Votum en Groet GK 133:1-3 (De dag gaat open voor het Woord des Heren) Als wet lees ik Lev 19:1-4, 9-13, 17-18 (op de beamer) GK 133:4,5 Gebed L: Luk 6:22-35 Ps 136: 1, 18, 20, 21 KBC T: Jak 5:1-6 Preek over Jak 5:4 GK 47:3-5 (lofzang van Maria) Gebed Collecte Ps 85:1,3,4 Zegen

Geliefde gemeente,

ik wil beginnen bij het verhaal van Abel.
Abel, tweede zoon van de eerste mens.
Een onschuldige jongen, verweerde zich niet.
Hij wist niet wat het was om geslagen te worden.
In het paradijs werden ook geen zelfverdedigingslessen gegeven.
Kain was jaloers, en hij sloeg door, en sloeg hem dood,
en het bloed van Abel roept vanaf de akker.

Het is een verhaal van jaloezie,
willen hebben wat een ander heeft.
Abel kreeg aandacht en waardering van God. Kain niet.
Ze lopen naar de akker, en dan loopt het uit de hand,
loopt uit op moord. De eerste dood.
Dit verhaal is model voor al het onrecht in de wereld.
Al het geweld, omdat we iets willen wat een ander heeft.
of het nu gaat om aandacht en waardering,
of minder nobele motieven: macht, geld.
Het verhaal van Abel, als model voor alles wat uit
jaloezie en hebberigheid voorkomt;
alles wat geweld oproept, en uitloopt op bloed op de akker:
het roept naar God, schreeuwt om de levende God.
Als je wil horen, dan lees je het verhaal van Abel
tussen de regels door ook bij Jakobus.

Ja, als je het wil horen.

Je hoort het ook in Bangladesh,
waar textiel–fabrieken brandgevaarlijk zijn.
Op 24 april 2013, stortte Rana Plaza, een fabriek in.
Er stierven 1134 mensen en raakte meer dan 2000 gewond,
omdat we in het westen zo nodig goedkope kleren willen.
Wil ik het horen: het terechte klagen van de arbeiders,
het harde werk waartoe we ze hebben veroordeeld,
het bloed op de aarde, dat naar hemel schreeuwt? In Cambodja vallen mensen in fabrieken flauw,
omdat ze ondervoed zijn maar de werkdruk te hoog is.
Zij krijgen letterlijk een hongerloon,
terwijl wij de goedkoopste aanbiedeingen bij H&M of Zara afstruinen.
Of de C&A, of de Hema, of de Action of de Wibra of de Primark.
Niet alleen prijsvechters, ook gewone en duurdere merken,
allen halen hun koopwaar uit dezelfde fabrieken.
Het gaat niet eens om de namen, of de merken,
want 99% van de kleren is niet schoon.
In een onderzoek van afgelopen jaar kwam naar voren
dat echt maar 1% van de kleding is gemaakt
zonder mensen uit te buiten en het milieu te ontzien.
Hoor de klacht van het loon dat wij de arbeiders hebben onthouden.

Zoals in het verhaal van Abel, is de drijfveer hebzucht.
Jaloers zijn, op iets wat een ander heeft.
En vaak is het gewoon geld.
Van bedrijven die zo goedkoop mogelijk willen produceren.
Maar te vaak gaat het over de ruggen van anderen.

In Turkije zijn bedrijven die geld zien
in het maken van gammele bootjes voor vluchtelingen.
Waar reddingsvesten aan vluchtelingen worden verkocht,
die helemaal niet blijven drijven op water.
Hoor de klacht van het bloedgeld, hoor het geroep van de drenkelingen.
– Hoor het gekap en gezaag in de regenwouden,
om aan de vraag van hout, papier, olie en soja te kunnen voldoen.
Op zoek naar geschikte plaatsen voor mijnbouw en olie–winning.
En ondertussen verzieken we de aardbodem.
Hoor het geroep dat klinkt vanaf de velden.
– In de Verenigde Staten waren goede wetten
voor het behoud van schoon grondwater.
Maar voor het boren naar gas, zijn ze buiten werking geplaatst.
Eens schoon kraanwater is nu giftig en troebel.
Het is het verhaal van Abel, hoe de hebzucht van de sterkste,
rechtvaardigen onrecht doet, en veroordeelt tot een zieke leefomgeving.
Verzet lijkt zinloos. Hoort iemand de roep?
– Wil ik horen, hoe we ook hier met vuurwerk de lucht vergiftigen,
de zware metalen die kort voor een mooi kleurtje zorgen,
maar neerslaan, en weer in het grondwater komen.
Wil ik horen van schade die we de leefomgeving aandoen,
om dan nog maar niet te spreken van lichamelijk letsel?
Hoor het zuchten van de aarde.

