Welkom Stilte HH 495 (Votum en Groet) Wet Ps 119a: 1,2,3 (Uw woord omvat mijn leven) Gebed Jonge kinderen naar kinder bijbelclub (Lantaarn) Lezen Ruth 4 GKB 155:1-4 (vers 1 door voorzangers, vanaf vers 2 +gemeente) Kid moment Preek NLB 939:1 en 3 (Op u alleen, mijn licht, mijn kracht) Gebedspunten KR Gebed Collecte Opw 347=ELB 276 Ik geloof in God de Vader (als geloofsbelijdenis) Zegen en Danish Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Waar is jouw naam aan verbonden?
Weet je nog toen je je eerste handtekening ging oefenen?
Ik voelde me toen heel erg stoer. Dit is mijn naam.
Soms maak je er echt een kunstwerk van. Dingen uitproberen.
En dan heb je hm. Ja, dit is hoe ik mijn naam wil schrijven.

Nog een voorbeeldje over je naam.
Wie weet wat een ex libris is?
Wie gebruikt ze nog?

Mijn opa maakte houtgravures. foto
In een houtblok, sneed hij er hout uit,
zodat je een stempel krijgt.
Die plaatjes kun je in een boek plakken,
en daarmee laat je zien, dit is een boek,
uit de bibliotheek van … en dan je naam.
Voor al zijn kleinkinderen heeft mn opa ze gemaakt.
Dit is hm ex libris 1
En toen vond opa het leuk om een ex libris voor me maken,
die iets met Escher had, want dat vonden we beide mooi. ex libris 2
En toen wilde hij een portret oefenen, dus vroeg hij of ik
nog een mooie componisten–kop voor hem had die hij kon proberen
en dat is deze geworden. ex libris 3
Met al die exlibrissen kan ik dus laten zien, dit boek, heeft mijn naam.

Maar deze blokjes hout, zijn kleine kunstwerkjes,
waar opa’s naam aan verbonden is.
Kijk. Op al zijn houtblokjes is dit zijn logo. CC: Carel Cramer. logo
Dus ook zijn naam is verbonden.
Het laatste blokje wat ik laat zien, blokje
is het blokje waar mijn geboortekaartje van is gemaakt.
En toen ik gedoopt werd, toen heeft God zijn naam aan mij verbonden.
Wat dit allemaal met de tekst te maken heeft, kom ik op het einde op terug.


In het oude Israel was je naam verbonden aan een stuk land. zwart
Het is al erg genoeg, dat Naomi het land van haar gestorven man Elimelech,
en hun twee zoons, Machlon en Kiljon, moest verkopen.
Hun naam is dan echt het enige wat ze had.
Maar toen God zijn volk naar het beloofde land bracht,
had hij voor iedereen een stukje toebedeeld.
Hier is jouw plot, en dit stukje wordt jouw stek.
Hoe mooi is dat?
God geeft je een plek om te leven en om van te kunnen leven.

En als je aan lager wal raakte, en je erfdeel moest verkopen,
voelde het net alsof je geen eigen plek meer had in het land van God.
Daarom had God regels gegeven, dat je land wel kon kopen en verkopen,
maar dat de naam er wel aan bleef plakken.
Eens in de 50 jaar keerde het bezit weer terug naar de naam.
Als je land kocht of verkocht, kocht je dus niet echt de grond,
maar meer het vruchtgebruik. Het recht om er te verbouwen.
God gaf een erfeel. God geeft je ruimte, een plek om te leven.
En ook al hoefde de familie van Elimelech het even niet,
en vertrokken ze liever; zomaar kom je niet van God af …
God blijft plakken.


Boaz gaat naar de stadspoort. Hij gaat daar strategisch zitten,
met straks 10 mannen die hij als getuige erbij kan roepen.
En dan komt en–passant die verwante voorbij.
Ook aan zijn naam wordt voorbijgegaan: “zijn naam is niet van belang”
Is het toeval dat hij langs komt lopen? Nouja –
net zo toevallig als dat Ruth eerder op de akkers van Boaz terecht kwam.
Er is joods commentaar die heel grappig over dat toeval opmerkt:
“Boaz heeft zijn stuk gedaan, Ruth heeft haar deel gedaan, en Naomi het hare,
dat toen de Heilige zei, nu zal ik mijn deel doen.”
Ruth R. 7.7
En dan bedoelen ze de leiding, dat de verwante voorbij kwam.
Toeval? Nee dus.

