Votum en Groet Ps 40:1,2 Wet Ps 130: 2, 3, 4 Gebed L: Jer 29:1-14 LvK 37: 1, 2, 4 T: 1 Pe 3:13-17 Preek Ps 25: 1, 7 Gebed Collecte GK Gz 168 (2x) Stel mijn vertrouwen Zegen

Geliefde broeders en zusters in de Heer

Ben je een hoopvol persoon?
In het hart van de tekst die we hebben gelezen zegt Petrus
dat we steeds bereid moeten zijn
om te vertellen over de hoop waarin we leven.
En hoop is een belangrijk woord.
Bekend is de drieslag: geloof, hoop en liefde.
Maar van die drie, is hoop toch wel een beetje de minst bekende.
Want als je ze hoort: Geloof, Hoop en Liefde,
denk je er al snel achteraan, en de meeste van de drie is de liefde.
En daarnaast is geloof ontzettend belangrijk.
Door geloof alleen worden we gered, bijvoorbeeld.

Maar hoop? tja, die zit er een beetje tussenin.
Hoevaak hebben we het nu over hoop?
Daarom dus de vraag, ben je een hoopvol persoon.
Petrus gaat ervan uit dat we hoop hebben, maar klopt dat ook?
En wat hopen we dan, en kun je dat ook laten groeien?


Erken Christus met je hele hart
Het is deze oproep die Petrus stevig neerzet, in vers 14.
Kom er maar gewoon voor uit,
wees niet bang voor mensen om je heen.
Laat je niet gek maken, loop niet mee.
Maar erken Christus als Heer en eer hem met heel uw hart.

Petrus schrijft aan christenen die last hebben van vervolging.
Ze werden bespot, vervolgd.
Petrus roept even eerder dan ook op:
Vergeld geen kwaad met kwaad,
en als u wordt uitgescholden, scheld dan niet terug;
zegen juist, opdat u ook zelf zegen ontvangt,

Je hoort hierin de echo van Jezus’ onderwijs.
Keer de andere wang maar toe,
Petrus zegt het tegen mensen die echt geslagen werden.
Maar dat is de manier waarop je Christus erkent.

God dienen met je hele hart, en met al je krachten.
Luisteren naar wat hij van me vraagt.
Het brengt soms lijden met zich mee.
Want als je het goede doet,
en je op je werk het ethisch geweten bent,
hoevaak vinden mensen dat niet irritant, te braaf?
Kijk eens wat voor een spot de SGP–campagne tegen overspel oproept,
alsof we vreemdgaan maar normaal moeten vinden.

Ja, soms voel je een vreemdeling.
Maar niet altijd. Zovaak hebben je niet–gelovige buren,
ongeveer hetzelfde gevoel voor goed en kwaad.
Is er dezelfde verontwaardiging over de zoveelste schietpartij.
En wat betekent het dan nog om christen te zijn;
Is jou hoop op een betere wereld, een betere hoop?

Je kunt het verschil zoeken in de slachtofferrol.
De vervolging opzoeken, dat je belachelijk wordt gemaakt om je geloof.
Sommigen zien dit als teken van echt geloof,
dat je net als Jezus, wordt bespot en bespuwd.

Maar is dat het doel, van echt God eren?
Komt het zijn eer ten goede, als zijn naam wordt bespot?
Petrus zegt juist dat wie zich honend uitliet
over je goede levenswandel, zich zullen schamen over hun laster.
En Hem echt eren betekent ook niet
dat je je alleen maar moet vervreemden van de mensen om je heen.
Hem eren doe je niet alleen, door telkens over Jezus te praten,
om te pas en te onpas God erbij te trekken,
en dat evangeliseren noemen.
Want we hoeven God er niet bij te trekken; hij is er al bij.
Hij heeft al met alles te maken, en het leven is van hem.
Erken dat. En de mensen zullen het zien.

