Welkom Stilte, votum (gezongen) en groet NLB 221:1,3 (Zo vriendelijk en veilig) Gebed L: Johannes 6:25-36 BGT DNPs 78: 5,6 (God liet vanuit een steenrots water komen) Kinderen naar Kinderverteldienst Preek over Joh 6:35 (nog een keer op het scherm) HH 343 Wie zal ons voeden, het brood met ons breken (luisterlied) Gebedspunten vanuit KR Gebed Viering avondmaal - Joh 6:47-51 BGT (lees ik) - GKB 195: Ik ben het levensbrood (=GK06 57) - Zelfbeproeving - NLB 400:1-5 (Voordat ik kan ontvangen brood en wijn) - Gaande viering Collecte dnPs 103:1 en 4 (Lof aan de HEER voor al zijn zegeningen) Zegen en Danish amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wat is het recept van brood?
Mijn opa was bakker, en hij had een klein notitie–boekje,
met daarin de verhoudingen, zeg maar, zijn geheime recepten.
En dat kun je zo makkelijk en zo moeilijk maken als je wilt.
Van een simpel basisrecept voor een mooi deegje,
hoe en hoelang het rijzen moet.
Tot heel precies de verhoudingen van kruiden voor een mooie koek.
En als je je aan het recept houdt,
ja, dan pluk je er de vruchten van, hè?
De geur van vers gebakken brood,
nóg lekkerder dan de lucht van de Bolletje fabriek,
omdat je het zelf gemaakt hebt.
Of het gevoel van een knapperige korst, beetje warm nog.

En toch, hè? Als je een recept volgt,
het lijkt alsof je gewoon je aan de regels moet houden,
maar dat lukt me de ene keer beter dan de ander.
Je ziet het mensen in de tent van Heel Holland Bakt, zo zeggen:
Thuis lukt het wel. Dan is de lucht, of de omstandigheden net even anders,
Je hebt meer nodig dan alleen het volgen van de lettertjes.
En dan vraag je het aan een Robert, of ik aan mijn opa als hij nog leefde,
dan had hij allemaal aanwijzingen gegeven voor een goed brood.
Daarvoor moet je bij een bakker zijn, de maker van het brood,
iemand met insider informatie, met de gouden tip.


Dat is eigenlijk wat de mensen hier bij Jezus doen.
“Wat moeten we doen? Wat vraagt God van ons?”
Ze vragen hem naar het recept van een goed leven.
En ze vragen het aan de maker van het leven.
Ze hebben het nog niet door, maar ze zijn aan het goede adres:
“Wat moeten we doen?”

En ook dat is een vraag, die je zo makkelijk,
en zo moeilijk kunt maken als je wilt.
De een zal komen met de regeltjes,
de ingrediënten, tot op de gram afgewogen,
en een ander geeft je die ene gouden tip.
Maar lukt het dan ook?
Want God dienen, met heel je hart, met al je kracht,
ergens is dat heel simpel, en heel puur.
Een kind kan de was doen.
En tegelijk is dat soms ook moeilijk.
Want dien ik God echt altijd? Met mijn héle hart?

Dus die vraag: Wat moet je doen? Wat vraagt God van me?
Het roept ook bij mij de vraag op:
Is Gods liefde voorwaardelijk?
Moet ik een bepaalde drempel halen?

Het antwoord wat Jezus geeft is niet moeilijk.
Geen ingewikkelde wetten of regels; het lijkt heel eenvoudig:
“God vraagt maar 1 ding: namelijk dat jullie in mij geloven.”
Easy peasy? Mwah, dat valt nogal tegen.
Ik zeg, het lijkt makkelijk,
maar let er dan op hoe de mensen om hem heen reageren.
Daaraan zie je hoe lastig ze het vinden.

Jezus had het eerder al gezegd:
Jullie volgen me alleen maar, omdat je zoveel te eten hebt gekregen.
Weet je nog, broden en vissen? Om de bijzondere dingen. De wonderen.
De mensen volgden hem voor de show.
Maar niet omdat ze begrijpen wat Jezus kwam doen.

En Jezus zegt dan: weten jullie wel dat ik bij God de Vader vandaan kom?
Hij zegt: ik ben brood waar je van leeft,
je hebt me nodig, broodnodig, je kunt niet zonder mij.
De mensen vinden dat maar lastig.
Jezus is moeilijk te verteren, hij ligt zwaar op de maag.
En ergens kun je dat misschien nog wel snappen ook.
Als iemand tegen jou zegt: Ik ben belangrijk, je hebt me nodig.
Meestal is dat dan een beetje een patser, iemand met een grote mond.
Mensen die schreeuwen hoe tof ze zijn,
die zichzelf super belangrijk vinden,
dan zijn meestal niet echt sympathieke of aardige mensen.

Dus de mensen vragen om een teken.
Kom eens met een bewijs dan!
Laat eens zien, geef ons een teken!
We kennen wel een verhaal over brood uit de hemel.
Bij Mozes. Toen God Manna gaf.
Ja, dat teken bewees: God zorgde toen goed voor ons!
We geloven in Mozes. Maar wat hebben we met jou?

