Votum en Groet Introductie thema: Acceptatie Hemelhoog 707 Met open armen Wet (Ex 23:6-13 BGT) Opw 518 Heer u doorgrond en kent mij Kidmoment -lied: ben je groot of klein -gebed Lezen Hand 10: 34-36 uit BGT (Lees ik) Hand 11: 1-18 uit BGT (Lector) Preek Opw 770 Ik zal er zijn (sela) Geloofsbelijdenis "Apostolicum C" Gebedspunten KR Gebed Collecte Opw 520 Wees mijn verlangen Zegen

Ik kan niet alles accepteren.
Bepaalde zaken zijn gewoon niet OK.
Een moord, verkrachting of misbruik.
Ik kan niet alles accepteren, en dat moet ook niet.
Het is maar goed dat God dat ook niet doet.

Dit is natuurlijk wel een spannend begin,
bij een preek die gaat over acceptatie:
“ik kan niet alles accepteren”
Ja maar God accepteert me toch zoals ik ben?
Ik mag toch altijd bij hem komen?
Maar ik denk dat je wel aanvoelt dat er echt wel grenzen zijn.

Ook Petrus is opgevoed met al die regels, die wetten.
Zo was een lekkere varkenskarbonade gewoon off–limits voor hem.
En voor een jood toen, en vandaag, is dat gewoon geen discussie.
Dat doe je toch niet?
Omgaan met andere volken? Pas op. Dat maakt je onrein.
Als het niet anders kan, ok,
maar het is slimmer om gewoon niet met ze om te gaan,
een boogje erom heen te lopen. En al helemaal niet bij ze eten.
En je ziet het gebeuren:
Petrus is omgegaan met Cornelius, een niet–Jood.
Dat vonden ze niet goed.
“Je bent op bezoek geweest bij mensen die niet besneden zijn.
Je hebt zelfs samen met hen gegeten. Dat mag niet volgens de wet!”

Dit vinden we vandaag misschien lastig voor te stellen.
Maar denk maar aan grenzen:
Tussen dorpen en landen, zijn er grenzen.
Als je met je leger over de grens heen gaat, dan is er wat aan de hand.
Als grenzen onduidelijk worden
(Wat moet Nederland regelen?
Wat moet in Europa worden vastgesteld?)
mensen worden daar onrustig van.
En je hebt grensrechters die kijken of je binnen de lijntjes blijft.
Of je buitenspel loopt.
Denk ook aan grenzen tussen mensen.
Als je te dichtbij komt, of over iemands grens heengaat,
da’s niet goed. En daarom moet je echt niet alles accepteren.

Zo heeft God ook grenzen gesteld.
Jullie zijn mijn volk, zegt hij.
Ik wil dat je apart blijft, dat je puur bent, helemaal voor mij.
Net zoals je je vriend of vriendin ook niet met iemand anders wil delen,
want anders ga je een grens over,
zo wil ook God dat zijn mensen echt voor hem zijn.
Dat liet hij zien door besnijdenis, door voedselwetten,
door wetten hoe of joden moesten omgaan met andere volken.
En daar zit iets moois in, grenzen zijn iets goeds.
Denk eens na over de vraag: Wat kan jij niet accepteren?

Je hebt het ook nodig dat iemand je grenzen bewaakt.
Die je beschermt, je verdedigt als iemand over de lijn gaat.
en zegt: Ik kan niet alles accepteren.

Maar God kan meer hebben
Petrus heeft daar iets van geleerd,
en ook hij vond het nog best lastig, verwarrend
maar blijkbaar kan God meer hebben.

Eerder heeft hij een droom gehad.
Een beetje een bizarre droom.
Hij is aan het bidden terwijl hij honger heeft,
en krijgt dan een droom over eten. Tja. Zo gaat dat soms.