En dan brengt Boaz het heel tactisch, daar bij de stadspoort.
Hij presenteert zijn zaak: Elimelech is onze broeder, zegt hij.
Zo zegt hij dat, om de naam van hun volksgenoot met respect te noemen.
Ook al was hij uit het beloofde land weg getrokken,
over de doden niets dan goeds.
Maar omdat Ruth in het vorige hoofdstuk het ook had gehad over de losser,
komt de verwantschap ook dichterbij, hij is onze stam–verwant,
hij is er een van onze tak. Hij is familie. Elimelech, onze broer.

Nouja, voor familie doe je alles toch?
Dus ja. De verwante wil het land wel kopen. Investeren is altijd goed.
Als een reclame die op je nieuwsfeed voorbij komt, en je wel wat lijkt,
zo klikt deze naamloos op OK.
En als je dat dan ook nog, voor iemands goede naam kunt doen,
dat is mooi meegenomen. Bovendien is het ook goed voor jouw reputatie.
Maar er zitten kleine lettertjes aan het contract, zegt Boaz dan.
Met het land, de naam van Elimelech en Machlon,
komen ook de twee weduwen mee.
En daar moeten we even goed naar kijken.

Het lijkt alsof Boaz zegt:
Je bent dan ook verantwoordelijk voor de zorg voor hun.
Verantwoordelijkheid voor een toch wel jonge vrouw als Ruth
betekende ook, met haar trouwen.
De naamloze verwante ziet dat niet zitten.
“Want dat zou ten koste gaan van mijn eigen familiebezit” , zegt hij.
Maar ik weet niet zeker of ik deze man goed begrijp.
Het kopen van land, was altijd tijdelijk. Dat zou hij toch wel weten?
En als Ruth familie wordt, dan blijft het toch binnen de familie?

Er is met dit vers iets raars aan de hand. En dan moet je 2 dingen weten.
Het eerste is dat het woord hier voor kopen, verkrijgen,
ook wordt gebruikt om een vrouw te verwerven, verkrijgen.
We kijken daar misschien raar tegenaan.
Maar hier wordt geen liefde gekocht.
Bovendien, ook in onze taal kom je het wel tegen,
als je iemands hart wil winnen of iemand zich gewonnen geeft.
Of als je iemand de hoofdprijs noemt. Liefde is veel waard.
En het tweede, is dat er iets raars is met het zinnetje.
We hebben in vers 5 staan: “Wanneer u het stuk land koopt van Naomi,
koopt u het ook van Ruth, de weduwe uit Moab.”

Twee keer het woord kopen.
Maar de 2e keer zou er ook heel goed kunnen staan
dat niet die verwante het verkrijgt, niet: jij verkrijgt van Ruth,
maar dat Boaz zegt: ik verkrijg Ruth. Dan wordt de zin zoiets als dit:
“Als jij het land van Naomi verkrijgt, nu moet je weten, ik verkrijg Ruth,
ik wil haar voor me winnen, wil met haar trouwen.”

En dan is de volgende regel ook logischer:
De naam van haar overleden man zal voorleven op dat land.
Dus jij koopt het land, dat recht heb je,
maar als Ruth en ik kinderen krijgen,
raak jij het land binnen 50 jaar weer kwijt,
want het hoort dan bij ons in de familie.
En dan kan ik ook beter snappen dat de man zegt:
tja, dat kan ik me niet veroorloven.

Even goede vrienden. Geen kwaad woord over deze naamloze stamgenoot.
Boaz is eerlijk geweest, en hij ook.
Geen wanklank, niet tegen het zere been.
De handen worden geschud, de sandalen verwisseld.
De mannen beklinken de deal.
Mooi trouwens dat de oudsten, niet alleen de zakelijke getuigen zijn,
maar ook vol geloof reageren op Boaz intentie:
We wensen je toe dat je vrouw net zo gezegd zal zijn, als Rachel en Lea.
De moeders van het hele volk.
Zo wensen we je Gods zegen, een mooi gezin, een groots en stabiel huis.


Boaz heeft zijn koop– en zijn trouw–intentie duidelijk gemaakt.
Hij geeft om de nakomelingen van Elimelech en Machlon.
Hun naam is verbonden aan het land hij eerlijk kopen zal.
Zijn eigen naam verbindt hij aan Ruth.