Dit zijn de verhalen, naar het model van Abel.
Eerlijke mensen worden oneerlijk behandeld.
Veroordeeld om om geplet te worden door het recht van de sterkste.
Hij heeft zich niet kunnen verzetten.


Dit jaar staan we stil bij het thema horen,
Horen naar God, en horen naar elkaar.
Maar laten we niet vergeten om te horen naar het onrecht,
kijk niet weg, bij al de oneerlijkheid, waar we midden inzitten.
Waar we deel van zijn, verantwoordelijk voor zijn,
sinds die goude oude VOC–mentaliteit van ons.
Nee, eigenlijk al sinds we het paradijs verloren.

Daar was toen geen zelfverdediging beschikbaar.
De overlevers van de eerste dood van Abel hebben de verkeerde les geleerd.
Namelijk dat je sterk moet zijn om te overleven.
Als ik niet de beste ben, overwint een ander me.
Als ik niets heb, dan ben ik niets. Als ik maar heb. Als ik…

Hoor de klachten van onderbetaalde arbeiders, kinderen soms nog.
De prijs van mijn welvaart is en wordt soms nog steeds betaald,
met het leven of de kwaliteit van leven van anderen.
Vers 6 laat zien waar verhalen naar het model van Abel op uitlopen:
U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord,
en hij heeft zich niet tegen u verzet.

Het onrecht roept vanaf de grond.
Het bloed van Abel dat in de zandige aarde verdwijnt, roept om God.
De ruines van een goedkope textielfabriek,
de zelfmoorden in Chinese telefoonwerkplaatsen, roepen om God.
Het schreeuwt naar de hemel.
En uit de klei getrokken, uit aarde genomen, roepen ook wij.
Roepen naar de hemel, we schreeuwen
totdat het doordringt bij de Heer van de hemelse machten.

Maar kijk goed in vers 4. Want wat moeten we horen?
er staat: Hoor de klacht van het loon dat u de arbeiders,
die uw velden maaiden hebt onthouden.

Hoor de klacht van het loon.
We moeten dus luisteren naar loon dat arbeiders niet hebben gekregen.
Naar geld, dat nog in je portemonee zit.
Uit je broekzak komt het geschreeuw.
Als blanke rijke westerlingen doen we zoveel verkeerd,
en zo vaak nog onbewust ook.

In eerlijk eten worden we langzaam aan beter.
Een eerlijkere prijs voor de cacao–boer, voor de koffie,
voor groente en fruit, dat langzaam aan duurzamer wordt geteelt.
Minder vlees, en we voelen ons lekker bij dat goede voornemen.
Dat is hoe fair–trade zichzelf als merk verkoopt.
Maar het stomme is, dat het helemaal geen liefdadigheid is,
waarbij je je goed mag voelen.
Eerlijke handel is niet een extra’tje voor het geweten.
Nee, ’t is het minste wat we kunnen doen aan gerechtigheid.
Hoor je de het geroep van de maaiers niet?
De Heer van de hemelse machten, hij hoort hen wel.


In het rijk van God gelden andere regels.
Regels die ervoor zorgde dat je in het paradijs
geen zelfverdedigings–cursus hoefde te volgen.
Hij neemt het voor je op.
Je niet krampachtig hoeft blijven denken, als ik maar…
We hebben het gelezen in de wetten van Leviticus:

Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, (Lv 19:9,10)
oogst dan niet tot aan de rand van de akker
en raap wat blijft liggen niet bijeen.
En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt,
loop dan niet alles nog eens na
en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen,
maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen.
Ik ben de HEER, jullie God.

