Votum (NLB 291b) en Groet GK Ps 19:3,4,6 (Volkomen is Gods woord) Gebed NLB Ps 145:1,3 of PSLL 146:1,3 L: Luc 18:1-8 NLB Ps 145:5 of PSLL 146:4,5 T: Luc 18:9-14 Preek NLB ps 84a (=PvN Wat hou ik van uw huis), of DNPs 27:1 en 2 GB: NLB 342 (In God de Vader op zijn troon) Collecte Gebed: - Zingen NLB 859:1,2 (Schuldig staan wij voor U, Heer) - gebed - zingen NLB 859:4 Zegen

Komt een Belg bij de dokter.
Dokter, wat is er met me?!
Ik heb overal pijn. Als ik hier druk doet het zeer. (hart)
Als ik hier druk doet het zeer. (schouder)
En hier ook. (hoofd). Ik heb overal pijn.
O. Ik zie het al, zegt de dokter, uw vinger is gebroken.

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het is bijna het formaat van een mopje.
Twee mensen gingen naar de tempel… de een… de ander…
en dan de clou. En de eerste is altijd de sukkel hè?

Maar de Farizeeër is niet het slachtoffer van Jezus’ mopje,
Hij is niet de Belg, het mikpunt van spot, de pispaal.
Die Farizeeër is zelfs niet zo arrogant, als we denken dat hij is.
Het is denk ik nodig om het beeld van de Farizeeër bij te stellen,
Om dat te snappen moet ik wat uitleggen
over de manier waarop joden geloven.

We denken wel eens dat ze hard hun best moeten doen
om in de gunst bij God te komen.
Veel wetjes en regels, en het komt nogal precies.
Dat beeld is vaak in preken stevig aangezet,
zodat je een goed contrast kunt zien met de genade van God.
Maar dan doen we net alsof Joden vandaag, of Farizeeën toen,
helemaal niet bekend zijn met genade, met de liefde van God.
– En dat is een karikatuur waar niets van klopt.
Want dan doen we net alsof het oude testament
een totaal andere God laat zien, dan hoe we Hem in Jezus leren kennen.
En Vader heeft zich echt wel laten kennen.

Een gelovige Jood was zich erg bewust van Gods liefde.
Hij vond het een voorrecht dat God hem had uitgekozen.
Joden tot op de dag van vandaag kunnen danken
dat ze geen heiden maar Jood–zijn.
Dit is niet een vorm van vreemdelingenhaat,
neerkijken op de ander;
maar ze voelen zich bevoorrecht door God,
dat zij zich aan meer wetten mogen houden.
Vertrouwt u ons dat toe? Dank U!

Nog een voorbeeld: een joodse man kan bidden:
God, dank u dat u mij als een man gemaakt heb.
Als je dat zo voor het eerst hoort,
verwacht ik eigenlijk dat dat bij niemand goed valt.
Klinkt raar hè?
Maar wat daarachter zit: is niet neerkijken op,
of onderdrukking van vrouwen,
maar de bidder is dankbaar naar God.
Blij met het voorrecht dat God mannen meer wetten heeft gegeven.
Nog steeds kun je dat scheef vinden,
maar ik moet zeggen dat als ik er over nadenk,
er ook iets sympathieks in zit.
Daar staat een mens,
die popelt van verlangen om te doen wat zijn Vader fijn vindt.
En dan moet ik eerlijk bekennen dat ik jaloers ben
op zulke liefde voor God.
Ik heb echt niet zo’n plezier, zo’n hart voor Gods regels.

De Farizeeër uit de gelijkenis van Jezus, past in deze traditie.
Hij houdt van God. Haat het onrecht, en probeert zonde te voorkomen.
Hij doet meer dan God van hem vraagt, en hij doet het van harte.
Jezus heeft ook echt wel kritiek op hem,
maar laten we eerst van hem leren.


We kijken naar de tekst, vers 11.
De Farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf
Hij heeft geen megafoon, hij roept het niet hardop,
hij bidt bij zichzelf.
Dat we weten wat hij bid, is niet omdat omstanders het horen.
Volgens mij was dat sowieso niet zo netjes.
We horen dit privé–gebed alleen omdat Jezus
met deze gelijkenis een inkijkje geeft in het hart van de bidders.
Twee privé–gebeden, beide gepreveld,
op het plein van de tempel, naar God gericht.

