Votum en groet GKB 162: 1,2,8,9 (Barmhartig Vader op uw troon) Als wet de 7 werken van barmhartigheid: Matteüs 25: 31-41 Opw 805:1,2,4 = HH 282 (Maak ons hart onrustig Heer) Gebed Lezen: Psalm 91 en Mt 4:1-11 Kindervertelling Preek over Ps 91:15 Ps 91a:1-3 (Wie in de schaduw Gods mag wonen) Geloofsbelijdenis B (film) Gebedspunten KR Gebed Opw 770 (Ik zal er zijn) Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Een lockdown in de woestijn.
Niet de muren die op je af komen, maar de eindeloos woeste vlakte,
het onherbergzame land, de honger en de eenzaamheid.
Dat is wat Jezus opzocht, in zijn zelfgekozen quarantaine.
Vol van de Geest, zoekt hij juist de ellende op.

En als je dan psalm 91 leest wordt het meteen spannend.
Want die woorden zijn juist een oase van vertrouwen.
Levendig wordt beschreven hoe goed het je gaat.
“Hij zal je beschermen met zijn vleugels,
onder zijn wieken vind je een toevlucht. (…)
jou zal niets overkomen (…)
Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen,
die over je waken waar je ook gaat.
Hun handen zullen je dragen,
je voet zul je niet stoten aan een steen.”

De duivel speelt dan ook gemeen spel,
door precies deze woorden Jezus voor de voeten te gooien:
Engelen zullen je dragen. Nou? Spring dan maar,
want jou zal toch niets gebeuren?

Op een zelfde manier kan vandaag,
die weelderige beloften van God op je afkomen,
maar dan keihard afketsen op onze rauwe werkelijkheid.
Dat kan een hele verzoeking zijn!
Vers 3: “Hij redt je van de dodelijke pest”
Vers 5: “De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen,
ook de pijl niet die overdag op je afvliegt,
noch de pest die rondwaart in het donker,
noch de plaag die toeslaat midden op de dag.”

Durf dit maar eens te zeggen, terwijl de hele wereld in de greep is,
van het corona–virus.
Vers 7: “Al vallen er duizend aan je linkerzijde
en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen.”

Zeg dat maar op de intensive–care midden in een golf.
Vers 9: “Als je mag wonen bij de allerhoogste, zal het kwaad je niet bereiken.”
Is het niet te mooi om waar te zijn?
“In de nood zal ik bij je zijn.” – Durf jij het te geloven?


Zo beginnen we deze 40–dagentijd, de lijdenstijd.
We lezen over Jezus’ verzoeking in de woestijn,
we zingen liederen die het uitroepen naar God,
“Roep je mij aan, ik geef antwoord” ps 91:15

Maar het antwoord van God is niet altijd de oplossing die ik zou kiezen,
is niet hoe ik het liefst psalm 91 lees
waarbij al mijn ellende meteen wordt opgelost.
We zijn deze periode van 40 dagen begonnen,
om met Jezus mee te voelen hoe hij het lijden opzocht.
Hij maakt het helemaal waar: “in de nood zal ik bij je zijn.”
Maar laten we dan niet vergeten om naar die eerste woorden te kijken.
In de nood. In onze ellende.
In je eenzaamheid, in je ziekte, de lockdown.
God zocht ons op, midden in de shit van deze wereld.
Vol van de Geest zoekt Jezus precies de ellende op.
Hij is bij ons, in onze nood.

De duivel verzoekt hem onder andere met de snelle oplossing.
Spring maar, want er zou je toch niets gebeuren?
Maar dat is een soort van roekeloos geloven, niet realistisch.
Blaas dus niet te hoog van de toren.
Want als je van de toren springt,
in het beste geval breek je je benen of armen, maar waarschijnlijk erger…
En net zo, is het niet realistisch,
om te doen alsof er nu geen ellende meer zal zijn.
Alsof we het kwaad voorbij zijn.
Alsof leven met God al je moeite makkelijk oplost.
De duivel verzocht Jezus.
Maar Jezus verzoekt de duivel om de bijbel zo nooit meer te gebruiken.
“Er staat ook geschreven: Stel de Heer uw God niet op de proef.”

En die psalm dan? Had de duivel ongelijk?
Jezus laat de hele psalm overeind staan. Het is echt waar.
Maar misschien niet op een manier die wij hadden gekozen.
Het zal helemaal blijken waar te zijn.
En voor nu in ieder geval dat God een toevlucht is.
Dat je veilig bent.
Want juist in je nood, wil God bij je zijn.
En dat is waarom Jezus als het ware uit de hemel sprong.
Om bij ons te komen. Om in onze ellende erbij te zijn.


In deze lijdenstijd gaan we telkens een link leggen,
tussen een van de werken van barmhartigheid en de tekst.
En hier in psalm 91 gaat het over ziekte, over de pest.
En denk dus ook maar aan Corona.
De oude kerk was er heel goed in, om oog te hebben voor zieken.
Juist omdat ook Jezus zijn neus niet ophaalde,
voor stinkende doorlig–wonden, of besmettelijke ziekten.
Zoals melaatsen.
Door het volk werden ze buitengesloten, maar Jezus zocht ze op.
Hij had een hart voor wie zwak, ziek en misselijk is.
En de vroege kerk wilde Jezus daarin navolgen,
en zo ontstonden diaconessenhuizen,
plaatsen waar zieken werden verzorgd,
als de samenleving het niet aankon of niet wilde.

