Votum en Groet GK 146:1,2 Komt laat ons vrolijk zingen Wet GK 146:3 Gebed - Kinderen vertellen over Bijbellezen - Instructie Haman en herrie maken! T: Ester 9:20-32 (lees ik) Kinderen naar KBC Ps 9:1,11 L: Deut 25:17-19 (schriftlezer) L: 1 Sam 15:1-35 Ps 9:4,6,7 Preek PvN 57 Gebed Collecte GK 165 Machtig God Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vanmorgen 3 verhalen: Het verhaal van Ester; het verhaal van Saul,
en beide hebben ze te maken met het verhaal van Amalek.
“Toen u uitgehongerd en uitgeput was hebben ze gewetenloos,
zonder enig ontzag voor God, de achterhoede overvallen,
waar de zwaksten zich bevonden.”
(Dt. 25:18)
Dat was zo laag, Gods oordeel daarover was niet mals:
Amalek moest worden uitgeroeid. Het mag niet meer bestaan.

3 keer een geschiedenis. Maar dat zit ons vandaag niet zo lekker, hè?
Want moet je met verhalen zo vol geweld,
soms ook nog in opdracht van God: Amalek mag niet bestaan,
zoals het kwaad eigenlijk ook niet mag bestaan, maar er eigenlijk toch is.

Vanmorgen wil ik met jullie hierbij stilstaan,
vertellen over de radicale manier waarop God met het kwaad omgaat,
En zo hoop ik dat we het kunnen meemaken, het feest van bevrijding,
zoals Israël dat uiteindelijk in opdracht van Ester en Mordechai vierden.


Eerst dus Ester: een bijzonder verhaal.
Een boek dat aan elkaar hangt van geluk, toeval, noodlot.
Wat een geluk dat Ester een mooi meisje was,
‘toevallig’ werd ze op het juiste moment gescout.
Wat een geluk dat ze bij de koning in de smaak viel.
Toevallig was de koning goedgehumeurd, zodat ze bij hem mocht komen,
ook al had de koning al 30 dagen niet om haar gevraagd.
Wat een mazzel dat niemand wist dat ze een Jodin was.
Zo kon ze het plan van Haman van binnenuit tegenwerken.
Of dan die manier waarop Haman bij zijn datum kwam,
om dat slechte plan van hem uit te voeren.
Hij wierp het lot, het Poer;
hij liet het lot van een heel volk aan het toeval over.

En terwijl de dreiging voelbaar wordt;
krijgen we toevallig te horen dat Mordechai ooit gehoord had
dat er een aanslag op de koning werd gepland.
Wat een mazzel dat dat in koninklijke verslagen terecht gekomen was.
Wat een toeval dat de koning uitgerekend die passage leest,
als er zo’n grote spanning tussen Mordechai en Haman ontstaat.
De Koning liet deze verhaaltjes voorlezen om in slaap te vallen;
wat een geluk dan, dat hij nog wakker genoeg
was om te vragen of Mordechai al wel beloond was!
Dat is sowieso al opmerkelijk, dat Mordechai nog nooit beloond was.
Wat is de kans?!

Een bijzonder verhaal, dat van geluk, toeval, het lot
en onwaarschijnlijke kansen aan elkaar hangt.
En juist doordat de schrijver daarop het accent legt,
vraag je je af: toeval? Dit alles bij elkaar is wel heel onwaarschijnlijk.
Briljant beschreven, want zonder de naam van God te noemen,
vertelt het boek, hoe God de leiding heeft, de regie.
Hoe hij omziet naar zijn verdrukte kinderen,
ook als ze ver bij zijn huis vandaan zijn.


Maar laten we eerlijk zijn.
Het is ook een bloederig verhaal.
Haman heeft een plan om de Joden uit te roeien.
Die wet wordt uitgevaardigd, kan niet ongedaan worden gemaakt,
dus een andere wet regelt dat Joden hun vijanden mogen doden.
In de burcht Susa, 500 man op de eerste dag.Est 9:11–13
“Toen de koning die dag vernam hoeveel mensen
er in de burcht van Susa gedood waren, zei hij tegen koningin Ester:
‘Alleen al in de burcht van Susa hebben de Joden vijfhonderd man gedood,
ook de tien zonen van Haman.
Hoeveel tegenstanders zullen ze dan wel niet hebben gedood
in de andere provincies van het rijk! Wat wilt u verder nog vragen?
Het zal u gegeven worden. Wat is uw wens? Hij zal vervuld worden.’
Ester antwoordde: ‘Als het de koning goeddunkt,
laat hij de Joden in Susa dan toestemming geven om ook morgen te handelen
volgens de wet die voor vandaag geldt.
En laat hij hun toestaan om de lijken van Hamans tien zonen
aan een paal te hangen.’”

