Votum en Groet gkPS 99: 1, 3, 4 (God is koning) Gebed (intro 10e gebod) L: Rom 13:8-14 L: Mat 6:24-34 LvK 488b: 3-5 (Gij voedt de vogels in de bomen) HC 44 Preek Tijdens de preek 3 keer een tekst op de beamer Spr 27:19, Spr 27:20, 1Joh 2:15-17 GKGZ 22:1-4 (=NLB 119a) Gebed OPW 436 (=NLB 371: Onze Vader) Collecte Geloofsbelijdenis is de drie-enige God: LvK 254:1-4 (=NLB 302) Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het begint vaak met kijken naar dat magische gras van de buren,
dat om de een of andere reden altijd groener lijkt.
En dan zie je iets bij een ander, en dan denk je:
Oh! dat zou ik ook wel willen.

Het tiende gebod gaat over wat je verlangt.
Waar je hart naar uitgaat.
Soms is dat met een scheef oog kijken naar de auto van een ander,
of de vrouw van een ander.
De rund en de ezel zouden we vandaag vertalen
met de computer en ipad van de ander.
En slaven en slavinnen hebben we ook niet meer,
maar je kunt wel jaloers zijn op het werk van een ander,
de gezondheid of de werklust, de energie en talenten.
Wow! wat krijgt zij veel voor elkaar, dat zou ik ook wel willen.

Dat is het 10e gebod, denken: oh dat zou ik ook wel willen.
Nu mag je best dingen willen.
Er is niet iets verkeerd met een bucket–list,
een lijst met dromen van wat je in je leven zou willen.
En het is niet verkeerd om een mooie pagina op pinterest te hebben,
waarop je plaatjes van mooie spulletjes zet.
Maar er zit wel iets. Waarom wil je het?
En wat is dat eigenlijk, iets willen?
En is wat ik wil, wel goed, kan ik daarop vertrouwen?
Is het veilig om je hart te volgen?

Zondag 44 zegt eigenlijk. Nee. Daar deugt niets van.
En ik had dat in de voorbereiding van de preek heel erg,
dat het zo tegen de borst stuit.
En het staat er ook wat lomp; dat helpt niet mee.
Duidelijk geschreven in een andere tijd.
Toen mensen nog wat gezagsgetrouwer waren,
Minder moeite hadden met authoriteit en waarheid.
Of is het misschien toch van alle tijden?

Vraag en antwoord 113 zegt eigenlijk:
zelfs de kleinste afwijking van wat God wil, is verkeerd.
je mag niet iets anders willen dan wat God wil.
Het volgende antwoord zegt: maar dat kan je niet, totaal niet.
Het is gevaarlijk om je eigen hart achterna te lopen.
Je moet doen wat God wil, maar dat wil en kun je toch niet.
Het zijn twee werelden: wat ik wil, en wat God wil.
En ik denk, ja hallo. Soms wil ik toch ook goede dingen?
Van alles komt in opstand.

– stilte –

Maar dat is dus precies waar het 10e gebod over blijkt te gaan.
Er zit een opstand in ons.
We erkennen niet graag het gezag van anderen over ons.
Als iemand je zegt hoe het moet, zeggen we vaak, dat bepaal ik zelf wel.
Dat is met de geboden van God niet anders.
Liever bedenken we onze eigen regels,
de uitzonderingen waarom het voor jou toch wel anders is.
Dat mijn wil heus wel OK is, en ik toch wel mijn hart mag volgen.

Het zit in de tijd, dat alles moet kunnen.
Als ik jou niets maak, heb jij niets over mij te zeggen.
Ieder voor zich. Je bent je eigen baas.
Tegelijk is het ook wel een beetje stoer om tegen gezag te schoppen.
Mopperen op de politiek, lak hebben aan gezag,
het voelt soms ook wel lekker.
En laten we eerlijk zijn: Gezag is niet per definitie goed.
Er is juist een boel goeds gekomen van zelf leren nadenken,
niet iemand zomaar blindelings volgen.
Een predikant zei eens: Volg geen dominee, denk zelf.

Sommige opstand is goed, en is ook nodig.
Slavernij kan gewoon niet.
Of als mannen hun wil opleggen aan vrouwen.
Als mensen worden gediscrimineert of achtergesteld.
Ook gezagsdragers kunnen onderdrukken, en mensen onrecht doen;
je laten ondersneeuwen in de massa.
Het is soms gewoon nodig om kritiek te hebben op slechte regels.
Bed, bad en brood, voor maar 2 weken. Da’s erg mager.
En je houdt je hart vast, dat Europa een goede oplossing zal vinden
voor al die bootvluchtelingen.

Of neem de volkswoede in Baltimore.
Als er weer een zwarte jongen sterft door toedoen van de politie.
Ik snap het wel, de verontwaardiging.
Maar ik begrijp ook dat het uit de hand loopt.
Want als ik een tijd niet krijg wat ik wil,
en daar, misschien wel terecht boos over word,
is het normaal om het terug te pakken.
Een van de geinterviewden zei:
We zijn zo lang door de blanken onderdrukt,
we pakken het nu terug. We nemen ons recht. We willen de vrijheid.


