Votum en groet GK PS 147: 1,2,7 (Lof zij de HEER) Wet LvK 436: 1, 3, 6 (Jezus neemt de zondaars aan) Gebed ( KBC ) L: Mat 9:35-10:4, 16-20 GK PS 91: 1,6, 8 (Hij die op Gods bescherming wacht) Preek over Mat 10:16 LvK 75: 14,15 (Gij zijt tot herder ons gegeven) Gebed Collecte GK Gz 59 (Ik ben de goede herder die) Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Een maandje terug had ik ze aan de deur: getuigen van ene Jehova.
2 vriendelijke mensen, en jonge man en een vrouw.
Hij deed het woord.
Misschien vroegen ze ernaar omdat ik overdag thuis was:
Wat voor werk ik deed; Nou, ik ben dominee.
Oh. Nouja, dan geloof je al.
Of ze toch een folder mochten geven. – Ja.
Fijne dag nog; ik geloof dat ik niet iets terug zei.

Achteraf werd ik er nogal chagerijnig van.
En toen ze vorige week weer door de wijk rondliepen,
heb ik niet opengedaan; ik had er gewoon geen zin in.

Niet alleen hebben ze niets begrepen van de naam van God,
Hij heet niet Jehova.
Hem zo noemen laat zien dat ze een stukje basiskennis
rondom de hebreeuwse bijbel niet hebben. Jehova bestaat niet.
Maar waar ik boos van wordt, is dat ze niet begrijpen wie Jezus is.
Een goed mens, een voorbeeld, denken ze, maar niet God.
Wat een onrecht doen ze hem ermee.
Ik dacht hier over na.
Hoe ik me, eigenlijk ook wel beter voel,
en dat ik niet zo de behoefte heb, om ze te helpen…

En dan dit verhaal uit Matteus.
Jezus trekt langs de steden en dorpen.
Hij geeft zijn lessen, en doet goed aan zieken om zich heen.
En zal later zijn leerlingen de opdracht geven hetzelfde te doen.
En kijk dan in Matteus 9:36:
Toen hij de mensenmenigte zag, voelde hij medelijden met hen,
omdat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder.

Echt medelijden, hart voor de mensen.
Oprechte liefde, als hij ziet hoe ze ernaast zitten,
ziet hoe ze moe zijn van het zoeken naar hun eigen waarheid,
zonder hulp van hun geestelijk leiders.
ronddwalen als schapen zonder herder.
In deze drukkere tijd zouden we misschien zeggen: als kippen zonder kop.

En dan zegt hij: Vraag dus de eigenaar van de oogst
of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen

Vraag aan God om te zorgen voor al die kippen zonder kop.
En daarna, zo hoort dat eigenlijk bij bidden, komt hij zelf in actie.
Hij doet waar hij om vraagt.
Hij stuurt die hoognodige helpers voor de oogst.
Zoals hij zelf gezonden is, stuurt hij de anderen.
Het verhaal van Jezus gaat live, de uitzending van de 12.
Dan geeft hij ze een instructie mee.
En daar gaan ze, de 12 apostelen.
Dat woord betekent ook: gestuurde; boodschapper; uitgezondene.
En we hebben een stukje van de concrete instructie overgeslagen,
en wat verder gelezen tot vers 20.
Daar gaat het over vervolging:
uit de synagoge gegooid worden,
voorgeleidt worden aan gouverneurs en koningen,
getuigenis afleggen aan niet–gelovigen.
En daarin zie je dat Jezus’ woorden verderkijken,
dan het moment waarop dit gebeurt.
Jezus kijkt vooruit.
Ook naar andere leerlingen,
meer dan de 12 van de eerste uitzending.
Later stuurt hij er 70 op uit.
En bij zijn vertrek van de aarde zegt Jezus:
Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, …
en hun te leren dat ze zich moeten houden
aan alles wat ik jullie opgedragen heb.
(Mat 28:19a,20a)
De opdracht wordt doorgegeven,
Ook deze opdracht om er op uit te gaan.
Dat is wat Jezus ook ziet, als hij vooruitkijkt.

Maar hoe doe je dat?
Wat betekent het?
En hoe moet je naar de wereld waar we in staan, kijken.

—–

Pas op, verdwaalde schapen zijn net wolven.
Jezus zegt: Bedenk wel, ik zend jullie als schapen onder de wolven
Let op, hou je hoofd erbij.
Proef je ook die dreiging?
Als ik eerlijk ben, ben ik dat een beetje vergeten.
We leven in de luxe van godsdienstvrijheid.
En er is een soort ongeschreven regel
dat we elkaar niet lastigvallen met prive–aangelegenheden,
zoals mensen denken dat geloof is.
Daarom stoor ik me zo aan Jehova–getuigen,
die je ongevraagd lastig vallen.
We trekken ons terug, hebben zovaak geen zin, laten de deur dicht.