10 zoons en hun vader, alsof het een spiesje saté is.
In het boek is dat lugubere, doodnormaal. 500 man, alsof het niets is.
En dat vervreemdt, stoot af. De koning vind die 500 geen probleem.
Wat wil je nog meer? En Ester mag door.
Het is net alsof ze daar toen niet zoveel moeite mee hadden als wij vandaag.
Samen 800 man. Hoeveel is dat? 10x zoveel mensen als hier nu zitten?
Maar ook in de commentaren, zie je dat men zich ongemakkelijk voelt,
bij zo’n slachtpartij. Ik las ergens als een vergoeilijkende opmerking:
Dat ze de 2e dag minder mensen doodde,
betekent dat ze dus niet in het wilde weg erop in hakten,
maar met beleid te werk gingen. Alleen de schuldigen,
zij die echt vijandig waren naar Israël, die werden aangevallen.
Tja, misschien. Maar het goedpraten van deze zelfverdediging
lost niet het probleem van geweld in het oude testament op.

Een belangrijke lijn in het boek Ester,
is dat er oude rekeningen te vereffenen zijn.
Haman, wordt bijna structureel: “de zoon van Hammedata,
een nakomeling van Agag en de vijand van alle Joden”
genoemd.
Zijn tegenspeler is Mordechai.
Die werd eerder op deze manier aan de lezers geïntroduceerd: Est 2:5
“… Mordechai, een Jood. Hij was een zoon van Jaïr, de zoon van Simi,
de zoon van Kis, uit de stam Benjamin.”

Mordechai stamt uiteindelijk af van Kis, dat is de vader van koning Saul.
En juist Saul, vocht tegen Agag.
Er is een hele oude rekening te vereffenen.
Zou Haman weten van zijn voorgeschiedenis?
Hoe zijn verre voorvader Agag door Samuel was onthoofd,
omdat Saul, de zoon van Kis, dat niet deed?
Als je dat verhaal leest, is het sowieso bijzonder,
dat een nakomeling van Agag de slachting hebben overleeft.
Zou Mordechai het hebben gevoeld als kans op eerherstel?
Wat Saul de zoon van Kis niet deed, lukt Mordechai de zoon van Kis wel.

Ik weet niet of ze zich bewust waren van hun voorgeschiedenis.
Dit verhaal is meer dan een maffia–film, vol met familie–vetes,
wraak en vergelding over en weer.
In dit hoofdstuk valt op, hoe groot de opluchting is.
De bedreiging was reëel. De Joden waren bijna uitgeroeid.
Misschien komt dat feestvieren eerst een beetje over
als extremisten die geweld verheerlijken,
maar ze vieren feest omdat de “Joden rust gekregen hadden
en niet meer door hun vijanden werden bedreigd,
en omdat dit de maand was waarin droefheid was veranderd in vreugde
en waarin rouw was veranderd in feest”
(Est 9:22)
Maar, is de moraal van het boek dat geweld antwoord is op de bedreiging?
Zo praten toch strijdende stammen hun eigen geweld goed,
als ze elkaar dreigen uit te roeien: ja, maar, het was wij of zij…
Dit is hoe Donald Trump spreekt:
‘Het zou prachtig zijn, een droom, als geen land ter wereld kernwapens had,
maar als er kernwapens zijn, laten we dan voorop lopen, de meeste hebben.’
Alsof de wereld er veiliger van wordt als je er 7000 hebt in plaats van 6800.
Dit is hoe mensen praten, als God niet meer genoemd wordt.
Het verhaal van Ester, is een verhaal van toeval en van geweld.
Zo lijkt het.


En dan het verhaal van Saul. Ach Saul…
De eerste koning, lange mooie man. Bescheiden ook.
Samuel spreekt hem aan met: “U mag dan in uw eigen ogen onbelangrijk zijn”
Maar wat een tragisch verhaal eigenlijk.
Het project Koning–voor–Israël…; het is mislukt.

