
God zegt: juist met hen moet je Gods zegen delen,
want jouw vader was toch ook een zwerver?
Je weet toch hoe of het was?
Nu ik je het goede geef, deel er dan van uit.

En als je deze lijn doortrekt, en toepast op je eigen tekorten,
als het goed is zorgt Gods bevrijding voor compassie.
Je kijkt niet neer iemand die zonder God leeft,
want je weet dat jij niet anders was.
Je kijkt er niet raar van op, als iemand een keer misstapt,
want je kent je eigen geschiedenis.
Aan jouw tafel vinden de leviet en de vreemdeling elkaar,
de mensen die erg betrokken zijn op de dienst aan God,
en de mensen die niet bij het volk horen. Ze vinden elkaar.
Omdat jij het feest van jouw bevrijding vieren wil.
De toekomst die jij hebt, wil je delen.


Onze toekomst ligt in een beloofd land.
Als God komt. En de wereld herstellen zal. Als Jezus koning zal zijn.
Als alle volken optrekken, en iedereen thuis is Jeruzalem.
Egypte en Irak, de Palestijnen en Soedanezen, Ps.87:4
Alle volken zullen zeggen: “Wij zijn hier geboren.”
En al zijn we er nog niet, wie zijn geschiedenis kent,
wie het verhaal van zijn bevrijding kent,
die wil de toekomst al vieren.
Bedenk, God geeft deze opdracht, nog voor dat ze het beloofde land
zijn ingetrokken. Dit is een instructie voor onderweg.
Maar leer om het te vieren,
zowel met de mensen van God, als met wie nog vreemd is.

Ben jij thuis? Bijna.
Ben jij veilig? Ja. Amen


online delen:

tag avondmaal vreemdeling reeds en nog niet Pesach bevrijding

Meer preken uit Deutronomium