God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen
– En wie wil er niet speciaal zijn? Bijzonder.
Anders. Zodat je opvalt tussen al die andere mensen.
Zoals jij speciaal bent voor iemand die je lief is,
je bent niet een van de velen, nee, jij bent jij.
Het is heerlijk als je gezien wordt om wie je bent.

Heel zelfbewust dankt deze Jood God.
Ik dank u, dat ik geen massaproduct ben,
dat u mij handgemaakt heeft, dat U me heeft uitgekozen.
Me hoort en ziet.
Ik geloof dat we vandaag kunnen leren,
dat als je weet dat God jou en u heeft gewild,
dat hij je persoonlijk bij zich geroepen heeft,
dat dan opeens heel veel in je leven ook in Gods wereld gebeurt.
Je ziet dan, dat het samengaat.
Wat ik doe, doe ik met Hem. Hij ziet het, hoort erbij.
Het gewone wordt door het heilige gekleurd.

U bent vermoedelijk het verkeerde publiek voor dit voorbeeld,
maar wie wel eens op de computer RollerCoasterTycoon
of de Sims heeft gespeeld,
die weet dat je een poppetje op het scherm
letterlijk bij de kraag kan pakken,
en op een plek neerzetten.
Zo heeft God jou bij de kraag gevat, en hier naar toe gesleept.
Hij wil je hebben. Je zit hier goed, we zijn op onze plek.
God, dankuwel dat u mij hebben wil.
U maakt me heilig, zet me apart om u te dienen.
Dank U, dat ik niet ben als andere mensen.

– En sommige van die andere mensen, zijn ook echt niet OK.
Het gebed gaat verder:God, ik dank u,
dat ik niet roofzuchtig ben, of onrechtvaardig of overspelig,
en dat ik ook niet ben als die tollenaar.

En weer klinkt dat lelijk, –
maar ben je niet blij dat je nooit een bankoverval hebt gepleegd?
Tenminste, daar ga ik even van uit.
En stel, je zit hier, en je hebt wel een keer een lelijke misdaad begaan,
dan weet je uit ervaring wat voor een ellende er achter weg komt.
Had ik dat maar nooit gedaan.
Dat gevoel van spijt heb je niet, als je ook niet iets fout doet.
En daar kun je blij mee zijn.
God dank U, dat u me grote misstappen hebt bespaart.
Zoals ook psalm 19 zingt: van grote zonden vrij.

Misschien vind vind je berouw–hebben ook wel lastig,
omdat het moeilijk is onder woorden te brengen wat er mis is.
Ik zie gebeuren dat mensen dan zichzelf zonden aanpraten.
Ik had iets kunnen doen, ik had meer kunnen doen,
maar heb het niet gedaan, en dat is ook fout.
Soms is dat zo, misschien.
Maar daar wordt zonde hypothetisch van, niet concreet,
en nog vager dan het soms al is.
Ja, ik kan nu mijn telefoon pakken,
en via internetbankieren een gift overmaken.
En nu weer.
En nu heb ik het alweer niet gedaan. Is dat zonde?
Als je dit maar vaak genoeg doet, wordt het beeld van Vader vervormt,
Want dan is het nooit goed genoeg, had je altijd meer kunnen doen.
En Vader verandert in een ouwe ontevreden mopperpot.
Dan kun je er beter me stoppen.

Vraag je wel eens vergeving om de dingen die je niet deed?
Leer op zijn minst van de vrijmoedigheid van de Farizeeër,
om dan ook te danken, voor de zonden die je niet deed.
Zoals Jezus leert bidden: en leidt ons niet in beproeving,
dank dan ook maar, als dat gebed verhoort wordt.
God, dank U dat ik geen dief ben.
Dat ik het niet nodig heb om oneerlijk aan geld te komen,
omdat u wel voor me zorgt.
Dank u dat ik mensen geen geweld aandoe,
niet verwond en bedreig, niet mijn zin doordrijf door manipulatie.
Maar mensen als beeld van U, recht doe.
God. Dank U dat ik niet vreemd ga.
Maar dat u trouw geeft. Zoals U trouw bent.
God dank U. Dat ik daarin een beetje op U mag lijken.