De omstanders zijn blij met Mozes.
Trots op hun verre voorouders met die mooie verhalen.
Toen in de woestijn, toen ze honger kregen,
toen zorgde God voor het volk.
Hij bewees het: Manna, dat witte korrelige spul,
waar ze een soort broden of koeken van konden bakken.
Ja, toen zorgde Mozes ervoor dat de reis vanuit Egypte goed kwam.
En zulke tekenen zorgde ervoor dat de mensen Mozes serieus namen.

Wacht even, zegt Jezus dan.
Niet Mozes gaf Manna. God deed dat.
En net zoals manna uit de hemel kwam gevallen,
zoals de sneeuw van afgelopen week, bij God vandaan,
zo komt nu Jezus, uit de hemel, bij God vandaan.
En anders dan de sneeuw, die zo weg is, is wat Jezus doet, voor altijd.
“Ik ben het brood dat eeuwig leven geeft,
Als je bij mij komt zul je nooit meer honger hebben.
Als je in mij gelooft zul je nooit meer dorst hebben.”

Je vraagt om een teken.
Ik ben dat teken. Ik ben broodnodig voor jou.
Jouw leven is de woestijnreis. We zijn onderweg naar het beloofde land.
En onderweg krijgen we te maken met tekorten.
Mijn drijfveer raakt op. Mijn geloof droogt uit.
Maar ik ben je voeding.
En je zult me zo op de snijplank leggen,
besmeren, besmeuren, doormidden snijden.
Het zal mijn hart breken. Het brood dat we breken.
Maar jij, als je het slikken wil, zal het jou voeden.

Dat de mensen vragen om een bewijs is eigenlijk en gekke vraag.
Ik snap het wel. Maar als ze Jezus snapten
zouden ze zien hoe blind ze waren, proeven hoe wrang.
Het is alsof ze vragen:
wat moeten we doen om te leven?
En Jezus antwoord dan, dan moet je eten.
Maar het is alsof de mensen dan zeggen,
nah, dat geloof ik niet, bewijs dat eens?
En Jezus zegt dan: het eten staat voor je neus.
Geloof in mij, hier is het brood.
Je gaat toch ook niet met de bakker discussiëren
of het je wel voeden zal?!

Geloof begint met het tot je nemen.
Dat begint al als kind. Dat ontdekt dat de melk van mama goed is.
Vertrouwen dat het prakje dat is klaargemaakt,
of het bammetje voor school, dat dat OK is.
Geloven is proeven. Komt en proef dat de Heer goed is.
Geloven is verzamelen, zoeken, je tent uit om Manna te scheppen.
Geloven is soms ook ervaren dat het voelt als droog brood.
Er zit niet altijd lekker suiker op de Matze.
Maar daar doorheen ook ervaren: toch voedt het; het voedt me op.
Het maakt me op een diepe manier tevreden.
Voldaan, verzadigd. Vol van Gods liefde.
Dat raak ik niet kwijt. Hier kan ik op leven.


Wij hebben ook voedsel nodig.
Als je niet eet in de vastentijd
voel je misschien dat je best even zonder kunt,
maar dat is maximaal 40 dagen, en daarna gaat het echt mis.
Je weet wat er gebeurt als je niet eet.

En ook als je brood eet,
bij ons komt het dan niet uit de hemel gevallen,
We kopen het bij de supermarkt, of bij Jonker of Rebel.
Ik zie ook wel eens busje door het dorp rijden.
Maar van al dat brood geldt:
is het op, dan heb je nieuwe nodig.

Jezus is anders.
Als je bij mij komt, zul je nooit meer honger hebben.
Als je in mij gelooft, zul je nooit meer dorst hebben.

Jezus zegt: Kom toch bij mij. Laat mij je brandstof zijn.
Laat je voeden vanuit de hemel.
Ik zal het je geven. De kracht om door te gaan.
En dat is dan niet voor even, tot aan de volgende maaltijd,
een snelle suikerpiek en daarna weer trek.
Nee, het geeft je leven, voor altijd.

Dat betekent dat Jezus je echt voor je hele leven wil zorgen.
Het is niet een sneetje, voor de snelle trek.
Hij zorgt niet alleen maar eventjes voor je.
Of dat hij je maar eventjes draagt,
en dan over een week laat vallen of je opgeeft.
Nee, als God voor je zorgt, dan is voor altijd.
Nooit meer honger.

Wat Jezus zegt is prachtig.
Hij zal altijd voor jou, voor mij zorgen.
Hij laat me niet vallen.
Wat hij doet, wie hij is, dat is genoeg voor altijd.
Zijn liefde is voor je hele leven.
En wat moet je daarmee doen?
Wat is het recept voor een goed leven?
Hem vertrouwen.
God vraagt maar 1 ding: en dat is dat je hem gelooft.

Amen


online delen:

tag geloof vertrouwen wet avondmaal graan

Meer preken uit Johannes