Hij ziet uit de hemel een groot tafel–laken neerdalen,
met eten. Rein eten, onrein eten, alles door elkaar.
En een stem uit de hemel zegt: Kom maar. Tast toe: “slacht en eet.”
Maar Petrus zegt, ho ho. Dit kan toch niet?! Hand. 10:14
“‘Nee, Heer, dat doe ik niet!
Want er zijn onreine dieren bij,
en ik heb nog nooit iets gegeten dat volgens de wet onrein is.”

Drie keer gebeurt dit.
Drie keer laat God die droom zien.
Drie keer zegt Petrus ’Nee’ tegen God.
En drie keer zegt God “Wat God rein noemt mag jij niet onrein vinden.”

Best bijzonder eigenlijk, hè?
3 keer zet Petrus tegen God een grote mond op.
Hoe zou dat voor Petrus hebben gevoeld?
God, is dit een test? Of ik wel echt wil doen wat u zegt?
Waarom stelt u me op de proef. Meent u dit echt?

Voor Petrus was de wereld duidelijk verdeeld.
Rein tegenover onrein.
Uitgekozen volk van God tegenover heiden.
Is dat dan misschien: goed tegenover fout..?

Dat is wat er gebeurt als je labeltjes plakt.
Wij plakken onze labeltjes.
Jij bent homo, dus jij bent niet OK.
Ik zie een hoofddoekje, dus haar kan ik niet vertrouwen.
Je bent asielzoeker, dus ik weet niet of je verhaal geloven moet.
We hebben zo onze vooroordelen.
Jij bent zo’n wappie die niet in vaccins gelooft,
of jij bent juist zo gehersenspoeld,
je hebt niet door wat je laat inspuiten.
Maar wat er gebeurt als je labels plakt,
is dat je de ander uitsluit.
Dat je tegenover elkaar komt te staan.

Soms zelfs denken we, net als Petrus,
dat we de wet van God nog aan onze kant hebben ook.
Maar wat God rein noemt mag je niet onrein noemen.
Ik kan dan niet alles accepteren.
Maar God kan zoveel meer hebben.

Dit gaat tegen mijn gevoel in
Want als je echt grenzen hebt, en dat ook klopt voor je veiligheid,
als je terecht dingen niet accepteren kan,
dan voelt het toch raar dat God het wel hebben kan?
Dat gaat vaak tegen je gevoel in.
Is dat iemand die mijn grenzen bewaakt en me beschermt?

En dan is het hier nog bijzonder ook,
dat God tegen zijn eigen wet in lijkt te gaan.
Vroeger zei God: geen speklapje voor jou, en nu opeens wel.
Ik snap wel dat Petrus tegenstribbelt. Ho God. Dat kan toch niet?!

Het kan ook iets in je losmaken van, yeah, grenzeloos doen wat je wil,
want God kan toch wel alles hebben.
Hij accepteert me zoals ik ben.
Maar in de verwarring van Petrus zie je
hoe het echt tegen zijn gevoel ingaat.

Waar gaat Gods acceptatie tegen jouw gevoel in?
Misschien ben je heel erg voor homo–emancipatie,
en kun je niet snappen hoe anderen daar anders tegen aankijken.
Misschien vind je ouderen wel vreselijk ouderwets en achterhaald.
Blij dat God die oude wetten aan de kant schuift…
Of precies andersom. Zie je christenen die opkomen voor homo–rechten,
en jij kan maar niet snappen hoe een gelovige dat zeggen kan.
Je gelooft niet dat ze serieus Jezus gehoorzamen.

Maar als je zo denkt, plak je net zo goed je labels.
Verklaar je een ander niet OK,
maar zou God die ander dan niet accepteren?

Acceptatie is niet iets wat fijn is. Kumbaya, feel good.
Acceptatie is een beetje ongemakkelijk.
Want het lukt ons nu eenmaal niet om van alles te accepteren.
God kan zoveel meer hebben.
En dat gaat tegen mijn eigen gevoel in.

Maar in de ogen van God is iedereen gelijk
Of je het nu makkelijk vind of niet,
of je stikt van de vooroordelen of over het algemeen best tolerant bent,
of je gelooft in ananas op pizza, of lauren of yanny hoort,
In de ogen van God zijn we hetzelfde.