En even verderop, bij de graanoogst, de olijf– en wijnoogst,
Ga niet achteraf nog eens alles nalopen.
De rest is voor de vreemdelingen, weduwen en wezen.

Wij denken zo vaak, als ik maar:
dat is mijn oogst, van mijn akker, daar heb ik recht op.
God zegt: laat maar liggen voor de vreemdeling.

Of neem een andere goede wet, uit het koninkrijk van God.
Uit Deuteronomium 24:(14–15)
Een dagloner, die het al moeilijk genoeg heeft, mag u niet uitbuiten,
of het nu iemand van uw eigen volk betreft
of een vreemdeling die in een van uw steden woont.
U moet hem nog dezelfde dag, voor zonsondergang, uitbetalen;
want hij is arm en het gaat hem juist om dat loon.
Anders zal hij de HEER zijn nood klagen,
en dan zal u wat u hem hebt aangedaan als zonde worden aangerekend.

Dit is wat God wil. Hij vraagt niet iets onredelijks.
Als je werknemers hebt, wees goed voor ze.
Je moet mensen niet uitbuiten maar gewoon eerlijk betalen.
Goed zijn voor het land,
niet uitbuiten maar op zijn tijd rust geven.
Goed zijn voor de armen, ze niet een poot uitdraaien,
of over ze heen walsen in de rechtbank.
Niet zo vlooien op de letter van de wet.
Kijken of er nog iets uit te slepen is,
of ergens nog een voordeeltje te halen is.

Zo gaat dat in het koninkrijk van God.
Goed zijn voor vreemdelingen, vluchtelingen,
ze niet begraven onder procedures.
Maar zou je dit vertalen naar politiek beleid vandaag,
krijg je kritiek, reken maar:
Heeft het geen aanzuigende werking: uitkeringen voor asielzoekers?
maar die aanzuigende wetten geeft God wel.
Het is zelfs de bedoeling van het koninkrijk van God.
Om een aantrekkende werking te hebben.
Om genade uit te delen. Oneindig veel.


Jakobus gebruikt heftige taal.
Ik heb het gevoel dat ik een draai om mijn oren krijg als ik dit lees.
En ik heb gemeend dat ik die moet doorgeven.
Niet echt een leuke taak.
Als ik afstand neem, dan verlang ik er wel naar.
Een goede eerlijke wereld. Eerlijke handel.
Maar ik voel me zo vaak machteloos,
als zoiets gewoons als kleren kopen,
eigenlijk niet kan zonder vieze handen te krijgen…

Maar als ik dat hoor, dan zit er ook weerstand.
Ik wil er niet aan.
Want ik voel het jeuken, het kriebelt en irriteert.
Dit is niet fijn, dat dit woord aan mij is gericht.
En zijn we niet geneigd om te denken: dit is niet voor mij?
Die rampspoed waar Jakobus het over heeft?
Ben ik dan vetgemest?

Heel bewust heb ik ons, mezelf, als rijke westerling, willen aanspreken.
Want het is zo makkelijk om je geweten te sussen
met af en toe een goed doeletje.
Het is zo goedkoop, om weg te kijken,
of te denken, nou, dit is niet voor mij.
Misschien vond je het wel een beetje overdreven van Jakobus,
dat door een beetje marktwerking
rechtvaardigen worden veroordeeld en vermoord.
Overdrijft Jakobus in vers 6 niet een beetje?
Maar dan haal je de prikkel en de motivatie om goed te doen weg.

Als je de laatste hoofdstukken van Jakobus doorbladert,
zie je hoe hij verschillende doelgroepen aanspreekt.
Vaak spreekt hij de lezer aan met, broeders en zusters.
In 4:11 bijvoorbeeld: Spreek geen kwaad van elkaar, broeders en zusters
En direct na de tekst, 5:7 Heb geduld, broeders en zusters.
Kijk voor de aardigheid thuis nog maar eens na,
hoevaak Jakobus ons als gemeente aanspoort.
In onze tekst doet hij dat niet.
Nu iets voor U, rijken!

