Votum NLB 291a en Groet NLB 103c: 1,3 (Loof de koning, heel mijn wezen) Gebed L: Mt 5:1-12, 17-20 NLB 370:1-3 (Vader, die woont in hemels licht) T: Openb. 21:1-8 NLB 405:2, NLB 985:3, NLB 405:3 Preek Amenlied: NLB 766: 1-3 (Ik zag een nieuwe hemel zich verheffen) Gebed Collecte NLB Ps 90:1,3,8 (Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen) Zegen en Danish Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Spoiler alert! Het komt goed.
Het is alsof je aan een boek begint,
en eerst de laatste pagina leest.
om er achter te komen of het verhaal je überhaupt de moeite waard is:
En dan zie je op de laatste pagina: de hoofdpersoon,
zittend in z’n sofa, tevreden de handen wrijven.
“Zo, ’k heb het nu helemaal gemaakt, en nu zit het erop, ’t is gedaan.”
Voldaan neemt hij een slok. cheers (of na zdoróv’je) – The end. –

Het boek Openbaring heeft iets geks.
Alsof de tijd word dichtgeslagen, opgevouwen.
Begin en einde worden op elkaar gelegd, en alles komt samen.
De man op de sofa houdt de tijdlijn in zijn hand,
en zie, het is weer goed.

Maar bij sommige verhalen wil je dat nog niet weten.
Dan wil je juist in spanning zitten,
want anders verpest het je plezier.
We beginnen zo aan aan nieuw jaar.
Wat staat je dit jaar te wachten?
Zou je echt het avontuur willen overslaan?
Wel de herinnering, maar het nooit echt beleefd.
Ik denk het niet, en zo is het leven ook niet…

Bij andere verhalen wil je het juist wel weten hoe het afloopt.
En het is juist de bekendheid die een zekere troost biedt.
Dat je het plot door en door kent geeft je een vertrouwdheid
Je hebt tv–series die geschreven worden volgens een vaste formule.
In het begin gebeurt iets grappigs, of iets engs of mysterieus,
en rond 33 minuten, komt de doctor of detective,
held of ondergewaardeerd personage naar keuze,
op een lumineus idee, en alles komt weer goed.
Je kunt er de klok op gelijk zetten.

Doordat we vanavond deze Bijbeltekst lezen, doen we eigenlijk hetzelfde;
we passen ons levensverhaal in, plaatsen het tussen
de boekstandaards van alfa en omega,
ons verhaal is opgenomen in de geschiedenis van God,
en we weten, ongeacht in welke seizoen ons leven zit:
aan het eind komt het goed.


Het heeft iets tegendraads, om bij het einde te beginnen.
En misschien zelfs wel iets naïefs.
Want door zo sterk in te zetten bij de clou,
bij de oplossing, bij de uitkomst van het mysterie,
lijkt het net alsof het mysterie zelf verdwenen is.

Want maar zo, wekt dat de indruk dat de weg er naar toe,
dat ons leven er niet toe doet.
Alsof we blind zijn voor wat er komen gaat.
Of dat je alle tranen, dood, rouw, jammerklacht en pijn, wil skippen.
Niemand hier weet hoeveel voor– en tegenspoed we zullen krijgen,
hoeveel gezondheid en ziekte er komt in het nieuwe jaar.
Is het dan wel eerlijk om bij het eind te beginnen?
Klopt het wel? ’Komt goed’
ja ja, dat is goedkoop; té naïef. Zo is het leven niet.

Het is goed om nu te bedenken, dat wat Johannes hier zegt,
niet een makkelijke fast–forward is.
Dit is niet om de vervelende scenes maar over te kunnen slaan.
En als je in de tekst kijkt, zie je ook genoeg aanwijzingen,
dat niemand daar makkelijk overheen stapt.
Tranen en dood, rouw, jammerklacht en pijn,
ze zullen dan voorbij zijn.
Dat is dan passé, maar zelfs dan blijft het niet onbenoemd.
Alsof we daardoor onaangedaan zouden moeten zijn…
Ook God was er niet door onaangedaan.
Lees in de hoofdstukken ervoor maar hoe intens zijn emoties zijn,
hoe hij te vuur en te zwaard vecht.
En hoe hij ook definitief heeft afgerekend
met alles wat niet thuis hoort, in een wereld door God gemaakt.
God zelf zegt: zo is het leven niet.


