Votum (LB291a) en Groet Opw 464:1-3 Wees Stil voor het aangezicht van God Gebed PS LL 25:2 en 4 (Doe mij, HEER, uw wegen kennen) L. Jes 6:1-8 NLB. 405:2 en 3 (Heilig, heilig, heilig) T. Lc. 5:1-11 Preek Als geloofsbelijdenis: GK2017 185:1-4 (Heer, wij loven en aanbidden U) Mededeling Gebed Collecte NLB.985:1-3 (Heilig, heilig, heilig) Zegen en Danish Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Er zijn twee dingen die we niet van God begrijpen.
Het eerste is hoe heilig hij is.
Hoe ontzettend groot, anders en meer dan ik denken kan.
God is altijd meer.

En als we daarover denken, en dat vergelijken met onszelf,
ja, dan voel ik me zwak en zwart.
Je ziet het bij Jesaja gebeuren.
Hij ziet eerst de heiligheid van God, en is zo overdonderd,
elk gevoel van proportie en verhouding raakt hij kwijt.
De zoom van Gods mantel vult de tempel.
Je zou kunnen zeggen: Gods veters zijn zo groot, ze vullen dit hele gebouw.
En dan schreeuwt hij het uit: “Wee mij! Ik moet zwijgen.”
Opeens heeft hij het door,
ik heb onreine lippen, ik leef te midden van onreine mensen.
ik heb onreine ogen,
en op dat netvlies is opeens het beeld van koning der koningen gevallen?
Dat kan niet goed gaan. Ik heb God gezien. Wee mij.

Net zo met Petrus.
Hij ziet dan niet een verheven beeld van priesterdienst in de tempel,
of indrukwekkende klapwiekende engelen,
die zo hard Heilig roepen, dat het gebouw ervan trilt.
Nee, Petrus ziet de almacht van God in de schepping, in zijn vissersvak.
Zoals jij misschien je verwonderen kan, over jouw beroep,
jouw hobby, dat wat jij mooi vindt: Het is door God zo bedacht. Wow.
Petrus heeft dat dus.
Zoals Jezus zomaar opeens dwars door het meer kijkt.
Na een nacht ploeteren, beschikt Jezus zomaar even die mega–visvangst.
Niet normaal.
En opeens heeft hij het door met wie hij te maken heeft.
In zijn eigen vakgebied ziet hij het: Ik heb God gezien.
En Petrus valt op zijn knieën, wordt net als Jesaja geveld.
“Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.”

Kun je je dat voorstellen? Om tegen God zelf te zeggen,
ga maar, verlaat me maar, want ik ben zondig.
U bent te groot voor mij.
Petrus heeft het echt goed gezien,
hoe onbegrijpelijk groot onze Heer is.
We passen niet bij elkaar.

Het eerste wat we niet van God begrijpen, is
hoe groot en hoe heilig hij eigenlijk is.


Maar dat is het tweede wat we van God niet peilen kunnen:
Hoe God daar dan mee omgaat.
Want hij zal mijn zwartheid en zwakheid niet uitvergroten.
God, die je in liefde heeft uitgekozen,
houdt meer van je, dan je doorhebt.
Is milder, geduldiger, trouwer dan je bedenken kan.
We kennen hem niet zoals hij is, en daarmee doen we hem tekort.
Maar hij gaat daaraan voorbij. En blijft zich maar geven.

Naar Jesaja stuurt hij een engel.
Onreine lippen? Weet je wat? Ik maak ze schoon.
Hij krijgt reinheid aangereikt vanaf de offerplaats:
“Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.”
En Petrus?
Jezus zegt tegen hem: “Wees niet bang.”

Dat is God. Tegen mensen die op de grond vallen,
die keer op keer vallen en onderuit gaan,
omdat ze hun eigen onheiligheid voelen,
juist op die mensen doet God een beroep,
juist naar hen steekt Jezus z’n hand uit.
Wees niet bang. Je schuld is allang weggedaan.
Petrus trok de conclusie:
“Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.”
Maar Jezus had in de hemel precies de andere conclusie getrokken:
Daarom kom ik juist naar je toe. Daarom geef ik mijzelf aan jou.


Het voelt gek, om deze twee dingen uit deze verhalen naar voren te halen.
Eerst God heiliger en meer te maken, en misschien wel verder weg,
en dat dan weer goed te maken, door te zeggen hoe vol liefde hij is.
Voelt een beetje zinloos:
Je je eerst zondig laten voelen, en dan zeggen dat het toch goedkomt.

Als je hier geen zin in hebt,
dan kun je blijven liggen rusten in dat het goed komt.
Zou God zo goed zijn dat hij dat OK vindt?

Misschien.
Want God is groter en liefdevoller dan ik me kan voorstellen.
Maar als je iets van Gods heiligheid hebt geproefd,
als je ooit geraakt ben door zijn liefde voor jou,
zou je dan stil willen blijven?

Beide verhalen hebben een opvallende richting.
Bij Jesaja is onze lezing geëindigd bij vers 8:
“Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen:
‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’
Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’”

Van Jesaja’s ervaring,
eerst van Gods onbegrijpelijke grootheid en zijn eigen onvermogen,
en dan die ervaring van aangeraakt worden door ongekende genade,
van daaruit vindt Jesaja de moed om te zeggen:
Stuur mij maar, God.
Ik zal ervan vertellen…

En bij Petrus en de leerlingen is het net zo:
Vanuit de verbijsterende ervaring van Jezus’ grootheid,
en het gevoel dat we niet bij Jezus passen,
maar daarop komen die milde woorden: “Wees niet bang”
en dan volgt een opdracht:
“Voortaan zul je mensen vangen.”

Blijkbaar ben je geschikt, om over God te vertellen,
als je eerst twee dingen van hem niet goed hebt begrepen.