We hoeven het niet te bewijzen, alleen maar te erkennen.
Wij hoeven ons leven niet aan de hemel te verbinden.
Hij heeft al een verbond met ons.
Daarom hoef je een goed christelijk leven, bijvoorbeeld
ook niet af te meten aan de hoeveelheid stille tijd die je neemt.
Want we eren hem niet alleen als we bidden en bijbellezen,
als je stilbent of mediteert of zingt.
Christus eren doe je ook als je gewoon de afwas doet,
als je zorgt voor kinderen, (dat hoort ook bij je hele hart).
Of als je je inzet op werk, en trouw bent in wat je zegt.

Want ons hele leven is zo door God bedacht,
Hij heeft bedacht dat ouders kinderen op de fiets naar school brengen,
Of dat je even lekker in de tuin bezig kunt zijn.
Als je gewoon hier en nu leeft,
en dat hier en nu erkent als de wereld van God,
de mensen leert zien als schepselen van God,
en doet wat je handen te doen vinden, dan doe je de wil van God.
Hem dienen met al je kracht doe je, als je je werk doet voor Hem.
Wie daarin trouw is, erkent God als de Heer,
en eert Hem met het hele hart.


Maar dat kost wel wat.
Want iemand anders boven je dulden, en niet jezelf, alles voor God doen;
dat is niet populair in een wereld waarbij je je eigen hart moet volgen.
Je hart aan hem geven, het kost een hoop:
het kost alles, ook lijden.
We hoeven het niet op te zoeken, of de slachtofferrol aan te nemen,
maar je zult het soms wel tegenkomen.
Want mensen zullen je gek vinden.

Hier hadden de lezers van Petrus’ brief last van.
Petrus schreef aan christenen in een regio die nu in Turkije ligt.
We weten van een gouverneur van die streek,
korte tijd nadat Petrus deze brief schreef,
dat hij Christenen voor de rechtbank kreeg.
Op de beschuldiging van christen–zijn.
Hij vraagt in de rechtbank, met de dreiging van doodstraf,
of de aanklacht dat iemand christen is klopt.
Als hij ontkent, dan moet hij dat bewijzen
door offers aan de Romeinse goden en de keizer te brengen.
En dan mag de beschuldigde blijven leven.

Wat is het dan verlijdelijk om met alle winden mee te waaien.
Net te doen alsof we niet naar God luisteren,
Hem niet als Koning accepteren.
Ook Petrus, de schrijver, wist er alles van,
zeggen: Nee hoor, ik ken hem niet eens.
En zijn lezers wisten wat het kon kosten.

Voor ons is dat meestal niet zo.
We zijn dan welliswaar een kleine groep in de samenleving,
en we worden niet altijd serieus genomen,
soms zelfs belachelijk gemaakt,
maar echt gediscimineerd, uitgestoten, ontslagen, vervolgt, berecht,
nee; daar hebben wij Goddank nog geen last van.

Maar is ons hart wel onverdeeld voor hem?
Vind ik het nou zoveel makkelijk om er voor uit te komen?
Gaat het ons makkelijker af:
Christus te erkennen met je hele hart;
houden we niet liever een stukje van ons leven voor onszelf?
Zijn we soms niet net zo bang,
als die vervolgde christenen waar Petrus aan schrijft,
maar dan om iets wat minder erg is.
Voor de eerste lezers van de brief stond alles op het spel,
als ze voor hun geloof uitkwamen: misschien wel hun leven,
Dat zal het ons hier niet kosten…

Echte vervolging kennen we hier niet.
Ons lijden is anders.
Christus met je hart als Heer erkennen, kost mij mijn hart.
Ik moet mijn hart inleveren,
en plaatsmaken voor Hem.
Mijn hoofd buigen, en tegen mijn eigen gevoel in
erkennen dat ik niet Heer en Meester ben over mijn leven.
Niet langer ik, maar Hij bepaald wat goed is, en wat slecht,
en Petrus moedigt je aan, doe maar gewoon wat goed is.

