Stilte gezongen Votum en Groet NLB 217:1-5 De dag gaat open Wet ELB 399:1-3 (=HH703) Ik was hongerig Gebed Kinderen naar verteldienst L: Ezechiel 16:3-14 L: 1Kor 15:1-11 (tekst is vers 8-10a) PS LL 116:1,3,8 (Ik hou van God) T: 1Kor 15:8-10a (lees ik, tekst nog een keer op de beamer) Preek Luisterlied: God of the moon and stars (Alternatief: Sela: Hard geslagen) Gebedspunten KR Gebed Collecte Opw 520:1,2,5 (Wees mijn verlangen) Zegen en Danish amen }

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Ken je de kromkommer, of de buitenbeentjes?
Je kunt misvormde groentes en vruchten kopen,
die anders zouden worden weggegooid of verwerkt tot veevoer,
terwijl het ook voor ons prima te eten is.
In een wereld vol voedselverspilling,
selecteren we groente en fruit, op vorm en formaat.
Terwijl er niets mis is, met een kleine of kromme komkommer.
Eigenlijk best bijzonder hè?
Zelfs groentes worden op hun uiterlijk beoordeeld.
Dat is pas krom! En wat zegt dat over onze wereld?

Nouja, misschien wel dat er geen plaats is
voor buitenbeentjes, voor misbaksels.
Alles moet toch een beetje passen in de mal.
Dat is natuurlijk handiger en goedkoper voor de verwerking.
Dit geldt ook voor mensen.
Ook die selecteren we vaak op uiterlijk.
Mensen met een opvallende lichamelijke handicap,
denk aan de bochel van de klokkenluider van de Notre–Dame,
daar lopen we liever met een boog omheen.

We vinden het makkelijker om mensen te verwerken,
die passen in de mal van ons hoofd,
waar je je mee vergelijken kunt. Als ze op je lijken.
Want die zijn makkelijker te snappen, beter aan te voelen.
Natuurlijk willen we het niet helemaal precies hetzelfde.
Soms is juist iemand die anders is, interessant en aantrekkelijk,
maar altijd wel binnen bepaalde kaders.
Als het té anders, té gek is, dan zijn het toch buitenbeentjes.
We hebben niet veel ruimte voor misbaksels,
voor mensen die niet perfect zijn.


Nu zegt Paulus, ik ben zo’n buitenbeentje, ik ben pas krom.
Ik ben de kleinste, de minste van de apostelen.
Een miezerige microapostel, nog kleiner zelfs.
Daar zit misschien een taalgrapje in,
want Paulus, is het latijn voor klein.
Waar naamgenoot koning Saul, een lange vent was,
was Paulus misschien wel klein van stuk.
Maar hij bedoelt het op een dieper nivo.
Een “misgeboorte” noemt hij zichzelf,
een couveuse–kindje met groeiachterstand.
Van alle apostelen ben ik het misbaksel, ik ben de rotte appel.

Zo spreken we soms over onszelf, hè? Ik ben waardeloos.
Onze reflex is dan vaak om te zeggen dat het wel meevalt;
zoeken naar voor wie je dan wel waarde hebt. Wat je wel kan.
Oma’s zeggen dan: Klein maar fijn.
In de kleinste potjes zit de duurste zalf.
Maar Paulus voelt het heel diep:
Ik ben het niet waard om apostel te zijn.
“omdat ik Gods gemeente heb vervolgd”
Hij voelt zich een dader, me–too.
Dat is niet een lacherige TV–bekentenis,
die er uitfloept om stoer te doen, zoals Derksen van de week.
Maar Paulus voelt echte schaamte, echte spijt.
Hij heeft het lichaam van Christus geraakt, gekwetst.
Alsof hij een van soldaten was, die geselde,
die een spijker door het lichaam jenste;
hij voelt zich daar zo schuldig over.

Soms denk ik dat wij ons gevoel van schuld
tegenover God uit de weg gaan.
We leven zo van genade, van de liefde,
dat er niet veel ruimte meer lijkt om eigen tekort onder ogen te komen.
Herken je dat? Denk je over jezelf als een zondaar,
of is dat te zwaar en zie je dat liever anders?