Hij krijgt de opdracht om uit te voeren wat God bevolen had: 1Sam 15:3
Dit hebben we gelezen:
“Trek daarom op tegen de Amalekieten en versla ze.
Wijd al hun bezittingen onvoorwaardelijk aan de HEER.
Spaar ze niet, maar dood alles en iedereen: mannen en vrouwen,
kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels”

Aan de Heer toewijden klinkt wat mooier dan wat er bedoelt is.
Dat Saul later van de schapen wil offeren,
klinkt alsof het binnen de opdracht valt,
maar dat is niet zo. Er staat: in de ban doen, vernietiging, weg doen.
En iets wat zo vervloekt is dat het uitgewist moet, weggevaagd
dat geef je niet aan God als offer.

Het is een opdracht van God. En hij had het al aangekondigd.
Ook dat hebben we gelezen, uit Deut 25:19
“Vergeet het niet! En wanneer straks de HEER, uw God, u vrede heeft gegeven
in het land dat u als grondgebied van hem krijgt,
door u te verlossen van de vijanden die u omringen,
zorg er dan voor dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.”

Saul, het tragische verhaal van de falende koning
was nog nooit zo sympathiek. Want hij wil geen onschuldigen treffen,
en waarschuwt een nabijgelegen stam van de Kenieten
“Maak dat u wegkomt! Blijf niet bij de Amalekieten,
want dan moet ik u samen met hen uitroeien,
terwijl u de Israëlieten tijdens hun uittocht uit Egypte juist goed behandeld hebt.’”

Hij is duidelijk bezig om de oude rekening te vereffenen,
niet alleen kwaad maar ook goed vergelden.
Dit is wat wij denken dat koninklijk is. Een rechtvaardig oordeel.
Je zou zeggen dat dit eerlijke is, hoe Saul als Koning naar God verwijst.

Toch laat hij bij zijn opdracht steken vallen.
Is Saul een goeierd, dat hij daarom niet naar God luistert?
Kan hij niet op tegen zijn soldaten, die de buit zelf willen houden?
Door zijn schijnbare mildheid,
heeft in elk geval 1 van Agags kinderen het overleefd,
later in de geschiedenisboeken zie je soms de naam van Amalek opduiken.
Hij heeft het volk niet uitgeroeid,
en het heeft Israël in de tijd van Ester de dreiging van Haman opgeleverd.
Deze ongehoorzaamheid is waarom Saul niet meer koning mag zijn.
Doordat hij genadig was terwijl het niet moest.
God zegt eigenlijk tegen Saul, zo lijk je niet op mij.


God is niet genadig tegen iedereen.
Hij is niet tolerant ten opzichte van het kwaad,
of mild tegenover onrecht.
God had nog een rekening te vereffenen. Amalek mag niet bestaan,
zoals het kwaad eigenlijk ook niet mag bestaan, maar er eigenlijk toch is.

Uitroeien, of als eufemisme omschreven: aan de Heer toewijden;
Zouden we dit vandaag niet genocide noemen?
Door dit hele verhaal, van Ester, via Saul, naar Amalek in de woestijn,
zien we wel, dat Amalek echt een vijand van God is.
En Haman is geen uitzondering; hij is echt door en door slecht.
En zijn haat tegenover 1 man, is zo groot
dat hij het hele volk van de Joden dood wil.
Dat is duivelse haat. En dat zat misschien wel in de genen.
Zoals zijn verre voorouders ook al probeerden:
“Toen u uitgehongerd en uitgeput was hebben ze gewetenloos,
zonder enig ontzag voor God, de achterhoede overvallen,
waar de zwaksten zich bevonden.”
Dt. 25:18
Dit is de kritiek op Amalek! Daarom komt Gods oordeel erover.
Amalek, dat duivelse haat tegen God en zijn volk koestert;
pijnlijk genoeg is het oordeel om geweld met geweld te beantwoorden.
“Spaar ze niet, maar dood alles en iedereen: mannen en vrouwen,
kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels”

Het was de opdracht die Samuel doorgaf.
En ook in Susa, worden ook de 10 kinderen van de boosdoener gedood.
Haman begon zelf met zijn haat en geweld,
en ook geloof ik dat de Joden zich in de manier waarop ze zich verdedigen,
iets van een ouder, eerder oordeel van God uitvoeren,
maar het blijft een moeilijk stuk.