Maar dan komt voor mij de grote verassing van dit hoofdstuk.
In het hele verhaal maakt Boaz nogal een punt,
dat de naam van Elimelech, onze broeder, moet voorleven.
Ruth wordt met nadruk de vrouw van Machlon genoemd.
“Om de naam van haar overleden man te laten voorleven op zijn land.
Zo zal zijn naam niet verloren gaan bij zijn verwanten en de inwoners van de stad.”

Maar dan krijgt Ruth een kindje.
Fantastisch natuurlijk. Iedereen blij.
En let er ook op dat in een hoofdstuk waar mannen hun zaken beklinken,
het de vrouwen zijn die het laatste woord krijgen.
Ze hadden Naomi zien weggaan naar Moab,
ze hadden haar zien terugkomen, zonder mannen,
en gezien hoe dat haar bitter had gemaakt.
Het leven is haar tegen gevallen.
Maar nu, Naomi, de bittere, trieste vrouw, vindt haar geluk weer terug.
En de vrouwen uit het dorp onderschrijven dat
met een prachtige zegenspreuk: “Geprezen zij de Heer,
die jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal.
Moge zijn naam in Israel blijven voortbestaan.”

Maar wiens naam is dat?
Die van Elimelech, of van Machlon?
Nee, die worden hier helemaal niet meer genoemd …
De naam van Obed, het kindje, die moet worden genoemd.
Zoals de mannen dat in de poort tegen Boaz zeiden:
“moge uw naam in Bethlehem voortbestaan,”
zo zeggen de vrouwen dit van zijn zoontje:
“moge zijn naam in Israel voortbestaan.”

Dit wordt nog eens extra versterkt
als je het afsluitende geslachtsregister leest.
Daar staan Elimelech en Machlon niet in.
De lijn loopt van Juda, via Perez, Chesron, Ram, Amminadab,
naar Nachson, Salmon, Boaz.
Hij krijgt dan samen met Ruth, het jochie Obed.
Die wordt de vader van Isai, en die is de vader van Koning David.
Dus ja, de vrome wensen van de mannen bij de poort,
en de buurvrouwen rond Noomi, worden gehoord:
hun namen zullen voortbestaan.

Dit is de lijst, ja eigenlijk van Gods plan.
En ik denk dat daar voor mij de verassing in zit.
Elimelech en Machlon hun namen blijven voortbestaan
op het land dat Boaz heeft gekocht.
En het is belangrijk om te zeggen dat de namen niet verloren gaan.
Om met eer te spreken over alle mensen.
Maar tegelijk ook de vraag of ik wil dat mijn naam verbonden wordt
aan een stuk land, of is opgenomen in de plannen van God.

Het was voor Naomi niet echt een troost,
dat de namen van haar man en haar zoons, aan het land verbonden waren.
En ook voor ons, al je handtekeningen en boekenkasten vol met stempels,
het is namelijk maar zo betrekkelijk …
Belangrijker is het dat je weet dat God je ruimte geven wil.
En plek om op te kunnen leven, en ook om van te kunnen leven.
Je bent niet overgelevert aan toeval, maar het is God die zijn spoor trekt.
En wat belangrijk, als je groepen mannen en vrouwen om je heen hebt,
die je zegenend toespreken; je Gods goedheid toewensen.
Die de gebeurtenissen in je leven, verbinden aan Gods zorg over je leven.

Alle mensen in dit verhaal hebben hun rol gespeeld.
Naomi en Ruth hebben hun verstand gebruikt en hun plan gemaakt.
Boaz heeft het slim gespeelt,
en is tegelijk eerlijk geweest over zijn intenties.
Maar met al onze plannen en bezigheden,
zal ook God, de Heilige, echt wel zijn deel zal doen.


Ruth mocht horen bij het volk van God. Obed, hoort bij het volk van God.
Hij zal zeker zijn besneden op de 8e dag.
En voor de meeste van ons geldt ook ,
dat toen we geboren werden, onze ouders ons hebben laten dopen.
God geeft niet alleen een plekje om te leven,
maar drukt zelfs zijn stempel op jou en mij, daar kom je niet van af.
En dat is maar goed ook. God blijft plakken.
Jezus, de Zoon van David, de zoon van Isai, zoon van Obed, zoon van Boaz en Ruth.
Zijn naam is over je leven uitgeroepen.
“Geprezen zij de Heer, die jou iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal.
Moge zijn naam blijven voortbestaan.”
Amen


online delen:

tag naam jubeljaar rentmeesterschap verbond doop Boaz

Meer preken uit Ruth