En daarom mogen alle volken bij hem komen.
Dit is precies wat God aan Petrus wil leren.
En wat Petrus daarna aan de gelovigen uit Jeruzalem wil leren.
Daar is een man. Cornelius. Een fijne gelovige.
Je regeltjes zeggen misschien dat je niet met hm kan omgaan,
toch moet je die niet buitensluiten of negeren.

Wat dat is wat al die grenzen en labels doen.
Het zorgt ervoor dat we elkaar opzoeken als we het met elkaar eens zijn.
Een echoput, bubbel waarin we elkaar bevestigen.
Het is veilig als jij en je vrienden hetzelfde vinden.
En samenbindend om te mopperen op iemand die zo idioot is
het niet met je eens te zijn.
Voor de Joden gold dat net zo goed.
Het is gewoon praktisch om niet bij een Romein te eten,
dan liep je niet het risico om per ongeluk wat fouts te eten.
Maar dan zou Cornelius dus nooit met Petrus in de kerk kunnen komen.

Wat God wil, is dat al die groepjes en kliekjes weggaan.
Dat we elkaar niet uitsluiten. Alsof de één beter is dan de ander.
Het koninkrijk van de hemel is groter dan mijn bubbel
waarin ik mijn eigen gelijk bevestig.
In Gods ogen zijn we gelijk.

Als we bij hem komen, mag je komen zoals je bent.
Wat er mooi is, wat er verrot en gebroken is,
waar je trots op bent, waar je je voor schaamt.
God accepteert je, met kleine lettertjes en al.
Want laten we eerlijk zijn.
Er is aan mij net zoveel te repareren als aan jou.
En ook diegene die je zo vreselijk perfect en voorbeeldig vind,
die heeft met zo goed Gods medelijden en vergeving nodig.
In Gods ogen zijn we gelijk.

Petrus ontdekt het, en dat is de kerntekst: Hand.10:34–36
“Nu begrijp ik pas goed dat God alle mensen even belangrijk vindt.
God houdt van iedereen die eerbied voor hem heeft
en leeft volgens zijn wil. Het maakt niet uit bij welk volk je hoort.
Dat goede nieuws heeft God aan de Joden bekendgemaakt.
Hij stuurde Jezus Christus naar hen toe.
En Jezus is de Heer van alle mensen.”

Alle mensen. God wil alle mensen hebben.
Voor nu even weg met dat selecte groepje,
als dat scheiding maakt tussen de verschillende volken.
En daar is ook nog wel meer over te zeggen,
maar voor nu even: geen onderscheid tussen Jood en Griek,
geen verschil tussen Afghaan of Turk of Nederlander.
De een is niet beter of geliefder of zuiverder of reiner dan de andere.
In zijn ogen zijn we evenveel waard.
Zoveel, daar had hij zijn eigen leven …
daar had hij alles voor over.

Dat kwartje valt bij Petrus.
En hij leert dat je echt niet alles hoeft te accepteren
wat iemand doet.
maar je mag wel leren om iemand te accepteren
in wie hij of zij is.
Omdat God grenzeloos veel van je houdt.
Hij neemt je aan. Geen voorwaarde vooraf.
Geen oordelen vooraf, geen afwijzing.
Maar iedereen is welkom.

En dat betekent niet dat je nooit veranderen zult.
Dat je blijft zoals je bij God kwam.
Hij zal je soms leren om tegen je eigen gevoel in te gaan.
Maar de ontdekking van Petrus is:
God stelt geen voorwaarden vooraf,
Hij wijst nooit iemand af.
Nu begrijp ik pas goed dat God alle mensen even belangrijk vindt.
Jezus is de Heer van alle mensen.

Ik kan niet alles accepteren.
Maar God kan zoveel meer hebben.
En dat gaat tegen mijn eigen gevoel in.
Maar in Gods ogen zijn we allemaal gelijk.

Amen


online delen:

tag acceptatie waardering rein/onrein gemeenschap

Meer preken uit Handelingen van de Apostelen