Openingsresponsorie V: God kom ons te hulp. A: Heer, haast u ons te helpen. V: Wees ons genadig, God, in uw trouw. (ps 51:3,4,17) A: U bent vol erbarmen V: Doe onze daden teniet. Was schoon van alle schuld A: reinig ons van onze zonden V: Ontsluit mijn lippen, Heer, A: en mijn mond zal uw lof verkondigen V: God kom ons te hulp. A: Heer, haast u ons te helpen. NLB 587:1,2 (Licht voor de wereld) Gebed Klaagliederen 5 (Bijbeltapes) Stilte Ps 102:1,5,6 (Heer, hoor mijn gebed, laat blijken) Lezen Mat 27:27-31 NLB 576b : 1,3 (O hoofd vol bloed en wonden) Lezen Mat 27:32-44 NLB 587:3,4 (Hemelse koning) Lezen Mat 27:45-50 Doven paaskaars Stilte Lezen Mat 27:51-54 Ps 99:1,4,7 (God is Koning Hij sticht zijn heerschappij) Preek Mat27:37-43 Geloofsbelijdenis met ELB 275: 1, 3, 4 Gebed Collecte NLB 253: De zon daalt in de zee Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Hij krijgt het te horen:
“Jij was toch de man die de tempel kon afbreken
en in drie dagen weer opbouwen?”

Het was een open zenuw in het Jodendom: de verwoesting van de tempel.
Was Jeruzalem de oogappel van God, zijn liefste bezit,
dan was de tempel daar het hart van.
Die plek die God had uitgekozen, de berg Sion, bezongen in psalmen;
De berg van God, die vrome gelovigen jaren hebben beklommen,
om er hun offers, hun liefde aan de God die hen uitkoos, te geven.
Jeruzalem was niet alleen het religieuze centrum van Israel,
maar ook het politieke hart.
Daar stond de troon van de Koning, door God uitgekozen,
God had het zelf belooft aan David. En ook aan Salomo
die de tempel mocht bouwen, heeft God dat bekrachtigd: 1Ko 9:5
“Ik zal ervoor zorgen dat jouw troon in Israël nooit wankelt,
zoals ik je vader David heb beloofd toen ik hem zei
dat er altijd een van zijn nakomelingen op de troon van Israël zou zitten”

Maar als Juda God verlaat, dan trekt God zijn handen terug.
God maakt zo zichtbaar en voelbaar wat zonden eigenlijk zijn.
En God neemt afstand.
Terwijl Juda vrolijk doorging met het offers brengen, gaat God weg;
laat Jeruzalem aan haar lot over.
God stuurt profeet op profeet, maar niemand hoort,
zelfs de Elia die komen zou hebben ze niet opgemerkt.
Ze gaan vrolijk door met hun berg beklimmen,
hun hoofd niet echt bij God.
Ja, als een soort mantra zeggen ze natuurlijk: God–met–ons,
als een soort garantie dat het nooit mis kan gaan,
en dan maar ondertussen doen wat je wil? Nee. zegt God
Ze hebben het pas door als het te laat is.
En de beloften van God ? –
Dat er altijd een zoon van David koning zou zijn.
Het lijkt alsof niet alleen de tempel van Salomo,
maar ook de belofte aan hem gedaan, in duigen liggen.

Dit is Klaagliederen in een notendop.
En Jezus legde dat trauma bloot,
raakte de open zenuw toen hij zei: Joh.2:19
“Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen”
En nu werpen ze het hem voor zijn doorboorde voeten:
“Jij was toch de man? Laat maar zien dan…”


Vanavond lezen we het lijdensverhaal uit Matteus,
maar met de bril van Klaagliederen.
God laat ook daarin zien hoe geraakt hij is,
door de afwezigheid, eigengereidheid, de zonde, van zijn volk.
God laat het zien door zijn uitverkoren en geliefde plek,
door zijn eigen hart uit te scheuren.
Niet 3 uur, maar 70 jaar dikke duisternis.
Hij verwerpt en verwoest het.

We zien dit vanavond allemaal terug in Jezus.
want Hij sprak over zijn eigen tempel;
die zou worden afgebroken om in drie dagen weer opgebouwd te worden.
En Jezus is niet alleen de tempel, maar ook de koning.
Het bord boven zijn hoofd zegt het:
“Dit is Jezus, de koning van de Joden”
Hij, uit de stam van David; de Zoon van God zelf.
De omstanders bespotten niet alleen Jezus’ opmerking over de tempel,
maar stellen ook zijn koningschap ter discussie:
“Hij is toch koning van Israel,
laat hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we in hem geloven.”

Hij is de tempel van de Geest bij uitstek, en hij is de koning.
Hij is het centrum van al Gods beloften:
de uitverkoren en meest geliefde van de Vader, de oogappel:
gevallen, verworpen, verwoest, verlaten.