Iets van die bewogenheid zie je bij mensen die in de zorg werken.
Van de ingewikkelde operaties door een chirurg,
tot het wassen of helpen met steunkousen.
Wat een liefde en toewijding zit daarin!
In deze tijd krijgen we daar denk ik nog meer respect voor.
Als je als christen in de zorg werkt,
zie je van heel dichtbij iets van hoe mooi de schepping kan zijn.
Hoe geniaal het lichaam door God is gemaakt.
Maar tegelijk ook, hoe gebroken en kwetsbaar de wereld is.
Maar om daarin iets te kunnen betekenen voor een medemens is prachtig.
Je hebt een warm hart voor mensen, en dat is barmhartigheid.

Op die manier barmhartig zijn, dat heeft niet iedereen,
en dat hoeft ook niet.
In corona–tijd is het juist moeilijker om zieken te bezoeken.
Dus als je een barmhartig hart hebt,
we kunnen onze liefde zo moeilijk kwijt…
Maar misschien is het wel goed om te kijken wat dan wel kan.
Sommigen zijn er heel goed in om te laten merken
dat je aan een ander denkt. Een kaartje of appje.
Andere zijn daar minder goed in,
maar dan kun je nog wel aan een ander denken door je gebeden.

En ik denk ook aan alles wat we niet kunnen doen.
Want ook dat kun je uit barmhartigheid doen.
Ik wil het virus niet verspreiden,
dus uit liefde voor de mens om me heen blijf ik thuis.
Ik breng offers, ik ontzeg me sociale contacten,
maak geen onnodige afspraken, zoek geen gezellig drukke plekken op.
Laten we dit doen uit barmhartigheid. Uit bewogenheid met je medemens.

We vasten nu van vasthouden.
Maar in die huidhonger voelen we opeens weer met Jezus mee.
In zijn quarantaine. Zijn lijden.
We voelen iets mee met zijn barmhartigheid.
Vol van de Geest, zocht hij juist de ellende op.


Soms lukt je dit. Lukt het om mee te maken.
Lukt het om de offers te brengen.
Maar vaak genoeg ook niet.
Soms voelen we iets van Gods bewogenheid met mensen,
ervaren we iets van de liefde die hij voor anderen moet hebben.
Maar lang niet altijd.

Denk dan aan de kerk als een ziekenhuis.
We strompelen achter Jezus aan, met vallen en opstaan.
Want we zijn niet immuun voor de gebrokenheid van de wereld,
we zijn niet altijd bestand tegen de verleider.
We hebben geestelijke hart– en vaatziekten.
Want ons hart is vaak genoeg dubbel,
een beetje voor God maar ook een beetje voor mezelf.
Of ons hart gaat juist sneller kloppen voor de verleidelijke optie,
de neppe en roekeloze oplossing, het springen,
en dan mag God zeker wel de brokstukken oprapen…
Maar dat is niet de bedoeling.

Ook onze doorbloeding is ook niet altijd optimaal.
We zijn niet altijd zo warmbloedig of hartelijk.
En onze geestelijke zintuigen doen het ook niet altijd goed.
Onze tong is gespleten. En onze ogen dwalen jaloers af.
Maar wat Jezus komt doen, is ons opzoeken.
Hij komt op ziekenbezoek. De heiland, de dokter, de geneesheer.
Die wil lijden. En je opzoekt als jij lijdt.
Hij heeft medelijden.
Maar kijk dan ook naar zijn lijden, als iets wat hij met ons mee–doet.
Zijn ellende, is omdat hij met mij mee lijdt.
Lijdt aan mijn hartfalen. Pijn heeft aan mijn tekorten, fouten.
In de nood, wil hij bij je zijn.


Maar juist doordat Jezus bij ons komt,
en zijn liefde en bewogenheid met jou en mij laat merken,
juist daardoor worden ook wij bewogen.
Mijn hart gaat sneller kloppen.
Ik kom in beweging, en wil leren om hem te volgen.
Mijn ogen dwalen niet langer af,
maar ik krijg oog voor de gebrokenheid bij een ander.
Ik zoek niet naar een quick–fix.
Maar durf steeds meer de gebrokenheid onder ogen te zien.
Ik kijk niet weg bij de pijn van een ander.
En begin met een verlangen om erbij te willen zijn. Om mee te lijden.
Want troost is niet alleen dat het goed komt.
Zo voelt het soms niet eens.
Maar troost begint erbij met dat je niet alleen bent.
Jezus is bij me. In mijn zonde, in mijn ziekte, in mijn verdriet.
En vaak is hij bij je, in de vorm van een naaste.

“Roep je mij aan, ik geef antwoord,
in de nood zal ik bij je zijn.”

Niet alleen zegt de psalm hiermee dat je je nood moet erkennen.
En dat God dan nabij wil zijn.
Maar er zit ook in, dat je roept.
Vraag maar aan God, roep h’m erbij.
En dan zal hij zeggen: ik–ben zal er voor je zijn.
En wees niet te trots om in de gemeente te roepen.
Om je nood te delen.
Om kwetsbaar en gebroken te zijn.

Want precies zo kwam Jezus hier.
Niet te trots om te pletter te springen op onze hardheid,
om de ellende op te zoeken, om mee te lijden.
En als je ziet hoe hij bij jou kwam,
wil je steeds meer daarvan doorgeven.
Wat hij jou gaf, nabijheid, delen met de ander.
Dat is helend. Hij transplanteert zijn liefde in jou.
Het is een hele operatie die hem alles kost.
Maar in de nood wil hij bij je zijn.
Geen verzoeking maar een bezoeking.
Zo verleent God zorg en maakt ons hart, barmhartig.
Amen


online delen:

tag ziekte beproeving geloof barmhartigheid corona hulp vragen vasten

Meer preken uit Psalmen