votum LB291a en groet GKB2017 254:1-3 (GK-2005 146) Kom, laat ons vrolijk zingen Wet Spr 10:6-22 PvN 131 (luisteren met filmpje) Gebed Kinderen naar KBC Luk 3:15-22 NLB 358:1-5 (Water water van de doop) (7/8 maat!) Preek over Lk 3:22 b NLB 356:1,2,6,7 (O God die uit het water) Kinderen terug Mededelingen Gebed Collecte Opw 770 Hoe wonderlijk mooi Kinderlied: Opw. Kids 185 De Heer zegent jou Zegen en Danish Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wat zegt je intuïtie, als je dit hoort?
“Ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van zijn sandalen los te maken.”
Wat denk je: Johannes, joh, stel je niet zo bescheiden op!
“Ik ben niet goed genoeg…”? Kom op zeg, je mag er zijn!
Jij bent ook een geliefd kind van God.

Herken je die reactie?
Hiermee zitten we precies in de spanning van de tekst voor vanmorgen.
Want wat is je identiteit?
Soms ligt het in je karakter, of heb je het aangeleerd
om jezelf weg te cijferen: Het gaat niet om mij.
Het is nog heel christelijk ook, dus dat klinkt goed.
Volgens mij kun je dan goed meevoelen met Johannes’ nederige houding.
Maar toch kun je er ook echt onder gebukt gaan,
een gevoel van minderwaardigheid.
Je mag niet zijn wie je bent.
Je durft je niet te laten zien, uit angst dat je teveel bent,
als je denkt dat wat je te zeggen hebt, toch niet belangrijk is.
En als dat altijd tegen je gezegd is,
en je het zelf ook geloofd,
kun je jezelf helemaal in de put praten.

Terecht willen mensen om je heen, die van je houden,
je daaruit helpen.
Het helpt niet altijd, maar goedbedoeld zeggen ze dan:
joh, God heeft je lief, je mag er zijn.
Misschien verwijzen ze dan wel naar die stem uit de hemel:
Je bent m’n geliefde dochter, m’n lieve zoon.

Soms is dit ook echt je ervaring: een intiem contact tussen jou en God.
Een gevoel van aangenomen zijn, van aanvaarding.
Ik ben een kind van God.
Je hebt het in de loop van de tijd geleerd,
en echt ervaren dat God van je houdt.
Opeens viel het kwartje: ja echt, hij houdt van mij.
Wat een bemoediging is dat dan. Heerlijk toch?
Dan weet je je gedragen door een stem uit de hemel,
je weet je vol van de Geest.
Zoals je misschien een eigen kind een aai over de bol geeft,
en kan zeggen: ik ben zo blij met je; zo voel jij je vertrouwd bij Vader,
die je liefdevol toeroept: “in jou vind ik vreugde”


Zo denken we vanmorgen na over onze identiteit.
Wie ben ik nou? Is God in de hemel blij met wie ik ben?
Ja, dat geloof ik.
En als je je zelf ziet als een geliefd kind van God,
als je de stem uit de hemel op jezelf kan betrekken: fantastisch.
Maar voor we daar uitkomen, moet ik toch eerst een omweg maken.
Het is boeiend om dan de bijbel in gewone taal ernaast te leggen.
Die vertaalt niet: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.”
Maar: “Jij alleen bent mijn Zoon. Mijn liefde voor jou is groot.”
met nadruk: alleen Jezus, jij alleen.

We trekken ook wel erg makkelijk, en soms al te gretig,
die schitterende woorden uit de hemel, naar onszelf toe.
We maken Gods liefde te makkelijk.
We zijn, denk ik ook wel erg lief voor elkaar:
joh, het is wel goed. God houdt van je.
Meer nog, we zijn ook wel erg lief voor onszelf.

En dan zeggen we, en ik zei het ook aan het begin van de dient:
dat je bij God mag komen zoals je bent.
God houdt onvoorwaardelijk van je.
En dat is ook echt zo.