Als het niet zo ernstig was, was het grappig hoe Petrus de tekst begon:
Hij zegt: Wie zou u kwaad doen als u zich volledig inzet voor het goede?
Moet je voorstellen dat hij dat tegen vervolgde christenen zegt.
Wie kan je kwaad doen?
Jezus had het zijn leerlingen ook al geleerd: (Lk 12:4)
Tegen jullie, mijn vrienden, zeg ik:
wees niet bang voor degenen die het lichaam kunnen doden,
maar niet tot iets ergers in staat zijn..

Het is alsof Petrus zegt, wees niet bang voor de rechter,
hij kan je wel doden, maar kan je uiteindelijk niet raken.
Omdat Petrus best weet dat die vervolging moeite kost, gaat hij verder:
Maar zelfs als u zou lijden omwille van de gerechtigheid,
dan bent u gelukkig te prijzen. Wees niet bang.
Laat je niet in verwarring brengen.

Petrus weet het heus wel dat het moeite kost.
Daarom moedigt hij je aan:
Erken Christus als de Heer, en eer hem met je hele hart.
Dat kost ons moeite, keer op keer.


Toch kan het, omdat we hoop hebben
Petrus gaat er zomaar van uit dat we hoop hebben.
Maar eigenlijk is dat ook wel logisch.
Juist als je het lastig hebt, ontdek je wat je motiveert.
Mensen vragen, hoe houd je het toch vol?
En misschien moeten we dat elkaar ook maar eens vragen.
Hoe houd je het met me uit, hier in de kerk,
Hou houd je het vol, met mensen die soms vies tegenvallen, falen?
Juist als je in de moeite zit, als je lijdt,
dan weet je ook waar je van verlost moet worden, waar je op hoopt.

Dit is een test, om te kijken of je denkt dat je er al bent,
of het nu al perfect moet zijn, of dat er nog iets is om op te verwachten.
Als de vraag op je afkomt, hoe houd je het hier vol?
dan kom je er achter op welke hoop je leven is gebaseerd.
Of het de hoop is, dat God het zal goedmaken;
de hoop dat eens de tranen van je ogen zullen worden gewist,
of dat het toch de schijn–zekerheid is van wat we zelf weten,
zelf kunnen en willen, of zelf voelen.
Hoop is echte hoop, als het van buiten komt,
als je het niet zelf in de hand hebt.
Echte hoop is iets ongrijpbaars,
niet iets van mezelf, maar verwachting op iets wat komt.
Hoop is niet, jezelf bevestigen en tevreden kijken hoe goed het gaat.
Je kunt alleen hopen in een niet–perfecte situtatie.
Als je erkent dat er nog wat mist, in lijden, in tekort.
Om te getuigen van de hoop die in je is,
moet je eerlijk zijn, over wat er nog mist, nog niet goed is.

We hebben ook gelezen uit Jeremia.
De profeet schrijft aan een getraumatiseerd volk,
dat net op brute wijze in ballingschap is gevoerd,
en moet verwerken dat God zijn eigen tempel heeft laten verwoesten.
Het land dat God had belooft, zomaar weggeeft.
Juda is naar Babel gebracht,
en ze hadden nooit gedacht dat het zover zou komen.
En hoe pak je dan de draad op? Hoe houd je hoop?

Is dat met sprookjes dat het snel weer goed komt,
dat het niet zo erg is, of God genadig wil zijn?
Ja God zal genadig zijn, maar dat betekent niet
dat ze direct terug kunnen naar het beloofde land.
God knipt niet met zijn vingers,
en maakt een einde aan de ballingschap of alle vervolging,
of lost de spanning in de kerk op.
Het is hier nog niet perfect, geloof niet in een valse profetie.
70 jaar, zegt Jeremia, zeg maar gerust, de rest van je leven.
Eerlijk: waarschijnlijk zul je sterven in vreemd land.
Maar steek nu je handen maar uit de mouwen.
Ga settelen in dat vreemde en heidense land,
bouw huizen, bewerk akkers.
Ga er leven! Eet, trouw, krijg kinderen, bid en wees tot zegen. Bloei!