Deze man bidt verder:
Ik vast tweemaal per week
en draag een tiende van al mijn inkomsten af.

Precies volgens de traditie van de Farizeeën.
Het is meer dan de wet had voorgeschreven.
Een maal per jaar vasten was het wettelijk minimum.
En niet over alle inkomsten hoef je tienden af te dragen.
Mozes schreef tienden voor van de opbrengst van het land:
graan, wijn, olie, en ook eerstgeboren dieren.
Een deel bracht je naar de tempel, een deel at je zelf.
Maar Farizeeën doen het ook over de kleine keukenplantjes:
munt, dille en komijn.
Ze interpreteren de opbrengt van het land heel ruim.
Net zoals Paulus laten ook kan schrijven hoe hij,
heel trouw en nauwgezet was. En dan als positief–zelfbeeld.
In toespraken in Jeruzalem, schaamt Paulus zich er niet voor,
dat hij Farizeeër is. Hij zegt daar: (Hnd 26:5)
ze kennen me lang genoeg om te kunnen bevestigen dat ik als Farizeeër,
volgens de strengste richting van onze godsdienst heb geleefd

En hij schrijft ergens: (Fil 3:5,6)
ik ben een geboren Hebreeër met de wetsopvatting van een Farizeeër (…)
Aan wat er in de wet over gerechtigheid staat, voldeed ik volledig

Het is niet streberig om meer te doen dan God vraagt.
Ook Jezus leert dat. Hij zegt: Want ik zeg jullie: (Mat 5:20)
als jullie gerechtigheid niet groter is
dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën,
zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.

Er is dus niets mis mee, om uit liefde voor God een mijl extra te gaan.
Jezus zegt zelfs dat we meer moeten doen,
dan de Farizeeën, die al meer deden dan moest.

Tot zover het gebed van de Farizeeër.
Hier staat niet iemand te pochen of te pronken.
Nee, hij weet wel dat hij bevoorrecht is.
Het niet zelf heeft verdient.
Hij is dankbaar tevreden met zichzelf, en dankt God.
– Roept dit nog steeds weerstand op?
Als iemand terecht tevreden is, en dat dankbaar tegen God zegt?
Wat zegt het over ons?
Ik hoop dat we een stukje vrijmoedigheid leren
Leren om te weten dat als je door God bent uitgekozen,
dat er al een wereld gewonnen is.
Dat alles wat je doet, al door het heilige gekleurd wordt.
En zoals je ziet in het leven van deze man,
het straalt van liefde voor zijn Vader.
En dan voel je je dankbaar en bevoorrecht
omdat we zijn is uitgekozen,
en omdat we een mooi en een goed leven leiden.
Vol motivatie daarmee door te gaan.
Ik dank U. God.


En dan die tollenaar. Hij is niet zo rechtvaardig.
Betaalde vast niet zijn tienden,
heeft vast wel eens mensen gemanipuleerd.
Lekker makkelijk met Romeinse soldaten achter je.
Beroofd misschien?
In ieder geval met de dreiging van geweld mensen wat geld aftroeven,
Geven aan de keizer wat van de keizer is,
maar zorgen dat je meer dan genoeg vraagt,
zodat je ongemerkt wat tienden kan afromen voor jezelf.

Maar deze man heeft spijt.
Hij weet uit ervaring wat voor een ellende er achter weg komt.
Had ik het maar nooit gedaan.
En nu gaat hij naar God toe, naar de tempel,
een plaats van verzoening.
Want hij wist, net als de Farizeeër, van Gods liefde en genade.

Alles aan zijn houding is anders.
De Farizeeër stond terecht rechtop, vrijmoedig.
De tollenaar met spijt staat niet recht voor God. Maar wil dat wel.
Hij durft God eigenlijk niet onder ogen te komen.
Maar doet het toch.
Hij slaat zichzelf op de borst,
zoals Joden gewend waren te doen op grote verzoendag.
Het komt diep uit zijn verslagen hart: maak mij van grote zonde vrij.
Hij zegt simpelweg: God, wees mij zondaar genadig.