Als je je beroerd voelt om zonde,
als je voelt waar je schuldig staat tegenover God,
verwar dat eerlijke en gezonde gevoel niet met minderwaardigheid.
Want het is waar: Ik ben een zondaar.
Ik ben Gods liefde niet waard.
Als ik naar mezelf kijk, is er dan iets in mij,
waardoor God mij acceptabel vond?
Iets waarom God dacht: die Jaap verdient het om gered te worden?
Nee. Ik heb geen waarde vanuit mezelf voor God.
En dan weet ik best dat Gods liefde voor mij er echt wel is,
om wie jij en ik ben. Met alle gekke en unieke eigenschappen.
God houdt van je. Van wie je bent.
Maar hij houdt niet van je omdat jij jij bent,
maar omdat hij Hij is: zijn liefde is echt onvoorwaardelijk.
Niet omdat ik aan bepaalde voorwaarden vooraf voldeed.
Ik ben het niet waard.

Ga dat gevoel dus niet uit de weg.
Maar laat dan ook tot je doordringen hoe genade werkt.
Ik ben het niet waard, maar man, we worden overladen met liefde.
In de wereld is geen plaats voor buitenbeentjes.
Maar God ziet me.
En alleen daar is je gevoel van tekort veilig,
omdat iemand je in liefde aanziet.
Dat is nu precies het gevolg van dat goede nieuws,
wat Paulus preekt, waardoor mensen tot geloof gekomen zijn.
Juist dan is het veilig om je tekorten eerlijk te benoemen.


God is de God van misbaksels.
De God van de eersten, maar ook zeker van de laatsten
Van de grootste en voornaamste, de voorbeeldige leerlingen
die altijd braaf aan zijn voeten hebben gezeten,
en de God van de laatste, de laagste, de minste,
de mensen die op de valreep, twijfelend of zoekend,
met de hakken over de sloot, worden gered.

God heeft een zwak, voor de kromkommers,
voor de tweebeenwortels, voor de misvormden en zwakken.
Dat is altijd al zo geweest.

Daarom hebben we ook dat bijzondere stuk uit Ezechiël gelezen.
Als je het over misbaksels hebt,
zou je thuis eens verder moeten lezen.
Een redelijk 18+ verhaal is dat.
Daar wordt het verhaal van Israël vertelt.

Er is een vondeling gevonden, een klein meisje.
Net geboren, in haar bloed nog, en nu al achtergelaten.
En dan vindt God haar. Hij krijgt medelijden, en redt haar.
Hij gaat haar verzorgen, zorgt voor haar leven,
voedt haar op, krijgt haar lief.
Er gaat tijd voorbij, ze wordt volwassen,
en God krijgt haar lief, Hij neemt haar zelfs tot vrouw.
God verzorgt haar, hij versiert haar.
Heel expliciet wordt de luxe mode van die tijd dan beschreven.

Als je dan verder leest zie je hoe zij, die vondeling,
Gods liefde beantwoordt, door met iedereen vreemd te gaan.
God wilde haar versieren.
Maar zij geeft zijn cadeaus aan haar minnaars.
Ook dat wordt vrij expliciet beschreven.
Aan het eind van het lange hoofdstuk,
heb je de diepe gekwetstheid van God leren kennen.

Maar heb je ook leren kennen wat een verbond met God nu betekent:
Ook al verbreken mensen het: Eze.16:60
“Toch zal ik aan dat verbond blijven denken,
het verbond dat ik met je gesloten in de dagen dat je nog jong was.”

Ezechiël vertelt dit om Israël de spiegel voor te houden.
God kiest je, als je nog niets hebt om je te bewijzen,
maar gewoon, omdat hij bewogen is.
God kiest de misgeboortes, de buitenbeentjes,
de underdogs, de zwakkeling.
En zelfs als je je leven lang bewijst een misbaksel te zijn,
je leven één en al vervormd en gebocheld is,
dan nog is er sprake van vergeving.


God is de God van misbaksels.
En dat zorgt ervoor dat mensen, bijna als vanzelf,
een hele bescheiden houding naar God toe hebben.
Je ziet het bij de ontmoeting van Johannes de Doper en Jezus, Mt.03:11
Johannes noemt zich niet waard om zijn veters te strikken.
Een Romeinse centurion zegt Jezus: Mt.08:08
“Heer, ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt,
u hoeft alleen maar te spreken en mijn slaaf zal genezen.”

Het is interessant om te zien,
hoe dit gevoel van bescheidenheid, nederigheid
bij zoveel schrijvers in het nieuwe testament speelt.
Bijvoorbeeld Jakobus en Petrus. Jak.4:05; 1Pe.5:05
Beide citeren een tekst uit Spreuken:Spr.03:34
“God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade.”
En het punt wat ze maken is dan:
“Onderwerp u dus nederig aan Gods hoge gezag,
dan zal hij u op de bestemde tijd een eervolle plaats geven.”