Klaagliederen probeert om het volk, om zichzelf te begrijpen.
Het probeert God weer te vinden.
Geschrokken van zoveel woede,
zien ze het verwoestende effect, van hun eigen leven zonder God.
Ze kijkt in de gebroken spiegel van de verwoeste tempel, de gevallen stad.

Klaagliederen zegt: 16
“De kroon is van ons hoofd gevallen. Wee ons, wij hebben gezondigd!”
Daarom krijgt Jezus een kroon opgedrukt.
Als ironisch gebaar, een bloedrode mantel,
en dat label, boven aan het kruis, waar de spot vanaf druipt.

Klaagliederen zegt: 12
“Vorsten hebben ze opgehangen, de oudsten worden geminacht.”
En Jezus, de vorst van alle vorsten deelt hun lot.
Gehangen en gekleineerd.

Klaagliederen zegt: 13
“Jongemannen moeten molenstenen torsen,
jongens wankelen onder een last van hout.”

Zo wordt Simon van Cyrene gedwongen iets te dragen dat niet van hem is.
Maar denk niet dat Jezus er makkelijk van af kwam.
De last op zijn schouders is onnoemlijk groot.
Het dragen van een last die niet van jou is…:
Jezus voelt het aan de lijve wat in vers 7 staan: 7
“Onze voorouders hebben gezondigd;
zij zijn er niet meer, nu dragen wij hun schuld.”

Klaagliederen zegt: 17
“Dit is wat ons hart zo ziek maakt, en onze ogen troebel:
dat de Sion nu een woestenij is, dat vossen er ronddolen.”

Ja, zelfs de vossen hebben holen
maar de Mensenzoon vind niet echt rust,
terwijl hij vecht om zijn hoofd recht te houden tegen het hout.
God trok zijn handen terug, hij neemt afstand.
Maakt een woestenij van een veelbelovende en ooit zo bruisende stad.
Zo maakt God zichtbaar en voelbaar wat zonden eigenlijk zijn.
Door uit Sion weg te gaan, beeldt God uit
dat Juda al lang bij hem vertrokken was.
En je hoort dat in Klaagliederen terug. Verdwaasd haast; vers 3
“Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn weduwe geworden.”
Wezen; want God, als onze Vader, is er niet meer.
Of als je het verbond ziet als een huwelijk:
We zijn weduwen, want God, als man, is er niet meer:
God is dood. Zo voelt het. Zo rauw is het.
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?
En terwijl je zo stukken klaagliederen leest, ontdekt het volk,
ja het is mijn eigen schuld:
“De kroon is van ons hoofd gevallen, Wee ons, wij hebben gezondigd!”
En zo ontdekt Klaagliederen dat niet God dood is,
dat niet Hij is weggegaan, ons heeft verlaten;
het is precies andersom; Het is God die zegt:
mijn kind, ik herken je niet meer terug.
Dit heb je niet van mij. Waarom ging je weg?
God zegt: Ik ben niet dood, jij bent levenloos.
En Jezus buigt zo gehoorzaam zijn hoofd.


En dan even, als een soort van hoopvolle verwachting zegt Klaagliederen:
“Maar u, HEER, zetelt voor eeuwig, 19
uw troon staat vast van geslacht op geslacht.”

Maar dat is dan wel, geloof zonder het te zien,
Het is jezelf moed in praten, terugvallen op wat God belooft.
Geloven tegen beter weten in,
want wat de schrijver ziet is de ruïne:
de kroon van het hoofd gevallen,
de troon is leeg en de koning afgevoerd.
De zoon van David die symbool stond voor Gods koningschap.
Altijd zal er een zoon van David op de troon zitten?
Maar als de stad valt, de troon breekt,
breken dan ook niet Gods beloften? Regeert God dan nog wel?

En dan klaagt hij weer vertwijfeld verder:
“Waarom zou u ons voorgoed vergeten, ons voor altijd verlaten?” 20
Toch weer even hoopvol, als een kinderstem die doorbreekt:
“Breng ons terug bij u, HEER, laat ons terugkeren, 21
laat het ons gaan als voorheen.”

Maar direct in het volgende en ook laatste klaagvers
slaat de rauwe werkelijkheid, in al haar wanhoop om zich heen:
“Werkelijk, u hebt ons geheel en al verworpen, 22
uw toorn tegen ons is onbegrensd.”

Zucht. (hhh)

Heeft u die zucht gehoord?
Het is de allerbest denkbare vertaling van het woord klaagliederen:
Een hartgrondige zucht.

