Votum en groet NLB 217:1,3,5 (De dag gaat open) Gebed DNPs 67:1-3 (God, geef genade, geef uw zegen) (3e keer ook 'refrein') T: Mt 25:14-30 Kindermoment (filmpje Monique) Preek Sela: Jezus' liefde voor mij (eerste regel: Dank u mijn Vader voor al uw genade) OTH 268 en HH87 Gebedspunten en Mededelingen Gebed Ps 66:5 (Ik kom met gaven in mijn handen) Collecte Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Die man die op reis gaat verdeelt al zijn bezit over 3 knechten.
Eentje krijgt 5 talent, eentje 2, en de laatste krijgt er 1.
Een talent is een gewichtsmaat.
Ergens tussen de 26 tot 30 kilo.
En dan van een waardevol materiaal.
Kon goud zijn, of zoals hier, zilver.
Een talent is 6000 denarii.
En een denarius was het loon voor een dag.
Dus 1 talent is het loon voor 6000 dagen; dat is meer dan 16 jaar.

Ze krijgen dus super veel toevertrouwd.
Wat doe je met zo’n fortuin?
Daar gaat Jezus’ gelijkenis over. Wat doen ze ermee?
En als wij die vraag aan onszelf willen stellen,
moeten we nagaan wat Jezus bedoelt met dat talent.
Waar is dat een beeld van?


Als kind vond ik dit geen fijne gelijkenis.
School was voor mij niet erg uitdagend, het ging me best makkelijk af.
Daarom deed ik niet zo heel erg mijn best.
Want ik vond dat het wel goed genoeg ging.
Toen is een keer tegen mij gezegd,
dat ik niet moest zijn als die 3e knecht,
die zijn talent onder de grond verstopte, en er niets mee deed.

Nu had ik dat misschien wel nodig om te horen.
Maar toch zit er iets in, dat het niet snel genoeg is.
En omdat de gelijkenis ook gaat, over wat die knechten voor God doen,
zit er iets in, dat het voor Gód niet snel voldoende is.
Anders is die heer ontevreden. Je moet dus presteren!
Misschien herken je dat wel:
Dat je denkt dat God van jou het uiterste verwacht.
Alleen een topprestatie is voldoende…
Het God is niet snel genoeg.
En ja, als je goed je best doet krijg je een complimentje.
“Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar.”
Je krijgt er zelfs een beloning voor:
God stelt die goede en betrouwbare dienaren aan over veel meer.
Je wordt zelfs uitgenodigd bij het feestmaal van je Heer.

Maar klopt dit beeld van God?
Als we volgende week de maaltijd van de Heer vieren,
een voorproefje van dat feestmaal,
wil je dan naar God kijken als iemand voor wie je presteren moet?
We komen dan toch juist met ons tekort, met lege handen,
met onze schuld. Als armen bij de gulle gever.

Er is dus iets in deze gelijkenis, wat voor mijzelf schuurt,
maar ik denk je dat je die spanning heel goed kunt meevoelen.
Moeten we werken, verdienen? Nee.
Maar hoe zit dat met dat een–na–laatste vers: (29)
“Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed,
maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.”


Laten we eerst eens kijken wat dat talent is.
In onze taal is talent natuurlijk ook iets wat je kan.
Dus als je het woord leest,
denk je makkelijk aan de dingen waar je goed in bent.
Misschien kan jij goed voetballen of tekenen.
Of ben je een echt goede luisteraar, of een kei in organiseren.
Of ben je heel attent aangelegd en heel trouw in het sturen van kaartjes.
En ook die talenten heb je natuurlijk van God gekregen.

Daarin zijn we verschillend.
Daarnaast krijgt ieder een verschillende hoeveelheid.
Misschien denk je dan dat iedereen krijgt wat hij of zij aan kan.
Toch is dit volgens mij niet alles wat er bedoelt wordt.
Want later, die 3e knecht, die er niets mee doet,
heeft zijn heer hem dan dus verkeerd ingeschat?
Hem meer gegeven dan hij aan kon? Dat geloof ik niet.
Je krijgt dus niet meer of minder talenten omdat je het wel of niet aankunt.
De vraag is echt: wat doe je ermee?


Kijk, die derde knecht, die doet niets; lijkt het.
In mijn hoofd is dat een luie nietsnut
die lekker ontspannen op zijn strandstoel zit te relaxen.
Maar dat is niet eerlijk. Dat staat er niet.
Hij is nog steeds een knecht.
En dat talent is niet van hem, hij gaat er niet van genieten ofzo.
Hij verbrast het niet, maar houdt het zorgvuldig in bewaring.