Deze apostelen, deze grote mannen die het voorrecht hadden,
de ere–positie om 3 jaar met Jezus zelf mee te lopen,
ze laten zich daar niet op voorstaan.
Petrus, en ook Jakobus en Judas, de twee broers van Jezus,
en ook en ook Paulus natuurlijk,
als ze de intro van hun brieven schrijven,
noemen ze zich telkens: knecht en dienaar van Jezus.
Daarmee trekken ze die bescheiden, nederige houding, naar zichzelf toe.

Paulus’ taal wordt overgenomen, ook bij latere brievenschrijvers.
We hebben 7 brieven van een zekere Ignatius.
Hij leefde in de 1e eeuw, en is vroeg in de 2e eeuw, doodgemarteld.
Hij was vermoedelijk een leerling van de apostel Johannes.
En hij is de leider geweest van de gemeente van Antiochië.
Als hij op reis is naar Rome, om in het Colosseum
voor de leeuwen gegooid te worden, schrijft hij een aantal brieven.
Naar Rome schrijft hij bijvoorbeeld
“Bid voor de kerk in Antiochië, Syrië.
Die heeft nu God, in mijn plaats, als herder.
Ik schaam me om tot hen gerekend te worden.
Ik ben het niet waard omdat ik de geringste ben van hen,
een misgeboorte. Maar ik heb genade ontvangen,
iemand te zijn, als ik tot God kom.”
bbb.Ignatius Rom.9:1–2

Ze willen allemaal de minste zijn.
Als ik al die mensen zo aanhoor, doet het me haast een beetje denken
aan een verliefd stelletje aan de telefoon,
die een wedstrijdje doet wie nu het liefste is.
Jij bent de liefste, nee jij, nee jij!
Als je je best doet om je gelijk te halen,
dan ben je niet de minste, of de liefste.
En als je de minste wilt zijn omdat je dan later de meeste wordt,
dat is ook niet de bedoeling.
Ze doen dan ook niet een wedstrijdje wie zich het miezerigste voelt,
maar ze roepen je op, om klein, bescheiden te zijn.
En zelf geven ze daarin het goede voorbeeld,
zoals je dat van leiders verwachten mag.


Paulus zei dus, ik ben het niet waard om apostel te heten.
Nu betekent apostel, dat je gezonden bent.
Jezus kiest z’n apostelen uit, als vertegenwoordiger,
als representant. Ik geef jou een missie.
En dat geldt ook voor ons. We zijn dan geen apostel,
maar hebben net zo goed een stukje van de missie,
om het verhaal over te dragen.
Je gaat mijn naam verspreiden, je gaat mijn beeld dragen.
En als je zo’n opdracht krijgt, neemt God dus die keuze.
Het is dus aan de opdrachtgever, aan God.
Ik kan wel zeggen, ik ben het niet waard, en dat klopt misschien,
maar God zegt: weet je wat, daar ga je niet over,
ik wil je genade geven. Gewoon, omdat ik dat wil.
Paulus kan wel denken, ik ben dat niet waard om gestuurd te worden,
maar Jezus denkt daar anders over. En dat is belangrijker.
Paulus ziet dat ook: “Door zijn genade ben ik nu wat ik ben.”
Dat is wat genade doet.
Niet over je fouten heen walsen,
maar je in dienst nemen, je een taak geven.
“En zijn genade is bij mij niet zonder uitwerking gebleven.”

Dit geldt voor het volk Israël, dit geldt voor oud jong en jong.
Voor de leerlingen van Jezus,
of je nu de leerling bent waar Jezus veel van hield,
of een broer van Jezus, of de leerling die 3x zei: ik ken hem niet,
het geldt voor alle leerlingen.
Voor de knappe koppen, voor de eenvoudigen.
Voor de leiders, voor de volgelingen. Voor de eerste en de laatste.
God, die de alfa en de omega is, de eerste en de laatste,
is de God van allemaal.

Voor iedereen die het verhaal geloven wil,
waarmee al die leerlingen de wereld zijn ingestuurd:
en zo het verhaal doorgeven.
Jezus is voor de zonden gestorven, zoals in de bijbel voorzegd was.
Hij is begraven en opgestaan, zoals voorzegd was.
Hij is verschenen, en stuurt nu zijn leerlingen erop uit.

God is niet vies van een misbaksel,
loopt niet met een boog om de kromkommer heen,
maar heeft een zwak voor wie zwak en kwetsbaar is.
Ga jij dan ook zo, gewoon en bescheiden, op weg.
Om het verhaal van Jezus door te geven,
heel eenvoudig, aan wie je op je pad treft.
Dan zul je tussen de buitenbeentjes genade ontdekken.

Amen


online delen:

tag waardering minderwaardigheid genade missie uitverkiezing

Meer preken uit 1 Korintiërs