Hij doet het met opzet algemeen.
Rijk en arm is binnen en buiten de kerk,
en iedereen moet dat horen.
Hij zegt niet dat we nu alles maar moeten weggeven,
Alsof rijk zijn per definitie verkeerd is.
Nee, Ik geloof echt dat als je rijk bent,
dat het zegen van God is.
We mogen dat dankbaar aannemen.
Maar Jakobus geeft wel een aanmaning.
hou je kop erbij, kijk niet weg voor alles wat scheef is.
Als je veel hebt, heb je veel verantwoordelijkheid.
Ga er goed mee om.

En doen wij dat niet, dan komt er rampspoed over je.
De tijd loopt ten einde, zegt Jakobus,
en hij zegt dat er rijken zijn die zich hebben vetgemest.
Nou dan ben je klaar voor de slacht.
Jakobus heeft het over het oordeel.
En God zal dan alles eerlijk verdelen, en dan zal er vrede zijn.
Zodat niemand zich zelf meer hoeft te verdedigen.

Als je nu alleen opkomt voor jezelf,
over de ruggen van anderen,
Dan zegt Jezus, jullie hebben je deel al gehad.
We zingen zometeen uit de lofzang van Maria.
En daar zingt ze over deze karakter–eigenschap van God,
dat hij alles eerlijk gaat verdelen, en daarbij hoog en laag omdraait:

Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
(Luc.1:51-53)


Zo is God.
En zo heeft hij goede regels voor zijn koninkrijk gegeven.
De Kerk is niet Israel,
maar hier mogen we wel leren om die goede regels toe te passen.
We moeten dus goed zijn voor vreemdelingen, voor armen en zwakken.
Dat het een aanzuigende werking heeft is het beste compliment
dat we kunnen krijgen.
En dat noemen we dan missionair.
Het betekent dat we moeten accepteren wie anders is,
welkom heten, wie vreemd is.
liefhebben, wie we eigenlijk niet zo mogen,
zoals Jezus ons liefhad, toen we nog vijanden waren.
Gastvrij worden, ruimte geven aan anderen, met andere gebruiken.
Dus niet zo moeilijk doen bij de liturgische gebruiken van anderen.
Niet op je eigen rechten staan, niet pakken wat er te pakken valt.
Dat is het koninkrijk van God.

Hier wordt je opgeroepen dat het geen liefdadigheid is,
om af en toe aan een goed doel te geven.
De collecte is geen leuk extra’tje om je goed over te voelen.
Nee, dat is rechtvaardig.
Dat is wel het minste wat we kunnen doen…
De preek begon met het verhaal van Abel.
Tweede zoon van de eerste mens.
En we eindigen bij het verhaal van Jezus.
Eerste zoon van God, tweede Adam. Een onschuldige man.
U hebt de rechtvaardige veroordeeld en vermoord,
en hij heeft zich niet tegen u verzet.
zegt Jakobus.
Dit is precies het verhaal van Jezus.
Die wist wat het was om geslagen te worden.
Hij keerde de andere wang toe, verdedigde zich niet.
Ze namen hem zijn bovenkleed af,
en hij liet ze ook zijn onderkleed verdelen.
De rechtvaardige werd veroordeeld en vermoord, verweerloos.
Hij incasseert al het onrecht, al het geweld, al de moord.
En zo maakt hij een nieuwe wereld.
Het koninkrijk van de hemel.
Daar waar vluchtelingen welkom zijn.
Waar niet de recht van het sterktse geldt.
In het paradijs zijn geen zelfverdedigingslessen nodig.
Maar neemt hij het voor je op.

Laat maar zien dat je gegrepen bent door de aanzuigende werking,
van het koninkrijk van God.
Heer, ik ben een vreemdeling, een vluchteling.
Neem het voor me op, neem me op in uw paradijs. Amen


online delen:

tag rentmeesterschap vreemdeling Jaarthema Horen Abel Maria (moeder)

Meer preken uit Jakobus