Wat is er dan mis; waar komt het ongenoegen dan vandaan?
Waar die heer zo boos van is,
is dat hij al die tijd niets had gedaan met dat geld.
Hij zegt: Als je het nou op de bank had gezet,
had je de tijd kunnen vertalen naar rente.
Vandaag geven de banken vrijwel geen rente meer.
Misschien had Jezus vandaag gezegd: had er dan Bitcoin voor gekocht.
Maar het punt is dus,
die man heeft niets met de tijd gedaan die hem gegeven is.

Die derde knecht had iets van zijn heer gezien:
“Heer, ik wist van u dat u streng bent,
dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant.”

En uit angst doet deze knecht dan maar niet niets.
Misschien voel je wel sympathie voor deze man.
Als de heer in deze gelijkenis op God lijkt
wordt er ook wel echt een gek beeld van God geschetst.
Hij maait waar hij niet zaait; hij oogst wat hij niet plant.
Het lijkt alsof God pakt wat hij pakken kan.
Een egoïst, en graaier. Alleen maar uit op winst.
Ja, bij zulke mensen moet je voorzichtig zijn…

Ik denk dat deze derde knecht iets van God goed heeft gezien,
hij maait, hij oogst, alsof de hele wereld van hem is.
Maar in dit geval is dat ook écht zo.
En precies dát heeft de knecht niet begrepen.
Het is niet maar alsof. Het is van hem.
Als mensen doen alsof de hele wereld van hem is,
is dat meestal grootspraak, of arrogantie,
maar bij God is dat geen opgeklopte bluf, maar de waarheid.
Je ziet er iets van in de gelijkenis zelf.
Als hij bij die twee voortreffelijke dienaren,
dat supergrote bedrag van 5 of 2 talenten, weinig noemt.
“Omdat je trouw bent geweest over een klein bedrag…”
Weet je nog, 1 talent is 16 keer je jaarloon, een klein bedrag?
Normaal gesproken zou je denken: pff, wat een arrogante patser.
Maar bij God klopt het. Voor hem is dat niet veel.
En hij is niet onredelijk om van ons te verwachten
dat we zijn fortuin waarderen. Zijn schatten koesteren.
En het uitstallen en oppoetsen om te laten stralen.
Om zijn cadeaus uit te pakken, en te gebruiken waar het voor bedoeld is.
Het is niet raar dat hij rente verwacht.
Kijk hoe God zelf leven vermeerdert en uitbundig is,
in hoe hij deelt, hoe hij feestelijk uitpakt,
en zich niet inhoudt als het gaat om schoonheid in deze wereld.
God is niet zuinig. Hij is overdadig. Hij is uit op meer.
Het was niet snel genoeg voor hem. En dat is positief.
Zo kun je snappen dat hij dat ook van jou en mij verwacht.
En hij heeft er nog recht op.
Dus niet dat ik het in de verpakking ongebruikt teruggeef,
maar dat wat ik gekregen heb, ook nog ergens goed voor God is.


Die talenten, is dus niet alleen de dingen die je kan, maar eigenlijk alles.
Mijn leven is niet van mij, maar ik heb het zomaar gekregen.
Mijn energie, mijn tijd, mijn mogelijkheden en geld.
Ja, ook mijn gaven en talenten,
uiteindelijk komt echt alles van God.
Het is een fortuin wat ons zomaar is toevertrouwd.
Wil je dat voor de heer inzetten?
Dat ik leef, dat ik bewegen kan,
zelfs de uren en dagen die we nu thuiswerkend indelen.
Als je kinderen hebt gekregen, het is een talent van God.
Als je je vader of moeder verzorgen moet, beslissingen voor hen neemt,
het is zorg die je is toevertrouwd.
Als hun leven van God is, hoe ga je er dan mee om?
Dan wil je toch meer, dan alleen maar even op de tent passen?

We krijgen het leven van God,
niet om het leven maar te leiden,
maar om er goed mee te doen.
We krijgen welvaart van God,
niet om er zelf alleen van te genieten,
maar om te delen.

