Votum en Groet Ps 65:1 (schoollied) Wet Ps 18:1 Gebed L: Heb 11:1-16 NLB 728 = LvK 103: 1-3 (De heiligen ons voorgegaan) KBC T: 2Tes 2 Ps 18: 3,4,5 Preek NLB 766 = LvK 114: 1-3 (Ik zag een nieuwe hemel zich verheffen) Gebed Collecte Ps 36:2 Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vandaag is het voleindingszondag.
Dat is de laatste zondag van het kerkelijk jaar.
Deze zondag gaat meestal aan ons voorbij,
Ik had er eigenlijk ook niet eerder van gehoord.
Maar, de meeste elementen van een kerkelijk jaar volgen we wel.
En dat is niet voor niets.
Want het is goed om de seizoenen van Gods heilsplan te doorleven.

Volgende week begint de eerste zondag van het jaar,
met de eerste zondag van advent.
Met advent verwachten we de komst van Jezus,
En in de komende weken zullen we ons verplaatsen
in de verwachting van het oude Israel.
Profetieen die vooruit keken, hoopvol kijken, wat komt eraan?
Hebreeen schrijft dat ze nog maar een glimp hebben opgevangen.
Die profeten, ze zagen het wat vaag,
maar ze zagen genoeg om te weten dat er iets te verwachten is,
iets om naar vooruit te kijken.
Ze zagen genoeg om te weten, er komt wat,
en dit leven is niet alles, er komt een nieuwe wereld aan,
een huis, bij Vader.

In het kerkelijk jaar is advent dus de tijd van hoopvol vooruit kijken.
Misschien wel goed om te vertellen
dat de kinderen dat de komende weken ook zullen doen
door de verhalen van de eerste hoofdstukken van Lukas bij langs te gaan.
Een hele concrete manier van vooruit kijken naar kerst,
Met Zacharia mee bidden in de tempel,
en sprakeloos worden van een wonder.
Met Elizabet mee in verwachting van Johannes de Doper.
Met Maria mee in verwachting.
Totdat met Kerst de vliezen van de hemel breken,
en God zelf op aarde komt.

Het is een onbegrijpelijk wonder: God met ons.
En dan leren we zien wie onze Redder is, wie God is.
We worden geroepen als zijn leerlingen,
We zitten aan zijn voeten.
Zo volgen we in het kerkelijk jaar het leven van Jezus op aarde.
– En langzamerhand zie je het kruis opdoemen,
en een steeds langere schaduw werpen.
Door zo mee te gaan met de seizoenen van Gods heilsplan,
ontdekken we dat het lijden, de pijn,
de eenzaamheid en Godverlatenheid, een straf van God is.
We worden stil, omdat we zien dat Jezus dat doet, in onze plaats.
Dat er iets in mij zit, een diepe ongehoorzaamheid,
een bederf, een rotheid, die dood moet.

Dat is Goede Vrijdag.
Maar dan vieren we met Pasen,
dat God niet klaar met de wereld is als er is betaald,
dat dood en straf, niet het laatste woord heeft. Maar juist het Leven.
Het graf gaat open, en daarmee geeft Vader het ultime bewijs:
het kwaad heeft geen recht meer; het nieuwe leven bloeit juist op.

Nog zo’n bewijs zien we met het volgende feest
van het kerkelijk jaar: Hemelvaart.
God laat de wereld zien, dat Jezus inderdaad hoog verheven is.
Na zijn vernedering nu zijn verhoging.
En wij, de leerlingen die achterbleven?

Vanaf dat moment is er veel verwachting.
Niet wachten op het moment dat mensen voor het eerst leren
dat God echt met ons is,
maar wachten op de tweede komst.
Waarin we hem zullen zien zoals hij vertrokken is.
De verschijning waarin het definitief wordt:
Weg met het kwaad, de afgrond in.
En wij kijken reikhalzend uit naar een beter vaderland:
het hemelse.

Om dat uit te houden, dat uitkijken,
overtuigd blijven, van de waarheid van wat we niet zien;
blijven geloven, ook al zie je wat beloofd was nog geen
werkelijkheid worden;
dat red je alleen met de Heilige Geest.
De Bijbel noemt hem een voorschot,
een vooruitbetaling van de erfenis.
Met Pinksteren is dat uitgekeerd, op de rekening gestort.
En wat is die rekening dan?
Gods lopende rekening bestaat uit alles en iedereen.
De Geest is uitgestort op alle vlees: Uitbundig, overstromend.
Zo markeert God het laatste seizoen van zijn plan.
En dan zie je de kerk groeien,
Joden en Grieken, Syriers en Franken.
Daarna zijn er in het kerkelijk jaar geen grote feestdagen meer.
Het kerkelijk jaar wordt op deze zondag afgeloten.
We hebben de spanningsboog van God werk tot nu toe meegemaakt,
maar nu?