Ook Jezus, in de manier waarop hij afrekende met het kwaad,
deed dat niet op de makkelijke fast–forward–manier.
Het zou voorbij gaan, maar hij wilde er niet aan voorbij gaan.
Alsof het niets zou zijn
om dood en rouw, jammerklacht en pijn, onder ogen te zien.
We heb net kerst geviert,
dat moment waarop Jezus onze tijdlijn binnenstap,
van zijn sofa opgestaan, is hij in onze tijdlijn gekropen, in onze huid.
Hij heeft zich ons leed aangetrokken.
Zo maakte hij een begin met wat Johannes al afgerond ziet:
“Gods woonplaats is onder de mensen.” Opb 21:3

Hij heeft hier zijn tent opgeslagen, niet omdat hij slechts op doortocht is,
maar om het kwaad hier, uit de tent te lokken.
Want dat moet onze wereld uit.
Hij heeft hier zijn huis gehad, is met–ons, onder–ons geweest,
om ons een nieuw thuis te kunnen geven.
Hij is in onze huid gekropen om ons nu onder de huid te zitten.
“Ik maak alles nieuw”, betekent dat hij alles maakt naar zijn model.
“Ik ben de alfa en de omega”, betekent dat hij alomvattend is,
zodat alleen wat bij hem en in hem past, bestaat.
En zo heet hij ook: Ik ben. Hij is wie hij is.
Als je Alfa en Omega vertaalt naar het werkwoord ’zijn’
dan heet hij: Hij, die is, die was en die komt.
En als wij dan zijn, delen we op een wonderlijke manier in Hem.
Dat is, zonder dat we samenvallen met God. We worden niet God.
Het lijkt meer op een huwelijk. Dan wordt je 1 unit, hecht verbonden.
God heeft zijn schepping innig lief, hij omarmt het, van begin tot einde.
“Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.” Hnd 17:28
En buiten hem is het ook geen leven.

Bij God vandaan komt een nieuw thuis, een nieuwe stad.
En daar is een aantal zaken definitief de tent uit gejaagd:
Tranen en dood, rouw, jammerklacht en pijn.
Maar dan ook alles wat dat veroorzaakt: (vers 8)
moord, ontrouw, manipulatie, valsheid, en lafheid.
Dat wordt uit de boeken geschreven.
Dat hoort niet bij Gods verhaal, van alfa tot omega.
Jezus was trouw in voor en tegenspoed.
dus ontrouw heeft in hem geen bestaansrecht.
En wie lafjes leeft, niet trouw is aan dat model van Jezus,
God doet dat weg, want dat is geen leven; dat is de 2e dood.
Dat is waar geen woorden voor zijn,
omdat het niet overeenstemt met het Woord, dat moet weg.
Dat gaat in de container, in het vuur;
dat zijn bruggen die Hij achter ons verbrand.
Het is hier niet langer thuis. Het is voorbij.

Jezus is alles in allen. Van A tot Z.
Hij is begin en einde, hij is alomvattend.
Wat zijn zal, alles wat fonkel–nieuw is en zeer goed,
dat is dus allemaal uitdrukking van wie Jezus is.
En het wonderlijke is: alles komt samen, zonder eenheidsworst te worden.
Dat is misschien wel het grootste mysterie:
dat er een alfa en een omega is, en van alles aan karakters daar tussenin.
Ze zijn er: de jota’s en de tittels, want van de wet, het model van Jezus,
is niet één punt of komma verloren gegaan.
Het wonder is, juist als je weet wat er aan rouw en jammerklacht was,
dat er blijft een wereld overblijft, dat er een ’ik’ blijf bestaan,
nadat God geen genade kent voor wat fout is.
Dat is voorbij.
Maar ook jij, jouw karakter, ook ons bestaan,
de voetnoot die ons leven is in de wereldgeschiedenis, heeft dus een plek.
En dat is dan zelfs uitdrukking van wie Jezus is.
Het is nu al te zien: als je liefhebt, als je trouw bent aan het woord,
barmhartig en zuiver bent, als je verlangt naar gerechtigheid.
dan komt dat rechtstreeks weggelopen uit de draaiboek,
uit de Woordenschat van Jezus.


Op zijn sofa, waar hij de koning te rijk is,
zit Jezus klaar, om tranen van je ogen te poetsen.
Hij gaat er niet aan voorbij; het was nodig.
En dit is blijkbaar hoe hij koning is, en hoe hij regeert.
En dan schenkt hij er nog eentje in, voor wie dorst had.

Want dat is wel bijzonder.
Dat Johannes nu het beeld van levend water, van drinken gebruikt.
Het is een terugkerend thema dat de hele bijbel doorsijpelt.
Om te tonen dat het goed zit,
dat je dorst, je verlangen, je tekort, wordt gelest,
dat er bronnen en fonteinen zijn, een overdaad.
Van de rivieren die God het paradijs liet omarmen,
tot de profetische beelden, waar er water uit de tempel stroomt.
Zoet aanzwellend water, dat zelfs de dode zee weer doet opleven.
Die zee is er niet meer; want er zou ook geen dood meer zijn.
Naast de tranen die Jezus van de ogen wist,
wordt ook dat zoute water verdrongen
En voor wie wil, geeft hij vrij te drinken,
uit de bron met water dat leven geeft.