Bij Jesaja gaat het zelfs nog verder.
Hij zag dus de heiligheid van God, voelt dat hij niet past,
maar ervaart genade in dan met dat kooltje op z’n lippen.
Zo wordt hij klaargestoomd om te spreken.
Jesaja vraagt: wat moet ik zeggen?
Dit is dan wat God antwoordt:
“Ga en profeteer het volgende tegen dit volk:
“Luister goed, maar begrijpen zul je het niet;
kijk goed, maar inzien zul je het niet.”

Jesaja gaat dus naar zijn hoorders toe.
Nouja, echt hoorders en luisteraars zijn het niet.
Zo zijn er bij hen minstens twee dingen
die ze niet van God begrijpen:
Hoe heilig hij is, en hoe graag hij vergeven wil.


Volgens mij is dit belangrijk vandaag.
We geloven in God.
We willen best over hem vertellen,
maar we stuiten niet op veel gehoor.
Je probeert het door te geven aan je eigen kinderen,
maar het roept onbegrip op, weerstand misschien wel.
Op de lange termijn lijkt het alsof onze kerken achteruitgaan,
en je kan je daarover zorgen maken.

Wat is het pijnlijk,
als mensen niet meer naar God willen luisteren.
Hoe komt het toch?

Eeuwenlang hebben we naar de geschiedenis van de kerk gekeken,
en gezien hoe er groei is.
Wat prachtig als door Gods genade, (en eerlijk gezegd,
meestal ondanks de lelijke politieke spelletjes van mensen heen)
maar dat dankzij Gods genade, de kerk mocht groeien.
Dat er het wonder gebeurde, dat er vissen gevangen werden,
dat dovemansoren open gingen.
Dat er mensen gewonnen werden voor het wonder wie Jezus is:
groter en heiliger en machtiger dan ik kan begrijpen,
en genadiger en milder dan ik durf te hopen.

We zagen het lichaam van Christus groeien.
Maar zijn we deze eeuwen dan vergeten dat Jezus zijn lichaam weggaf?
Groei in het koninkrijk, werkt op een gekke manier.
Niet zoals wij denken.
We zitten er zo vaak naast. God is echt anders.
Jezus gaf zichzelf, hij gaf zijn leven.
Als de kerk het lichaam van Christus is,
zou Jezus zijn lichaam op aarde ook kunnen weggeven?


Jezus geeft zijn lichaam over tot in de dood,
maar nooit om dood te blijven.
Ook een kerk, al zou ze afsterven, zal na 3 dagen dan weer opstaan.
Want Jezus zelf zorgt dat er vissers van mensen zijn,
En God maakt zoveel indruk op Jesaja,
zodat hij het durft om deze woorden op zijn lippen te nemen:
“Hier ben ik, stuur mij.”

En dan hebben we de lastige taak om te preken tegen dovemansoren,
om lange tijd te vissen aan de verkeerde kant.
Nachten lang te ploeteren
en het telkens over een andere boeg te gooien, maar zonder resultaat.
Totdat Jezus zijn macht laat zien.
Nog steeds hebben we de taak om in een samenleving van je te laten horen,
en daarop geen reactie te krijgen.
Om liefde weg te geven, en niets terug te krijgen,
maar juist dan zijn we echte volgelingen van Jezus.
Dat was toch precies hoe zijn leven was?

We moeten niet raar opkijken als de boodschap niet overkomt.
Als het weerstand oproept, vervreemdt, niet begrepen wordt.
Dat is natuurlijk geen reden om dan maar
zo onbegrijpelijk mogelijk te zijn.
Laten we goed ons best doen om het verhaal aansprekend te vertellen.
Maar dat is geen garantie voor wat jij denkt dat groei is.
In al die inspanning moeten we bescheiden blijven,
en erkennen dat ook wij zo weinig weten hoe heilig God is,
en hoeveel meer genade hij heeft.
Dat wij, zijn leerlingen, er soms zo weinig van begrijpen.

Maar dat heeft God nog nooit tegengehouden.
Daarom wil ik jullie bemoedigen met het geduld van Jezus.
Hij blijft zijn hand uitsteken.
Hij, die meer is dan we kunnen denken,
die het meer doorziet, en weet waar de vissen zwemmen,
en de netten en de kerk vult met meer dan ze hebben kan.
Hij heeft geduld met ons,
ook als je je dag en nacht uitslooft, zonder resultaat.
Hij heeft geduld met je kinderen als ze het niet willen horen.
Hij heeft geduld, als ook we zijn grootheid niet zien,
Hij heeft geduld, als je denkt niet bij God te passen,
en je hele leven lijkt te zeggen: ga maar weg, ik ben een zondig mens.

Er is maar een moment dat God weg ging,
en dat was bij die Ene niet–zondige mens.
“Mijn God waarom verlaat u mij?”
Nou, omdat jij Petrus niet wilde verlaten,
en al die andere leerlingen van je.

Zie je hoe anders hij is?
hoeveel Heiliger en hoeveel genadiger dan je denkt?
Hij ziet zijn leerlingen op het water.
werkend, met niets aan opbrengst.
Heb het geloof en het geduld dat hij ziet waar en wanneer
je de vruchten van je werk plukken mag.

Hij is groter.
En elke keer als ik er iets van ervaar,
kom ik er weer achter dat er twee dingen zijn,
die ik niet van God begrijp: hoe machtig groot hij is,
en hoe geduldig hij omgaat met die blindheid van mij.

Dus, Ga je mee vissen?
Hier ben ik, stuur mij.
Amen


online delen:

tag geloof ongeloof groei twijfel heilig kerk geduld gevoel en verstand evangelisatie

Meer preken uit Lucas