Daar gaat het over op voleindingszondag.
We leven in een tijd, waarin we wachten op Jezus’ komst.
En de een is daar meer mee bezig dan de ander.
Maar hij komt,
zoals we elke middag met de geloofsbelijdenis zeggen of zingen:
Hij komt om te oordelen de levenden en de doden.
Dan wordt alles voleindigd. Voleindingszondag.
Vandaag kijken we vooruit naar het einde,
en tegelijk kijken we terug.
Naar onze voorlopers die hun eindpunt al hebben gehaald.
Onze broeders en zusters, die klaar zijn met hun wedloop.
Naar onze grootouders, ouders, als ze niet meer leven.
Naar al die geliefde mensen die ons al zijn voorgegaan
naar dat hemelse Vaderhuis.
God heeft het geloof van die voorgangers volmaakt,
Voltooid. Afgemaakt en bekroont.
Van hen mogen we zeggen: Zij allen zijn in geloof gestorven;
wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden,
ze hebben slechts een glimp ervan begroet,
en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden
als vreemdelingen en gasten.

Terugkijken, naar hen die er al zijn.
En vooruitkijken naar dat moment dat komt.
Tot de dood ons scheidt, of Christus weerkomt.


Wanneer komt dat?
Het was een vraag die in de gemeente Tessalonica leefde.
Mensen hadden zo’n concrete verwachting,
Jezus kon echt elk moment terugkomen.
D’r waren zelfs mensen die hun baan hadden opgegeven.
Ik wil niet op kantoor zitten als Jezus komt,
Ik wil niet net op het land zijn,
vieze handen hebben, of net in de file staan,
ik wil er klaar voor zijn.
En dan was er ook nog extra onrust in die gemeente,
omdat er iets van een profetie is geweest,
een bijbeluitleg, misschien zelfs wel van die eerste brief
die Paulus, Silas en Timoteus hadden geschreven.

En dan klimmen deze bijbelschrijvers nog een keer in de pen,
en zeggen: lieve mensen, laat je niet gek maken.
Uitkijken naar Jezus’ terugkomst; heel goed!
Maar laat je niet gek maken.
Want je weet wat er eerst moet gebeuren.
Mensen zullen hun geloof verliezen, en er komt een wetteloze.
Paulus probeert ze een beetje nuchter te maken.
Maak het niet te gek, laat je werk niet in de steek,
je weet wat er eerst moet komen;
heb ik het jullie niet verteld toen ik bij jullie was?

Tegelijk erkent Paulus wel dat diepe verlangen.
Want wat zit er veel verlangen in dat woord in vers 1:
verenigd worden. Weer dichtbij hem zijn.
Dat moment, waarop we allemaal worden verzameld,
En de Heer, ons hoofd, verenigd wordt met zijn hele lichaam;
het moment dat Bruid en Bruidegom elkaar in de armen vallen.

Wat Paulus aan de gemeente in Tessalonica schrijft,
is niet alleen maar om nuchter van te worden.
Het is ook wel een beetje bedrijgend. Wanneer komt het?
Ik heb dat in de voorbereiding van deze preek sterk gehad.
Want tegenover de gemeente in Tessalonica is het ontspannend bedoelt,
doe maar rustig, je weet wat er eerst moet komen.
Maar wij zijn nu bijna 2000 jaar verder; komt het snel?

Als je na Parijs bang bent, of in ieder geval
erg bewust van het kwaad in de wereld, en we lezen wat Paulus schrijft:
dan verschijnt de wetteloze en dan zal de Heer Jezus hem doden
met de adem van zijn mond en vernietigen door de aanblik van zijn komst.

Zo wordt de laatste scene van de wereldgeschiedenis,
zoals we die kennen.
We leven in een tijd, waarin je de onrust voelt toenemen.
Sektarische moslims gooien bommen, tot de tanden gewapend,
vooral met willekeur, omdat blijkbaar iedereen vijand is geworden,
En schieten ze om zich heen.
Is dat de wetteloosheid waar Paulus het over heeft?
Is dat het verzet tegen alles wat goddelijk en heilig is?
De haat naar christenen, naar joden, is dat een werk van Satan?

Tegelijk gebeuren de aanslagen in het oh zo verlichte Europa.
En niet voor niets, in het land waar vrijheid, gelijkheid
en broederschap zo’n beetje zijn uitgevonden.
Maar vrijheid wordt vooral gebruikt als:
seksuele vrijheid, vrijheid van moraal.
Vrijheid die zich niet bemoeit met anderen.
Een land van gelijkheid, ja, als je blank bent en een goede baan hebt,
dan ben je net zo gelijk als de andere witte rijke.
Maar hebben we echt gelijke kansen, voor vluchtelingen?
En broederschap, ja, als je dezelfde losgeslagen vrijheid als afgod dient.
De ironie, de broederschap van mensen die zich niet met elkaar bemoeien,
en geloof buiten het publieke domein houden.
Is onze westerse wereld zo Goddeloos, zo wetteloos?
En zien we de liefdeloosheid niet toenemen
in de wereld, in ons land, en ons eigen hart?

