Voorzang Ps 123:1 (LB=GK Tot u die zetelt in de hemel hoog) Votum en groet PS 24: 1 en 2 (LB. De aarde en haar volheid zijn) Als wet: Ef 4:17 - 5:2 (lees ik) GK Ps 15:1 en 2 (Heer wie mag wonen in uw tent) Gebed L: Hebr 8:1-2, 9:11-15, 24-28 (lector) Opw 277 (Machtig God, sterke Rots = GK165) Aansteken kaars, kinderen naar verteldienst T: Psalm 24 (lector) Preek NLB 412:1,4,5 (Wij loven U, o God) Gebed Collecte Kinderen terug, EL 439 GK Ps 134:1-3 (Komt allen, dienaars van de Heer) Zegen met gezongen amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Er is een oude christelijke legende,
waarin beschreven wordt hoe Jezus uit de hemel naar de aarde kwam,
en hoe hij weer naar de hemel ging.
Eerst was hij het woord bij God.
Het was niet zichtbaar voor de wereld dat het goddelijke Woord afdaalde.
De engelen hadden het niet door.
Ook de duivels hadden het niet door:
onzichtbaar glipte hij door de vijandelijke linie.
Het woord daalde af en kwam beneden aan, en werd mens.
Toen Jezus zijn leven geleefd had, en naar de hemel opsteeg,
wisten de engelen op aarde wel wie hij was.
Zij zeiden tegen de engelen boven:
Hef o poorten uw hoofden omhoog,
Ga open, oude ingangen.
De koning vol majesteit wil binnengaan!

Maar de engelen bovenin, die niet door hebben gehad,
dat Jezus eerst was afgedaald vroegen:
Wie is dat, die koning vol majesteit?
En het antwoord van beneden is:
Het is de Heer machtig en heldhaftig,
de HEER, heldhaftig in de strijd.

In deze legende zit in beeld van hemel, in allemaal lagen,
hoge engelen, lage engelen.
met een linie duivels die proberen Gods werk tegen te gaan.
Nouja.
Dit beeld is niet echt iets wat we zo precies uit de bijbel kennen.
Maar dit verhaal laat wel zien hoe psalm 24
door de vroege kerk is gelezen
als een echte hemelvaarts-psalm:
Jezus is de Heer, God zelf,
de machtige koning vol majesteit,
de Heer van de hemelse machten.
Dus: hemelpoorten, ga open, want de koning komt eraan!

– Ik denk niet dat David, toen hij deze psalm dichtte,
voorzag wat een profetische kracht zijn woorden hadden.
En ook wij zijn soms niet zo gewend,
om teksten zo direct te koppelen aan het leven van Jezus.
Maar vanmorgen wil ik met u psalm 24 lezen,
met de leesbril van Hebreeën,
die Jezus ziet als de hogepriester die naar de hemel is gegaan.


We hebben gezongen uit bedevaartsliederen.
Van die liederen die mensen zongen als naar Jeruzalem gingen.
De berg opklommen.
Zoals jij misschien in de bus naar een wedstrijd
met elkaar een clublied zingt om in de stemming te komen,
om het gevoel van saamhorigheid.
Dat is eigenlijk wat Psalmen doen.
In de goede stemming komen,
je gedachten richten op God, samen.

Op weg naar Jeruzalem, dat op de berg ligt,
kijk je letterlijk omhoog.
Je gaat op, naar Jeruzalem.
Tot u die zetelt in de hemel–hoog
hef ik vol hoop mijn oog.

Dat was de eerste psalm die we zongen.
Dat hebben we ook nodig, om te leren omhoog te kijken.
En op die momenten zie je het weer even.
Wie God is.
Als we ons aan het begin van de dienst aan God toewijden,
zeggen we dat ook:
Wie God is, namelijk hij die aarde en hemel gemaakt heeft.
Die trouw is. Die de boel niet uit zijn handen laat vallen.
Psalm 24 begint net zo:

Van de Heer is de aarde, en alles wat daar leeft,
de wereld en wie haar bewonen.
Hij heeft haar op de zeeën gegrondvest
op de stromen heeft hij haar verankert.

Dan kijk je dus omhoog, naar wie God is,
wat hij allemaal gemaakt heeft.
En dan duizelt het.
Vanaf beneden opkijken naar de heilige,
geeft je een soort hoogtevrees.
En met diep respect vraagt David zich dan af:
ja maar, wie mag de berg van de Heer bestijgen,
wie mag staan op zijn heilige plaats?