Twee mannen gaan naar de tempel. Een plaats van verzoening.
Jezus laat zien dat God het simpele, bescheiden gebed
van een slecht mens aanneemt.
Daar zit hij goed. In de tempel, bij God.
Bij zijn kraag gevat, kwam iemand weer terug bij Vader.
Een verloren schaapje komt weer thuis.
En graag rechtvaardigt God dan. Daar is de tempel voor bedoeld!

Dat is, wat er mis was met het gebed van de Farizeeër.
Hij ging naar de tempel, maar hij had niets om te verzoenen.
Komt een belg bij de dokter: O dokter het gaat toch zo goed met me!
Ik eet goed en beweeg goed. Nergens last van.

Jezus noemt Farizeeën ergens de schapen die niet verdwaald zijn,
en dat is toch gewoon goed?
Hij noemt ze, de gezonde mensen die geen dokter nodig hebben.
En dat is geen verwijt maar echt iets positiefs.
Maar de vraag is wel, waarom ga je dan naar de dokter?
Waarom is die Farizeeër naar de tempel gegaan, plaats van verzoening.

Wat het gebed van Farizeeër laat zien,
is dat hij zó blij is met zijn uitverkiezing,
dat dat ten koste gaat van andere mensen die God net zo goed uitkiest,
bij de kraag pakt en versleept.
Want ook de belasting–beambte was naar de tempel gekomen.
Waar hij hij anders naar toe gemoeten?

Ook die tollenaar is door God gekozen. Uitverkoren. Hij hoort erbij.
dat krijgt nog een extra diepte, als je let op Jezus woorden:
Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is
in de ogen van God, maar die ander niet.

De vorige gelijkenis die Jezus vertelde
ging over de manier waarop God luistert, en hoe hij verhoort:
De clou van dat verhaal was:
God zal toch zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen
die dag en nacht tot hem roepen?

Uitverkorenen. Zoals deze tollenaar met bekering.

Uitverkiezing is een besmet woord,
verdacht, om dat het zo snel elitair klinkt.
Wij tegen zij, hoog tegen laag,
Dat is waar de Farizeeër een fout maakt.
Hij is denk dat hij hoger is, meer.
Maar echte blijdschap en echte dankbaarheid
dat God ons kiest, voelt zich laag, bescheiden.
Uit zich in niet afzetten tegen een ander.
We zullen dus niet bidden:
God, ik dank U dat ik niet ben als die randkerkelijke.
Ik ga tenminste nog twee keer per zondag naar de kerk.
Nee. Dat is net als naar de dokter gaan,
om te vertellen hoe supergezond je bent.
Dat is jezelf verhogen ten koste van een ander.
Ziek op z’n eigen manier.
We kunnen wel bidden: dank u,
dat ik niet roofzuchtig ben, of onrechtvaardig, of overspelig.
Maar dan voelen we vanzelf ons ongemak, ik in elk geval.
Want ik denk dat velen hier dan wel zijn bewaard voor grote zonden,
maar in mijn hart toch niet helemaal.

We zullen dus naar God gaan,
en zowel het gebed van de Farizeeër als van de tollenaar bidden.
Omdat we God kennen, in Jezus Christus,
als een God van liefde en genade.
Omdat we verbaasd dankbaar zijn, om alles wat goed gaat.
Omdat we vrijmoedig tegen God willen zeggen,
dat we hem liefhebben, en hem dat willen laten merken.
Omdat we dankbaar zijn, voor al die keren
dat we bewaard zijn voor grote zonde.
En voor de keren dat we toch vielen,
gaan we naar de enige plaats waar we kunnen zijn,
de plek van verzoening: dat is naar Jezus.
De tollenaar, die niet naar de hemel durfde kijken,
die zich vernedert, mag met een rechte rug,
verzoend, het tempelplein verlaten.
En hoe vaker we daar heen gaan, hoe meer we ervan gaan houden.
Amen


online delen:

tag bidden schuld balans farizeeën mop grote verzoendag tempel judaica

Meer preken uit Lucas