Ik moet er niet aan denken dat de wereld ontploft.
Dat we de genadige tijd van vrede in Europa kwijtraken.
Ik moet er niet aan denken dat een regeringsleider of rebel
het in zijn hoofd haalt om kernwapens te gebruiken.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar Paulus die aan het begin van
het hoofdstuk zegt: laat je niet gek maken;
het werkt niet zo geruststellend, wat hij zegt.
Want ik wordt bang, als ik nadenk over het einde.
Het is nogal heftig, dat we blijkbaar verleidt kunnen worden,
dat hij zegt dat we kunnen gaan geloven in een leugen.
Liever luisteren naar een sussend geluksevangelie,
en niet naar mn echte diagnose, van zonde en genade.

Toch is het de bedoeling dat Paulus ons hiermee
een hart onder de riem steekt.
We moeten elkaar hiermee troosten en bemoedigen.
Want Jezus heeft blijkbaar, op een gekke manier,
een manier die we niet zien en niet snappen,
maar toch, Hij heeft de controle, de regie in handen.
En als je dat wel gelooft, wel wil vasthouden,
dan zie je een glimp, zoals onze voorgangers ook een glimp zagen.

En dan krijgen we misschien nog niet wat we wel zouden willen,
of misschien wel wat beloofd is,
maar kijk dan naar die heerlijke overmacht,
waarmee Jezus de wetteloosheid zal doden.
Want dat heeft geen recht meer.
En dan weet je het weer, waar we naar op weg zijn.
Het betere vaderland, waar echte vrijheid is,
waar echte gelijkheid is,
en een broederschap, een familieband, met de Zoon van God zelf.

Paulus schrijft: Mogen onze Heer Jezus Christus en God, onze Vader,
die ons zijn liefde heeft getoond en ons door zijn genade
blijvende steun en goede hoop gegeven heeft,
u aanmoedigen en sterken in al het goede dat u doet en zegt.

Al het goede dat u al doet en zegt.
Daarin krijgen we hier een steun in de rug van God zelf.
En dan snap je ook dat Paulus in vers 13 alle reden heeft,
om voor de gemeente te danken.
Ik weet niet of het is opgevallen toen we het lazen,
maar in dat vers, vers 13, staat iets opvallends.
We zijn het kerkelijk jaar bij langs gegaan,
en als ik aan redding denk, denk ik aan het werk van Jezus.
Paulus heeft het hier over gered door de Geest. Opvallend he?

Juist in een tijd waarin de liefdeloosheid toeneemt,
waarin de wetteloze vrijheid het hoogste ideaal is,
is de Geest hard aan het werk, om je geloof te voleinden,
om je leven te volmaken.
Aan de wereld te laten zien dat we kinderen van het licht zijn.
Laat je dan ook vanmorgen aanmoedigen,
om volgens de Geest te leven.
Om wel liefde te hebben voor Gods waarheid,
om geen behagen te scheppen in onrecht.
Dat wil de Heilige Geest in je doen.
Gestort, ook op jou: dat voorschot uit de hemel dat aan je is uitgekeerd.
Zo kunnen ook wij,
net als zij die ons zijn voorgegaan, het volhouden.
Alleen zo kunnen we het goede einde halen,
als we ons vastklampen aan Jezus.
Hij heeft u daartoe geroepen door het evangelie
dat wij u verkondigd hebben, zegt Paulus,
en waardoor u zult delen in de luister van onze Heer Jezus Christus.
Hij moedigt je aan: Wees standvastig, broeders en zusters,
en blijf bij de traditie waarin u door ons onderwezen bent,
in woord of geschrift.

Juist Paulus, degene die zo schitterend schrijft over vrijheid,
vrij van zonde, vrij van de wet, en daardoor vrij van oordeel,
juist hij zegt nu, blijf bij de traditie.
En dan bedoelt hij niet dat we traditioneel moeten worden,
dat vormen van vroeger koste wat het kost behouden moeten worden,
Paulus bedoelt dat dicht blijven bij het verhaal van christus.
Dat we vasthouden aan het verhaal dat het kerkelijk jaar vertelt.
Dat we niet verlicht door ons westerse idee van vrijheid,
zelf gaan bepalen wat we fijn vinden om te horen.
Maar dat we gered worden door de Geest.

Want God heeft ons zijn liefde getoont,
toen de vliezen van de hemel braken.
Toen de adem van zijn zoon stokte, toen het graf leeg was,
en Jezus voorop ging naar het hemelse vaderhuis.

Hij komt terug, en dan worden we allemaal verzameld en verenigd,
Dat intieme woord. Verenigd, eéń gemaakt en weer dichtbij hem zijn.
Het lichaam en het hoofd, want ze horen bij elkaar.
Maar dat is dan ook alle reden voor ons,
om eéń te zijn, eenheid te zoeken. Niet verdeeld.
Voor God mag het niet bestaan dat zijn lichaam verscheurd is,
alsof zijn lieve bruid in stukjes is gehakt.
’t is maar goed dat hij ons ziet, zonder vlek of rimpel, zonder enig gebrek.
Laten we God dan danken voor deze gemeente, voor de kerk.
En meer en meer verlangen naar de eenheid in Christus.
Het moment dat Bruid en Bruidegom elkaar in de armen vallen.

Amen


online delen:

tag kerkelijk jaar toekomst wederkomst

Meer preken uit 2 Tessalonicenzen