Ik hoop dat u een beetje die hoogtevrees hebt gevoelt,
vanmorgen, bij het lezen van de wet.
Het zingen van psalm 15: Heer, wie mag wonen in uw tent?
Want soms denken we daar te makkelijk over.
Met een soort ongeduld: ja ja, ik weet wel dat ik niet perfect ben,
maar dat is niemand toch? – doe niet zo moeilijk.
Een soort gemakzucht, we hebben Jezus toch, het zit al goed.
Of een beetje onverschillig:
Ach, ik heb vast wel reine handen.
En een keertje een halve waarheid kan best. – Ja, is dat zo?
Lukt het om te doen wat Paulus bijvoorbeeld zegt?
Alle drift en boosheid laten varen.
Om de leugen af te leggen, en de waarheid te spreken.
Om het voorbeeld van God te volgen.

We zien die vraag niet echt onder ogen.
Wie mag de berg van de Heer bestijgen?
De psalm antwoordt: Wie reine handen heeft, en een zuiver hart.
wie niet de naam van God misbruikt om zijn woorden kracht bij te zetten.
wie geen krachttermen nodig heeft om betrouwbaar over te komen.
wie niet achterbaks toezeggingen doet maar ze niet nakomt.
In Jezus’ onderwijs op de berg hoor je een echo van ps 24
Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien.
En: laat uw Ja ook echt Ja zijn.
Het is echt nodig dat we keer op keer voor die spiegel gaan staan.
Om je dat serieus af te vragen,
en te voelen dat ik niet zomaar zalig ben.

Ik durf hier niet zomaar Ja op te zeggen,
maar krijg een beetje hoogtevrees.
Het is een hoge weg die God vraagt.
En als je door Gods genade,
een heel mooi stuk op weg bent, op de hoge weg,
op die wandeltocht die hij vraagt; Gaaf.
Het is als een bergwandeling, met schitterende uitzichten.
Heerlijk, maar op bergpaden moet je niet roekeloos rondrennen.
De bedoeling van de wet is niet om je een hoogtevrees aan te praten,
die verlamd, waardoor je niet meer durft te wandelen.
Maar wil je juist een soort bewustheid bijbrengen.
Want God wil niet dat je valt, het ravijn in stort.
David stelt zich die vraag.
wie mag hoog bij God komen?
wie mag de berg van de Heer bestijgen?


We kijken omhoog,
en daarmee kijken we naar de plek waar we naar toe gaan.
Met de grote feestdagen gingen grote groepen op bedevaart.
Samen naar God toe.
De mensen trokken op, omhoog.
En stiekem heb ik al vaak het woord bedevaart laten vallen.
Maar psalm 24 is helemaal geen bedevaartslied.
Dus dat moet ik even uitleggen.

Als we wat preciezer kijken naar vers 3, staat daar:
Wie mag staan op zijn heilige plaats.

Staan voor God, dat is een vaste uitdrukking
die voor priesters wordt gebruikt.
Als een priester dienst had, dan stond hij voor God.
Niet alleen op de grote feestdagen trokken de mensen op naar God.
Maar ook op door–de–weekse–dagen
was er het woon–werk–verkeer van de priesters en levieten,
van de steden er om heen, naar Jeruzalem.
Zij trokken op, gingen omhoog,
en bereidde zich onderweg voor op hun dienst aan God.
In de goede stemming komen.
de gedachten op God richten.
En wie mag dienst doen aan God?
Wie mag staan voor de altaren,
en het verkeer tussen hemel en aarde regelen?
Het antwoord van Psalm 24 is:
wie reine handen heeft, en een zuiver hart.
Wie niets met leugens te maken wil hebben.

Een priester moet zich daarom heilig maken,
voordat hij de tempel ingaat.
Zich voorbereiden voor hij bij God kwam,
voordat hij voor hem mocht gaan staan.
Maar niet alleen wij, maar ook die priesters,
voldoen daar echt niet zo makkelijk aan.
Een lijn in het boek Hebreeën is om dat uit te vergroten.
Die priesters kunnen zich wel heiligen om voor God te staan.
Maar ze moeten offers brengen voor zichzelf,
en dan pas voor anderen.
En de ervaring leert, het was elke keer weer opnieuw nodig.
Omdat priesters, ja alle mensen, hun woorden breken,
niet altijd opbouwen, niet altijd liefhebben,
omdat we niet ons hele hart willen of kunnen geven.