En gek genoeg, deze corona–tijd er ook een.
Misschien voelt het wel als een verloren kerkelijk jaar.
Zitten we onze tijd uit, in hoop dat het ooit weer beter wordt.
Zoveel dingen kunnen niet, mogen niet.
Maar ook deze waardeloze tijd is van God. Dit krijgen we.
Niet omdat we nu even niet meer aankunnen, maar dit is het nu even.
Voor dit moment wordt ons een klein bedrag toevertrouwd, een mager jaar.
Maar hoe halen we er samen het rendement uit,
wat de heer verdient?


Wat spannend is in deze gelijkenis,
is zorgen dat we God niet zien als iemand die ontevreden is.
Voor wie het niet genoeg is.
Dat beeld moeten we niet oproepen. Dat beeld mag ik ook ontkrachten.
Ongenoegen is niet Gods basis–houding.
Liever noemt God je voortreffelijk. Liever geeft hij je alles in handen.
Dat past bij de overdadige gulheid van God.

Ga dus op zoek naar de stimulans die je graag belonen wil:
voortreffelijk gedaan! Als je betrouwbaar bent voor God.
Als hij op je aan kan. Streef daarnaar en wees niet bang dat het niet lukt.
Je proeft de goede overdaad van God, in die laatste verzen:
“Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed”
Dat is wat bij God past, overdaad.

De keerzijde is wie genade ingepakt laat zitten en er niets mee doet.
“maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.”
Dat is geen ongenadig ongenoegen.
De strenge toon is alleen voor wie niets met genade durven te doen.
Aan bange dienaren heeft God niets. Hij noemt ze zelfs nutteloos.
Als alles van God komt, het licht, het leven, de tijd,
dan zijn dat de dingen die ontnomen worden: het licht, het leven, de tijd.
“naar de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.”

Ook dat is spannend. Maar laat je niet bang maken.
Kies juist de kant van Gods overdaad.
Hoe gul hij is met het geven van zijn liefde, de talenten die je kreeg.
Hij zal je ook de moed geven om ermee aan de slag te gaan.

En als je het idee hebt dat je nu hard moet werken,
bang dat we het toch moeten verdienen, terwijl God toch juist genade geeft?
Kijk dan maar weer naar het begin:
al zijn bezit vertrouwt de heer zijn knechten toe.
Waar ze me werkten was al genade om mee te beginnen.
Dat God je helpen wil en vruchtbaar laat zijn, is ook een talent.


In het verhaal wat Jezus vertelt zijn er dus twee die gaan handelen.
Ze gaan op zoek naar koopjes, naar investeringsmogelijkheden.
Ze willen meer doen dan alleen maar op de tent passen.
Nemen geen genoegen met een zesjesmentaliteit,
of de boel houden zoals het is. Nee, ze willen meer.
Verdieping, vermeerdering. Vrucht als de oogsttijd komt.
Die derde knecht was bang voor zijn Heer. Bang om fouten te maken.
Maar deze twee niet. Ze gaan erop uit.
Want ze kregen het niet om te bewaren.

Er is dus ruimte om fouten te maken.
Om een keer te handelen, en verlies te lijden.
Wees dan niet bang voor de heer.
Als alles van hem is, dan ook ons verlies
Hij zal het dragen, ook jou tekort.

Dus durf aan de slag te gaan. Denk weer aan het jaarthema: in beweging.
En dat is niet om er iets mee te verdienen.
Maar om te laten zien, dat genade de motor is, waar wij op draaien.
Het startkapitaal was al genade.


Er is nog een laatste ding waar ik de aandacht op wil leggen.
Want alles krijgen we van God: Ook zijn woord.
Die zijn je toevertrouwd. Zijn ze waardevol voor mij?
We hebben Gods woord gekregen,
niet om te bewaren onder de grond, waar ze verstoffen,
Maar om zijn woorden te bewaren in je hart.
Een van die geboden is ook om rust te nemen.
Bewaar ook dat gebod in je hart.
6 dagen om te werken, een dag om op adem te komen.
Om je spieren rust te geven, het land rust te gunnen, voor herstel.
God is echt geen slavendrijver van wie je nooit mag rusten.
Laat je niet bang maken.

Maar neem ook geen genoegen met gewoon.
Dat past niet bij de heer, dus ook niet bij zijn dienaars.
Misschien ken je de uitdrukking van de: Economie van het genoeg.
Het God is niet snel genoeg. En deelt hij graag met jou.
Onderweg naar het overdadige feestmaal.

Amen


online delen:

tag talent goed doen wees niet bang oordeel balans genade overdaad corona Jaarthema In beweging

Meer preken uit Mattheüs