Maar als je te lief bent voor jezelf, is het eigenlijk allemaal wel prima.
Ik met m’n gekke karaktereigenschap, en zwakheden,
de valkuilen van zonde, waar we telkens weer intrappen.
– Ja sorry, ik ben nu eenmaal een beetje lui.
Ik kan ook niet helpen, maar ik mag toch komen zoals ik ben?
Of een ander:
– Ach, ik roddel een beetje te makkelijk,
maar ik kan het toch ook niet helpen dat ik zo ben…
– En of je gebrek aan zelfbeheersing nu zit in,
dat je alle kaas of chocola uit de koelkast eet,
of het kopen van een zoveelste gadget, die je eigenlijk niet nodig hebt,
of het kijken naar mannen of vrouwen,
die niet voor jouw ogen zijn bedoeld;
we praten het zo makkelijk goed:
ach, God zal het toch wel begrijpen?
Maar Hij houdt toch van me zoals ik ben?

Nee. God houdt daar niet van. Gods liefde is exclusief.
Hij houdt niet van alles en van iedereen.
Hij vindt niet iedereen lief en hij vindt niet alles goed.
Kom zoals je bent. Absoluut. Zonder voorwaarden.
Maar dan blijft je niet onveranderd.

Gods liefde is exclusief. Alleen in Jezus vindt God vreugde.
Johannes zegt dat ook, hij verbeeld zich niets:
niet ik, maar Hij. Ik ben niet goed genoeg
om voor hem op de knieën te gaan, en zijn veters te strikken.


We hoeven bij Johannes echt niet bang te zijn
dat hij een minderwaardigheidscomplex zou hebben.
Want heel vrijmoedig geeft hij zijn duidelijke boodschap af.

Koning Herodes, de affaire met de vrouw van je broer,
is niet OK. Daar moet je mee stoppen.
Niet alleen de koning krijgt een uitbrander,
Johannes legt alle mensen het vuur aan de schenen:
Het zegt over God: “Hij houdt de wan in zijn hand”
Hij haalt er de bezem door.
En dan zal God het koren van het kaf scheiden.
Als je het graan hebt geoogst wil je de korrel hebben.
Niet het kaf, dat zijn de taaie on–eetbare vliesjes,
die waaien weg in de wind, die hebben geen substantie,
het is afval, wat bij elkaar geveegd wordt en verbrand.
Zo is het ook met mensen, zegt Johannes.
Je hebt mensen met substantie, die wil God hebben,
maar de anderen doet hij weg.
Nee, Johannes heeft geen minderwaardigheidscomplex.
Hij durft. Hij is niet bang.
Herodes wel, die laat Johannes later in de gevangenis stoppen.


Hier is Johannes nog het volk aan het dopen.
En Joden waren dat op een bepaalde manier gewend.
Soms namen ze een reinigingsbad.
Het had een hygiënische kant, maar ook een geestelijke.
Zo’n bad is een beeld om de onreinheid weg te spoelen.
Om alle kafjes af te kloppen.

Mensen lijken een beetje op een swiffer.
Na verloop van tijd, hebben we smerigheid aangetrokken,
viezigheid, die aan je blijft plakken,
en daar moet je van af.
Nou dat deed een Jood met zo’n waterbad.

De kerk heeft dit Joodse gebruik,
in opdracht van Jezus, vertaalt naar de doop.
En voor Joden was dat ook een duidelijk symbool:
als je niet–jood was, en je wilde toetreden,
er ook zo’n waterdoop was, waarbij je je voegde bij God.

Het is een teken, dat de viezigheid die plakt,
die we als een swiffer, als een magneet naar ons toetrekken,
elke dag dat we door ons stoffige leven schuiven,
dat dat allemaal schoon gemaakt wordt.
Het is niet echt de schoonmaak zelf,
maar het symbool dat God altijd schoonmaken wil. God doet dat.
Het symbool laat ook zien dat je toetreed tot de familie van God.
Het verandert je identiteit. Je wordt nu een kind van God.
En dat raak je nooit meer kwijt. Het hoeft dan ook maar 1 keer.


Voor dat ik verder ga over die nieuwe identiteit,
moeten het hebben waarom Jezus zich eigenlijk laat dopen.
Want dat is eigenlijk wel verwonderlijk.
We weten uit de andere evangeliën dat Johannes het ook niet begrijpt.
Want wat voor een viezigheid plakt er nou aan hem?
Als er iemand substantie heeft, dan is het Jezus.
Als er iemand is, die niet wegwaait in de wind, dan hij.
Hoezo moet hij nog toetreden tot het volk van God? Hij komt er vandaan!

Johannes probeerde hem tegen te houden: Mat 3:14v
“Ik zou door u gedoopt moeten worden, en dan komt u naar mij?”
Maar Jezus antwoordde: “Laat het nu maar gebeuren, want het is goed
dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen.”