Dus wie mag dan nog de berg van Heer bestijgen.
Alles werkt toe, naar Jezus.
Hij is een priester die zich niet eerst hoeft te heiligen.
Hij is een offer dat niet meer over hoeft,
Hij is van een andere orde.
En nu is het klaar.
Hebreeën brengt dat zo onder woorden: hoofdstuk, 9 eind van vers 26.
hij heeft zich bij de voltooiing van de tijden eenmaal geopenbaard,
Dat is: Jezus heeft zich hier op aarde laten zien.
Het moment van de goede vrijdag en Pasen samen,
wordt hier, de voltooiing van de tijd genoemd.
Hebreeën gaat verder: om met zijn offer de zonde teniet te doen.
Eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel.
Dat klinkt een beetje als een algemene waarheid.
Maar in het geval van Jezus
is het oordeel dat over hem wordt geveld wel belangrijk.
Dat God hem opwekt, en dat hij echt mag opgaan naar de hemel,
dat is een ongekend positieve beoordeling van God.
Jezus is gestorven, en kreeg toen een beoordeling van God.

Bedenk goed, Jezus zelf was het offerdier,
waar alle zonden opgelegd waren.
Hij heeft alles wat door mijn onreine handen ging over genomen,
alles wat in mijn onzuivere hart opkwam.
En de leugens, het gemak en de onverschilligheid
waarmee ik dat alles niet onder ogen wilde zien.
Als hij dat allemaal draagt,
zou hij, die de belichaming van alle zonden van de hele wereld is,
voor God mogen komen?

Maar hemelvaart bewijst dan, als hij toch mag binnengaan
dat de zonden waar hij zich mee heeft geïdentificeerd,
het kwaad dat hij droeg, dat dat echt allemaal weg is.
Zo heeft hij laten zien dat het offer echt de zonde teniet doet.
Want wie mag naar de Heer opstijgen?
wie mag staan op zijn heilige plaats?
Alleen wie puur is, wie reine handen heeft, een zuiver hart.


Mag nu alleen Jezus opklimmen?
Is alleen hij goed genoeg?
Psalm 24 geeft ons door Christus toch een opening.
Vers 5. Zegen zal hij (enkelvoud) ontvangen van de Heer.
En hij krijgt als oordeel van God: rechtvaardig.
Dat is zijn redding.
Maar ook de onze, want het is zegen en gerechtigheid
die de priester ook weer meedraagt en doorgeeft.
Daar is de hele dienst in de hemelse tempel om te doen:
Kijk maar in vers 6:
Het valt hun (meervoud) ten deel,
hen die U zoeken, zich tot u wenden.

Daar in vers 6 staat een volk,
mensen die zich allemaal de vraag hebben gesteld,
hoe kom ik boven, hoe beland ik op die hemelse weg.
is dat niet te hoog gegrepen?
Want wie mag eigenlijk de weg naar God beklimmen.
Maar dat volk wendt zich tot God.

We kijken omhoog,
en daarmee kijken we naar de plek waar we naar toe gaan.
We zien Jezus, onze hogepriester.
Hij is het die de hoge weg ons voorgaat.
Hij heeft reine handen, en een zuiver hart.
Hij liegt niet, en op zijn woord kun je aan.
Zegen heeft hij gekregen van de Heer.
En hij is rechtvaardig.
God weet het, hij heeft die goede beoordeling zelf gegeven,
toen de poorten van hemel opengingen, om de koning binnen te laten.

Daarmee is Jezus onze redder.
En zo valt ons ten deel wat we zoeken op onze bedevaart.
De koning vol majesteit, de Heer, machtig en heldhaftig,
is binnengegaan.
Daar heeft hij dienst, als priester staat Hij voor God.
De Heer van de hemelse machten, van al die engelen, hij is weer thuis.
En laat het vader zien,
dat hij de hogepriester is, die tegelijk het offer is.
Het Lam van God, die de zonde van de wereld droeg, is nu thuis.
Het woon–werk verkeer is klaar.

Nu is Jezus, de middelaar van dat betere verbond.
de verkeersregelaar, tussen God en mensen,
voor ons die nog op weg zijn naar de plek die hij voor ons klaarmaakt.
voor ons, nog op bedevaart.
In het huis van mijn Vader zijn veel kamers;
zou ik anders gezegd hebben
dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken?
Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug.
Dan zal ik jullie met me meenemen,
en dan zullen jullie zijn waar ik ben.
Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga.’
(Joh 14:2–4)

Hij is de klaar-over, die ons helpt met oversteken.
Hij die staat voor God, en voor ons in staat.
Hij is de koning, de Heer van de hemelse machten.
En de priester die de zegen doorgeeft.
Die eens zal komen om te oordelen.
En wie zich tot hem wenden, zal hij laten delen
in de goede beoordeling die we al hebben gezien
die Vader aan Jezus zelf gaf.

Hef, o poorten uw hoofden omhoog,
verhef ze, aloude ingangen,
de koning vol majesteit nodigt je uit
om hem te volgen, en in te gaan.

Amen


online delen:

tag priester plaatsvervangend

Meer preken uit Psalmen