Het was straf. Maar Jeremia zegt: pak dat op, ga ermee aan de slag.
En hou hoop. Want God zegt, ik heb jullie geluk voor ogen.
Ik zal je een hoopvolle toekomst geven.
God maakt het niet meteen perfect, maar er is wat om te verwachten.

Zo gaan ook wij gewoon aan de slag.
Ook als je je vreemdeling voelt, of als je lijdt.
Ook tegen U, en tegen jou zegt God:
Woon in je huizen, werk in je tuin, eet, leef.
Fiets met je kind naar school, of klus een speeltuin in elkaar.
Bouw je buurt op en wees tot een zegen.

Erken in alles wat je doet, dat ook dit vreemde land van God is.
en doe goed, Hij is de Heer.
Ja, dat kost je alles, ook omdat het pijnlijk is mezelf op te geven.
maar ik hoop zo op de tijd dat Christus me weer heel maakt,
volmaakt, perfect.
Zo erken ik Christus als Heer, op wie ik hoop.


En wees bereid om je hart open te leggen.
Als mensen er naar vragen, hoe hou je het vol, vertel het maar,
je hoeft je niet te schamen of te verdedigen.
Leg het maar uit, zegt Petrus, eerlijk, met een schoon geweten.

Het is niet nodig dat ik me beter voordoe dan ik ben.
Mijn geweten is schoon als ik erken dat mijn leven dat niet is.
En ja, dan valt op dat we nog niet in het beloofde land zijn,
dat er vreemd tegen je aangekeken wordt,
en ook dat we fouten maken.
Maar het verlangen naar God die het goed zal maken
is de hoop die me overeind houdt.
Misschien vind men je naief of dom, als je Jezus als Heer erkent,
maar mij houd het op de been, zo hou ik hoop.

Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft is gebaseerd,
zegt Petrus, wees dan steeds bereid om je te verantwoorden.
We hoeven God niet te verdedigen, maar we mogen het wel laten zien.
Leg het open, en geef je hart maar bloot.
Met respect, zachtmoedig, zegt Petrus.
Dus niet drammerig, te pas em te onpas.
Want deze hoop is geen stok om te slaan.
Niet het doorslaggevende argument voor God,
Wij hoeven niets te bewijzen.

Als het goed is, heb je een mooi leven om te laten zien.
Vol met inzet voor deze wereld, opbouw van huizen, akkers,
tot bloei en zegen voor de stad.
Petrus zegt: Het is beter te last te hebben van spot, omdat je goed doet,
dan omdat je net als iedereen weer onderuit gaat.
Dus als je aan de kant wordt gezet, of beledigd,
laat het dan zijn om het goede leven dat God van je vraagt,
en niet omdat je halfhartig even vergat dat Christus Heer was.
Maar ook als het misgaat, moeten we getuigen van de hoop,
dat ondanks mijn tekorten, ik hoop op iets wat mooier is.

Als je je hart openlegt, is dat kwetsbaar.
Maar als je Christus als Heer erkent, en hem met je hele hart eert,
als hij je koude hart heeft vervangen voor zijn zachtmoedige hart,
dan is dat het mooiste om bloot te geven.
De zachtmoedigheid, het geduld, het geloof wat je dan laat zien,
is namelijk Jezus Christus zelf,
die niet terugsloeg toen hij werd geslagen.

Als je je hart opengeeft, dan zien mensen de hoop, die van buiten komt.
Dat ongrijpbare, dan zien ze Jezus zelf.
En zal de spot verstillen.
En ook wij zien, dat deze hoop echt van buiten komt: De ongrijpbare.

Erken dat Christus Heer is.
Het kost me alles, mijn hele hart.
Toch kan het, omdat we hoop hebben gekregen.
Dus laat dat maar zien, en wees zo vriendelijk en altijd bereid
om dat hart te laten spreken.
Want het is Christus, hij is onze hoop.

Amen


online delen:

tag hoop toewijding goed doen wees niet bang

Meer preken uit 1 Petrus