Het is een zucht die schreeuwt van de pijn,
van schuld, van het zonder God–zijn.
“En nog eens schreeuwde Jezus het uit” Mt.27:50
Die zucht, die klacht, daar ga je aan kapot.
Jezus blaast de laatste adem uit.
“Nog eens schreeuwde Jezus het uit, toen gaf hij de geest”
“Werkelijk, u hebt ons geheel en al verworpen,
uw toorn tegen ons is onbegrensd.”
Kl5: 22


Is dit het dan; is dan het boek uit?
Jezus die de tempel is, gevallen;
Jezus die de koning is, verworpen?
Want pas echt onbegrenst was Gods woede daar aan het kruis,
echte verwerping zien we niet als de stad valt,
maar als daar de God van het Leven van het leven gescheiden is.
Als de zoon van Ik–Ben, er niet meer is.
Je ziet dan, dat dezelfde vragen opkomen
bij de traumatische val van Jeruzalem, als bij het kruis.
Is dit hoe God regeert, is dit mijn koning?
“Hij is toch koning van Israel…?” “Jij was toch die man die…”

Aan die vragen zien we hoe normaal het eigenlijk is, dat de twijfel toeslaat.
Het is de ondertoon in Klaagliederen: moest dat straffen nou zo?
En het is een vraag die mensen ook stellen aan de voet van het kruis:
Moet dat zo geweldadig? Jezus’ zelfdestructieve tempeldienst,
en op de een of andere manier komt het daarmee goed met God?
En ben ik echt zover heen dat dit nodig was?
Konden wij niet iets doen? Is God echt zó boos?

Onze menselijke verbazing daarover komt er een keertje uit.
Bij sommige is dat in de vorm van spot: hoofdschuddend, uitdagend:
“anderen heeft hij gered maar zichzelf redden kan hij niet.
Hij is toch de koning van Israel?”

Of een haast Sadistisch spelen met Jezus, als hij wat roept,
hem eerst wat te drinken aanbieden, en dan roept iemand:
“Nee niet doen! laten we kijken of Elia komt, ha ha”
als een valse kat die met een muis speelt.
Maar ook de pijnlijke vragen van Klaagliederen,
God u bent zo ver weg!
U bent dood, en nu ben ik wees, is moeder een weduwe.
God, U had toch wat anders beloofd!?
Ook die vragen komen eruit, als we kijken naar een God die straffen moest.
Die vragen moeten er zelfs uit, en Klaagliederen doet het ons voor.


Het Kruis, waar de naakte waarheid hangt, vraagt om geloof.
Geloof en bewondering, dat als God het hart van Jeruzalem raakt,
dat hij uiteinderlijk zichzelf raakt.
Dat uiteindelijk hij er zelf zijn schouders onder moet zetten,
om mijn ondragelijke schuld van me af te tillen.
Geloof dat hij de tempel is die valt, die de open zenuw raakt,
en al onze valse religiositeit verzwelgt.
En tegelijk het offer is, het lam dat de zonde van de wereld draagt.
– En het vraagt om geloof, in de dingen die je niet ziet.
Klaagliederen probeert het even, 19
“Maar u, HEER, zetelt voor eeuwig, uw troon staat vast van geslacht op geslacht.”
In klaagliederen is dat een sprankje hoop dat meteen doodbloedt.
Maar vanaf het hout regeert Jezus, zoon van David.
Met een kroon die hem was opgedrukt als stekende ironie,
ontdekt dit heerschap, ontdek ik, dat ik mijn kroon
in aanbidding voor hem moet neerwerpen.
En wat als spot was bedoelt, verandert God in profetie:
“Dit is Jezus, de koning van de Joden” en van mij, en van jou.
– Het vraagt om geloof; en je ziet het zelfs hier al gebeuren,
dat er een tipje van de sluier van de hemel wordt opgetild.
Want Jezus is de koning van boven,
die de onderwereld naar het graf brengt.
“Aarde, wordt bewogen en beef voor zijn vermogen”. (Ps 99 (ber))
Letterlijk beeft de aarde voor zijn grote macht.
En de graven breken op, veel gestorven heiligen staan op.
Jezus gaat straks voorop, maar ook zij maken zo bekend,
dat er echt een einde is gekomen aan de dictatuur van de dood.
– Nóg een lichtstraal breekt vanuit de hemel door,
als het gordijn in de tempel scheurt.
De priesters, die trouw hun berg beklommen
zullen zich zijn doodgeschrokken, en het snel hebben gemaakt,
God weer toegestopt omdat ze niet geloofden dat Hij zo dichtbij was,
maar het omgekeerde is waar.
God was in zijn hart geraakt, door ons verworpen, gebroken,
maar dat hart wil hij laten zien. Dus de gordijnen gaan open.
De naakte waarheid.

Jezus kreeg het te horen:
“Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen?
Als je de Zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af!”

Dit vraagt geloof. Die Romeinse centurio, tussen alle spot door,
het is een heiden die het als eerste vat: “Hij was werkelijk Gods Zoon”
Dus als hij de zoon van God is, dan zal hij zich dus redden,
dan is hij koning voor altijd, dan regeert hij.
Dan zal hij zijn tempel in 3 dagen weer opbouwen; we zullen het zien.

Heer, open mijn oren, open mijn ogen,
ontsluit mijn lippen en mijn mond zal uw lof verkondigen. Amen


online delen:

tag schuld oordeel plaatsvervangend tempel

Meer preken uit Mattheüs