Door zulke profetieën, leeft er een diep verlangen, een dorst,
naar Jezus’ komst. En hij zelf wakkert dat verlangen aan in zijn onderwijs.
Jezus zegt vrij vroeg in zijn bediening:
“Santé, voor wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.”
Mt 5:6
En als Jezus zelf over het einde spreekt,
laat hij iets van het mysterie zien, dat hij inderdaad begin en einde is:
de paradox die de toekomst naar nu trekt.
Jezus spreekt dan terugkijkend op ons leven:
“Want ik had honger en jullie gaven mij te eten,
ik had dorst en jullie gaven mij te drinken.”
Mt 25:35
Blijkbaar is dan in vervulling gegaan wat Jezus ergens anders zegt:
“Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken!
Rivieren van levend water zullen stromen
uit het hart van wie in mij gelooft”
Joh 7:37,38

In Johannes’ openbaring vloeien al die beelden samen:
“Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.”
En dan daar, bij de bron, komen we tot de ontdekking dat alles,
ook al ons goede en mooi, dat het bij Jezus vandaan komt:
“al mijn bronnen zijn in u ontsprongen” (Ps 87 Ber.)


Er is een Ierse non, uit de 5e eeuw, Brigid,
en aan haar is een gedicht toegeschreven,
dat precies dit verlangen naar goedheid,
in een gedicht heeft gegoten.

Bij haar krijgt het de vorm, dat ze gastvrij wil zijn,
en ze stelt zich een eeuwigheid voor,
en verbindt het goede leven met God. Dit is wat ze zegt:

Graag zou ik hemelingen welkom heten in mijn huis.
Graag zou ik hen vaten vol vrede voorzetten.
Graag heb ik de drie Maria’s te gast, groot is hun roem.
Graag heb ik er mensen uit alle windstreken.
Graag wil ik dat ze vrolijk drinken.
zo graag wil ik dat Jezus dan in hun midden is.
En graag een meer van bier, voor de koning der koningen.
Graag zal ik kijken, hoe de hemelse familie
er voor eeuwig van drinkt.
Toegeschreven aan st. Brigid

Proef je het verlangen, die dorst?
Alsof ze wil teruggeven aan hem, die haar dorst heeft vervult.
Ze wil dicht bij hem zijn, die het leven geeft.
En dan is alleen maar toekijken, en bedienen genoeg.

Maar dit is precies wat Johannes vervult ziet.
“Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft.
Wie overwint komen al deze dingen toe.
Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn.”


Vanavond zetten we de tekst van Johannes centraal:
zo kiezen we ervoor, om terug te vallen op de toekomst.
Het vraagt geloof, en het vraagt om helder zicht.
En door onze soms betraande ogen heen kijkend,
zien we het niet altijd.
Maar daarom kiezen we er vanavond voor, om te kijken,
ongeacht hoe onze weg zal zijn dit jaar, hoe het afloopt.
Om het mysterie te vertrouwen dat binnen zijn plan,
van A tot Z, ons levensverhaal een plekje heeft: dat het goed zit.
Het is een mysterie, dat wat niet bewezen hoeft te worden.
Maar er zijn wel woorden voor: Johannes hoort het zeggen:
“Wat hier gezegd wordt is betrouwbaar:”
Alles wordt nieuw. Het is voltrokken.

Dus –spoiler alert!– het komt goed.
Het is alsof je aan een boek begint,
en eerst de laatste pagina leest.
Daar kom je er achter dat jullie verhaal überhaupt de moeite waard is.
Want op de laatste pagina zie je de hoofdpersoon,
zittend in z’n troon,
met genoegen wrijft hij zijn doorboorde handen, “het is volbracht.”
Vanaf het moment dat zijn zij overstroomde,
heeft hij zijn volgelingen overgoten
met een stroom van aanzwellende goedheid.
Alle dingen worden nieuw, ook het leven.
En voldaan neemt hij een slok.

Als alles in hem is, dan ook ons geluk, ons plezier,
onze liefde, onze beste wensen.
Dus neem er vanavond nog eentje.
Van een wijnbeker van dankzegging, tot een watertje.
Dan toasten we samen op het nieuwe leven. lechaim Amen


online delen:

tag toekomst water mysterie incarnatie unio mystica

Meer preken uit Openbaring aan Johannes