Maar Jezus, de herder, hij ziet de verloren schapen van Israel,
en dat raakt hem. Daarom stuurt hij zijn leerlingen er op uit.
Maar pas op: ik stuur je, als schapen onder de wolven.

Ja, is dat zo?
Moet je die niet–gelovige collega, zien als een wolf, als bedreiging?
Moet je de buurman, die echt wel goed doet, wantrouwen?
Je familie, aangetrouwd of niet, is toch echt niet opeens vijandig geworden,
als ze niet of niet meer geloven?
We houden er niet zo van, om te spreken over de boze buitenwereld.
Het roept een vervelende klank op,
van wat je mischien vroeger beklemmend vond.
In de kerk is het veilig en alles buiten is verkeerd.
Het klinkt als de grote boze wolf uit sprookjes,
maar zo denken we toch niet meer?

Jezus stuurt zijn leerlingen er op uit.
Op zoek naar de verloren schapen van Israel.
Maar het zijn boze wolven.
Als je er op uit gaat, zichtbaar als volgeling,
dan moet er soms voor uitkomen, dat je vreemd bent.
Ik ben niet van mezelf, maar gekocht door een ander.
We zijn niet eigen baas,
maar moeten luisteren naar een Koning van hierboven.
En dat roept weerstand op.
En dat is niet eens weerstand die je opzoekt,
door anderen ongevraagd jouw verhaal doen.
Maar juist, als jij onvrijwillig, als het ware wordt voorgeleidt,
opeens gevraagd wordt om te getuigen. Slik…

Dan durven we zo vaak niet.
Mischien wel bang om uitgelachen te worden?
En dan zijn mensen soms hard,
willen verdwaalde schapen niet terugkomen.
En je ziet het pas echt bij de vervolging in andere landen.
Hoe kerken verscheurd worden.
Wie heeft medelijden met die verdwaalde zielen,
die voor hun medemens een wolf zijn geworden.
Wie zegt: Heer, vergeeft het hun, ze weten niet wat ze doen.
Zoals Jezus gekomen is om wat verloren is op te zoeken.
Zou Vader in de hemel ook van te voren tegen hem hebben gezegd:
pas op zoon, bedenk goed, ik stuur je naar een wereld vol met wolven,
en ze zullen je verslinden.
Heer vergeeft het hun.

Soms komt onze wolven–natuur boven.
Als ik niet wil dat anderen zich met me bemoeien,
of ik het zelf wil uitmaken.
Als we niet willen opvallen en meedoen met de roedel buiten.
En dat doen we ergens als we vrede hebben met onze vrijheid,
en het leven op de christelijke veluwe je scherpte laat verdwijnen.
Als je nooit meer hoeft te vertellen wat je gelooft,
en het een beetje gewoon is, lauw wordt,
Als we niet worden uitgedaagd door ongeloof, twijfel, andere religies.
Zo worden de schapen een beetje lui,
lopen elk hun eigen kant uit, en verdwalen.
Maar dwalende schapen, zijn net wolven.
En we doen mee met de rest.

—–
Wees daarom als een slang en als een duif
De houding waarmee Jezus zijn schapen, uitzend,
tekent hij uit in een beeld van 2 dieren: Een slang en een duif.
En dat is wel opvallend,
het klinkt als een tegenstelling van nacht en dag.
De slang is het dier waardoor de duivel in het paradijs sprak.
terwijl de duif juist goed bij God past.
Zo daalde de Heilige Geest op Jezus.

Jezus wil niet zeggen dat je goed en kwaad moet gebruiken,
of moet mengen ofzo.
Juist niet: behoud je onschuld, zegt hij.
blijf puur, ongemengd, integer.

Bij deze dieren gaat het om een algemeen karakterbeeld.
Zoals je bij een hond ook allerlei associaties kan hebben.
Een hond is trouw, of speels, of juist vals.
Iemand is hondsmoe, of honsdbrutaal.
We kiezen een stukje van het karakter,
maar dat moet je dan soms wel uitleggen.

Zo gebruikt Jezus ook dieren om duidelijk te maken wat hij bedoelt.
En hij gebruikt er 2 om het beeld aan te vullen.
Een slang is niet perse een slecht dier.
Hij is gewoon slim, handig, scherpzinnig.
Een bedachtzaam, maar wel doelgericht roofdier.
Zo stuurt Jezus zijn leerlingen er op uit,
niet om te roven, maar wel om wat verloren is te zoeken.
Om doelgericht oogst binnen te halen.
En om alle slechte klank die het beeld van de slang meebrengt,
uit te sluiten, komt Jezus met dat andere dier: een duif.
Misschien denk je dan aan het irritante gekoer van de daken,
of aan de inteelt–pootjes.
maar voor een Israeliet was een duif allereerst een offerdier.
Wie geen lam had of niet kon betalen, offerde duiven.
En precies wat een slang mist, namelijk zelfopoffering,
vult het beeld van de duif aan.