Wat is dan Gods recht?
Wij hebben al ons kaf bij elkaar gebezemd, het is klaar voor het vuur,
wij hebben al ons stof dat ons aankleeft in de swiffer gedaan,
en nu in de Jordaan schoongespoeld. Dat water is helemaal vies.

Jezus gaat daarin, hij is brandschoon, hij is puur,
God zegt het: hij is zijn favoriete zoon, zijn enige, die hij liefheeft.
In hem vind hij vreugde. Omdat Jezus daar het water ingaat
om al mijn vunzigheid als een spons op zich te nemen.
Hij trekt het allemaal naar zich toe,
verzameld al het kaf, en God klopt hem helemaal uit,
hij brandt het allemaal weg, hij vernietigd dat helemaal
als hij als het lam van God de kruisberg opgaat, en vergaat.
Als een brandoffer, dat helemaal verteerd wordt,
alleen rook blijft over, en dat verwaait.


Hoe raakt dat nu mijn identiteit?
Paulus zegt ergens: Rom 6:3
dat als je gedoopt wordt, dan wordt je gedoopt in Jezus.
Je wordt in Jezus gestopt. En dat is maar goed ook.
Want net zoals Johannes zegt, ik ben niet goed genoeg.
Ik zou anders dat kaf zijn,
dat even knettert in het vuur, maar zo weg is.
Ik zei net dat Jezus helemaal verteerde, helemaal verwoei,
maar dat is niet zo.
Hij verbrand mijn kaf, mijn afval, dat is weg.
Maar uit de as staat hij weer op. Dat had ik niet overleefd.
In hem is er nieuw leven.
In hem mag ik leven, krijg ik het leven.

Dus als je zegt: ik ben niet goed genoeg,
zeg dat niet tegen jezelf om je de grond in te praten.
Maar juist om Jezus de hemel in te prijzen.
Want hij is wel goed genoeg. Hij alleen, juist Jezus!
Hij is de geliefde zoon, in hem is vreugde te vinden.
En je mag in hem schuilen.
Zonder hem heb ik geen substantie,
geen vastigheid, waai ik weg, en kleeft het stof me aan.
En alles wat ik waardeloos aan mezelf vind,
alles wat minder is, dat laat Jezus in rook vergaan.
En in hem, ben ik schoon en nieuw, ben ik Zoon, en geliefd.
In hem, heb ik een Vader, die plezier in me heeft, die geniet.
Was ik niet in hem, ja, zou ik vergaan, verteren.
Maar Jezus is de harde kern, waarbinnen ik het overleef.
Dus niet, ik, zoals ik nu eenmaal ben, als verontschuldiging,
met m’n knulligheden, en m’n zwaktes,
maar wel een ik.

Wat anderen denken dat m’n identiteit is,
kan ik dan ook achter me laten
in het vieze water van de Jordaan, die prutrivier.
In Paulus’ tijd waren dat dingen als, of je Jood was of Griek,
welke cultuur je had, of dat je juist een lompe barbaar was.
Of je status als slaaf of als meester.
of je man bent of vrouw, homo of hetero,
maar dat is niet wat je identiteit is in Jezus.

En wat er dan gebeurt, is dat de hemel opengaat,
dat de Geest neerdaalt.
Hij blaast die nieuwe identiteit tot leven.
Ik mocht bij God komen zoals ik ben.
Maar nadat ik weer koppie–onder ben gegaan, ben ik nieuw.
Hou niet vast aan je oude identiteit, wie de wereld zegt dat je bent.
Laat Jezus maar Gods gerechtigheid vervullen.

En dan kom je jezelf tegen.
En dan ben je gaaf, krijgt het leven substantie.
De Heer ontfermt zich over je, Hij neemt je aan,
neemt je op in de familie, neemt je mee op zijn weg.

De hemel gaat open.
God zegt tegen jou, als jij in Jezus schuilt:
je bent mijn lieve kind, mijn zoon, mijn dochter.
In jou vind ik vreugde.
Ik stort mijn Geest over je uit.
Je kwam bij me, zoals je was.
Maar met een nieuwe Geest, blijft je niet onveranderd.

Amen


online delen:

tag identiteit minderwaardigheid waardering kind van God doop Johannes (Doper)

Meer preken uit Lucas