We moeten echt zeggen dat God in zijn recht staat als hij zegt:
Mij komt de wraak toe, ik zal het vergelden. Rom 12:19
En ik geloof ook echt, dat geweld en oordeel en wraak
alleen bij God in goede handen zijn.
Maar misschien is precies dat, wat deze teksten zo lastig maken:
dat God dat geweld aan Israëlieten in handen geeft,
dat hij mensen de opdracht geeft vuile handen te maken.
Zelfs Samuel, dat lieve jongetje dat de stem van God leert verstaan,
nu ouder geworden, luistert hij naar God en hakt de kop van Agag eraf.
Kunnen mensen dit op een integere manier doen?
Zullen er in Susa niet een paar joodse rad–draaiers,
in naam van God door het lint zijn gegaan, lekker potje matten,
onder het mom van zelf–verdediging.
Hebben ze met felle holle ogen geschreeuwd: God is groot,
zoals wij extremisten Allah–hu Akbar horen roepen?
Zou misschien daarom de naam van God niet in het boek Ester staan?


Hoe het ook zij, God had een oude rekening te vereffenen.
Amalek mag niet bestaan, zoals het kwaad ook niet zou mogen bestaan.
“Vergeet het niet”, zei Mozes in Deut 25.
“Vergeet niet wat de Amalekieten u hebben aangedaan tijdens uw tocht uit Egypte.”

Deze oproep is niet om wraak te koesteren.
Maar om te beseffen dat het kwaad je ook echt kapot maakt.
Hij pakt je waar je zwak bent.
(Is het misschien onze zwakte, dat we het oordeel van God zo moeilijk vinden?)
Vergeet het niet, want je mag niet genadig te zijn als het niet moet.
“zorg er dan voor dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.”
Onze vorige vertaling had het over de herinnering uitwissen.
Die verwoesting, de verwoester, daar mag niets meer van op aarde zijn.
En dat moet zó weg, zelfs de herinnering wordt uitgeroeid.
Vergeet het niet; maar uiteindelijk herinneren we het ons niet meer.
Alleen zo wordt de aarde echt nieuw.

Nog steeds is er veel dood en geweld in de bijbel.
En die oproepen om te doden zitten ons niet lekker.
Ik schrik, als God even niet genadig blijkt, en ik sympathie voel voor Saul.
Maar ik wil wel echt geloven dat God goed zit.
Dat zijn oordeel, terecht is.

Ik krijg er pas vrede mee, als ik zie dat dat woord voor uitwissen,
Niet alleen op mensen wordt dit woord gebruikt,
maar op alles wat kwaad is. Ook voor zonden wordt gebruikt.
Ja, Amalek was de aartsvijand, een plaaggeest, een duivel.
Een volk dat de plannen van God wil kapot maken.
Dat stuk moest inderdaad uitgeroeid worden.
Ik krijg pas vrede als ik kijk naar de zoon van God,
hoe hij daar net als Haman’s zonen aan een paal hangt,
hoe Jezus al het geweld naar zich toe heeft getrokken
en het hem helemaal kapot maakt.
In hem is alle genocide, alle wraak, al het oordeel van God zichtbaar.
In hem sterven alle mensen, als straf op Gods terechte oordeel.
Daar bij die paal is God, on–genadig eerlijk.
Iedereen wordt daar uitgeroeid; zo wordt in uitgewist, alle zonde.
En dan hoop ik zo, dat ook de zonden van wraak,
die soms in Gods naam zijn bedreven, worden uitgewist.

Vergeet het niet: Het is een oude rekeningen die vereffend moest worden.
Want zonden strijk je niet effe plat, ratel je even weg,
maar moet je uitroeien, wegvagen.
“Wis uit mijn schuld” zingt David.
Zorg dat er niets op aarde aan mijn zonde herinnert.
Wis de herinnering uit.

Dan kunnen we feestvieren.
Ester 9 sluit af met de opmerking:
Nooit mocht de viering van deze dagen in onbruik raken,
en ook bij hun nakomelingen mochten ze niet in vergetelheid raken.
Want het gaat om het feest, vergeet dat niet.

Amen


online delen:

tag oordeel geweld in OT Edom Amalek theodicee Ester Saul

Meer preken uit Esther