Een onschuldig offerdier,
een andere vertaling noemt de duif naïef.
Dus, dan wordt je als schaapje een roedel wolven in gestuurd,
en dan toch naief blijven. Hoopvol, soms tegen beter weten in.
Als we alleen als slangen zouden zijn, of als wolven,
dan wordt je berekenend.
Kan het uit of niet, is het wel efficient?
Maar zo denkt een duif niet. Die is naief op de goede manier.

Twee dieren, die elkaar aanvullen, maar ook wel tegenovergesteld lijken.
Hoe helpt dit ons nu met de vraag, hoe we in de wereld moeten staan?
En dat heeft de bijbel vaak.
Het beschrijft niet één op één, met een enkel voorbeeld hoe het moet.
Jezus wil ons opvoeden om zelf te denken,
en dat doet hij door dit soort voorbeelden.
Beetje raadselachtig soms, tegenstrijdig, cryptisch.

Door twee voorbeelden te geven, blijf je telkens naar jezelf kijken,
kun je niet achterover zitten, zo nu doe ik het goed.
Maar blijf je bezig, telkens bijstellen, en zet je aan het denken.
Het helpt om scherp te blijven als een slang.
Dat je soms een beetje moet herkauwen op teksten,
helpt om je geloof niet tussen kaft tot kaft te verstoppen,
maar om het je eigen te maken.
Dan heb je ook wat te zeggen,
als je ongevraagd en ongewild een keer getuigen moet.

Het houdt je scherp. Want ik kan zomaar teveel op het ene dier lijken,
in hoe ik naar de wereld kijk.
Als je het gevoel hebt dat je meer en meer moet overleven,
het zelf moet redden in een samenleving die harder wordt,
hier in het vrije westen, waar de kerk kleiner wordt.
Ja dan kun je wel scherpzinnigheid van een slang gebruiken,
maar hoe makkelijk wordt je berekenend, sluw.
Of het kan zomaar dat je de buurman als een prooi zien,
een collega, als een bekeer–projectje.
Dat is niet eerlijk. Dan ben je de onschuld van de duif kwijt geraakt.
Dan hebben we weer dat echte medeleven van Jezus nodig.

Aan de andere kant. Soms zijn we te naief,
vliegen als een blinde vink tegen de muur op.
Onvoorbereid, te onschuldig om te weten wat er echt leeft.
Naiviteit moet ook geen blindheid zijn.
Dat doet Jezus ook niet. Hij gaat niet live, met zijn uitzending,
voordat hij een waarschuwing geeft.
Bedenk wel. Daar zijn wolven.

Tegelijk kun je daar ook een beetje angstig van worden.
Oh, nu moet ik dus altijd alert zijn.
moet ik opeens scherpzinnig worden, op mn woorden passen.
Tja. Dat is inderdaad een beetje zo.
Maar op het moment dat je er bang en onrustig van wordt,
of over–actief, komt dat andere dier weer in beeld.
Die duif, die kalm, niet zoveel beters te doen heeft,
dan op een dak te koeren.
Gemoederlijk, onschuldig.
Niet voor niets zegt Jezus verder op:
vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen.
Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven.
Jullie zijn het immers niet zelf die dan spreken,
het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt.

Daar is hij, de duif,
die alle stress en je zorgen laat vervliegen.
Die al het gevoel van oververantwoordelijkheid,
en de slang die vertrouwt op zijn eigen scherpzinnigheid,
uit de lucht haalt.

Jezus zegt: Pas op, verdwaalde schapen zijn net wolven.
Wees daarom als een slang, en als een duif.
En weet dat het Lam je gestuurd heeft.

Want het is een rare herder,
die schapen in een roedel wolven stuurt.
Je moet wel vreselijk naief zijn, dom misschien?
Als een dikke duif die tegen een raam op botst.

Jezus doet het, hij stuurt ons, maar niet zonder het eerst voor te doen,
niet zonder eerst zelf gezonden te zijn.
En dat maakt het toch wel bemoedigend.
God staat achter je. Je wordt niet alleen weg–gezonden.

In deze lijdenstijd,
waarin we de dreiging in de lucht voelen hangen,
als we zien hoe Jezus op weg is naar zijn dood,
juist dan zien we de herder,
die zelf als een lam naar de slacht gaat.
Verscheurd door wolven.
Een onschuldig offer, gaat doelbewust,
en met zijn volle verstand, toch door.

En als Jezus van de aarde vertrekt, zegt hij,
dat we elkaar die opdracht moeten doorgeven.
Maar hij zegt er ook bij:

Ik ben met je.
Alle dagen. Tot aan de voltooing van de wereld,
Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam,
een panter vlijt zich bij een bokje neer;
kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden.
Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen;
een leeuw en een rund eten beide stro.
Bij het hol van een adder speelt een zuigeling,
een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang.
Niemand doet kwaad,
niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg.
(Jes 11:6–9a)

Dan zullen alle verdwaalde schapen weer thuis zijn.
Amen


online delen:

tag balans getuigen

Meer preken uit Mattheüs