We willen de wereld verbeteren,
maar we kunnen dat zo vaak alleen met geweld.
We moeten een oorlog beginnen om ergens democratie te brengen.
En wat heeft dat nou helemaal opgelevert…

We willen van alles.
Komen op voor mensen die slachtoffer worden van het systeem.
We hebben mensenrechten, en streven naar vrede en eerlijkheid.
Ik denk ook echt, dat wij dit verlangen van God hebben gekregen.
Dat verlangen naar het goede.
Maar door al dat streven,
en door die opstand en onvrede,
hebben we ons zelf ook wel vaak voor de gek gehouden
dat wij het zijn, die een betere wereld kunnen maken.
Dat wij de volmaaktheid nu al kunnen bereiken.
Door al die opstand, en wat wij anders zouden willen,
zou je vergeten dat God de wereld bestuurt.
En wat mensen verbeteren, is niet altijd goed.
Het is hier geen paradijs, niet perfect.
Dat gaat het ook echt niet zomaar worden.
Antwoord 115 zegt juist, dat komt nog wel,
echt, maar pas na dit leven.
Door al onze opstand, al ons zelf–klussen,
kun je vergeten, en verleren, dat God de dingen geeft.
Dat hij zorgt. En zelfs zo, dat ik me geen zorgen hoef te maken.


Dankbaar nemen we het aan als hij goede dagen uitdeeld.
Ja, dan is het duidelijk te merken dat God zorgt.
Maar het gaat niet buiten God om als er kwade dagen zijn.

Niet dat God kwaad wil,
dat hij je een handicap geeft om je te pesten.
Dat is niet zo bedoelt en zo zal het ook niet altijd blijven.
Maar als je iets slechts overkomt, als je iets anders zou willen,
dat gaat niet buiten God om.
Ook alles wat rot is, gebeurt binnen de wil van God.
Dat betekent niet dat God dat perse graag wil
of dat hij er plezier in heeft.
Maar hij staat er wel boven.
En natuurlijk hebben wij ook onze verantwoordelijkheid,
die moeten we ook echt nemen.
Maar boven dat alles, in goede en in kwade dagen,
is het God die de regie heeft: Zijn wil is wet.
En die is goed. Hij heeft de leiding.
Om ons onbekende redenen kiest God ervoor zo je leven te besturen.
Maar kunnen we dat nog zeggen: uw wil geschiede?

God heeft in zijn genade ons nu 70 jaar vrede gegeven,
een rijk en vrij land.
Maar God heeft in diezelfde genade, je buren een mooier huis gegeven.
Iemand anders een betere man, aan een ander een mooiere vrouw,
Hij geeft aan sommigen meer rijkdom en welvaart.
En Hij geeft hem een sterkere rug, haar een leukere baan.
En dan is het mijn natuurlijke reactie om te zeggen:
Oh, dat zou ik ook wel willen…
Ik wil het voor mezelf.
Terwijl we zouden moeten zien, dat dit is hoe God zorgt,
voor de lelies in het veld en de muurbloempjes in de klas.
Voor de vogels in de lucht,
zowel de hoogvlieger als de pechvogel.

Wow, dat is slikken.
Ik vind dit moeilijk. Dit is het 10e gebod op z’n scherpst.
– Tegelijk vind ik het ook lastig om te zeggen,
omdat ik me bevoorrecht voel.
Ik ben blank, rijk, niet werkeloos.
Gezond, niet ziek of arbeidsongeschikt.
Hetero en gelukkig getrouwd, niet alleen of kinderloos.
Leef in vrede, mag in mijn vrije tijd doen wat mijn hart verlangt.
Is het dan niet te makkelijk om te zeggen: uw wil geschiedde?
Of goedkoop, om te zeggen dat je je geen zorgen moet maken?


Ik geloof het niet.
Want ook als je alles hebt wat je hartje begeert
ook dan is het de kunst om te erkennen, dat Gods wil moet gebeuren.
ook dan blijft het gevecht tussen mijn hart en Gods vaderhart.
Misschien is dan juist de uitdaging,
om je niet vast te klampen aan wat je hebt,
Wat God in zijn genade gegeven heeft, niet als je recht te zien.
Of je je gezegend voelt of niet,
altijd blijft het nodig om te vragen naar Gods wil,
om zijn koninkrijk te zoeken.
En dat kan alleen als je hem erkent als koning en wetgever.
Dus niet wat ik wil, maar uw wil geschiedde.

En dat levenslange gevecht zie je terug in de teksten die we gelezen hebben.
Jezus zegt bijvoorbeeld in Matteus: Je kunt niet twee heren dienen.
Je kunt niet je eigen wil volgen, en ook de wil van God.
Soms ben je jaloers op dat magische groenere gras van de buren.
Maar dat is niet eerlijk naar God toe,
want je kan Hem toch niet kwalijk nemen dat hij goed voor de ander zorgt?
Hij kiest daarvoor, weet dat niet beter.
Pak het niet af; want het is hoe God het wil.

En leef dan ook hoe God wil. Paulus zegt dat in Romeinen,
dat hebben we gelezen. Hij zegt:
Je weet hoe laat het is, je kent het gevecht
tussen je eigen verlangen en het koninkrijk van God.
Wordt wakker joh! En dan in vers 14:
Omkleed u met de Heer Jezus Christus
en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt.

En dit zegt de bijbel niet om je de grond in te boren,
Om je willoos te maken.
Om je te overladen met een ondraagbare schuld, die verlamt.
Nee, God is juist begonnen met het herstellen van je wil.
In de woorden van de catechismus: Steeds meer naar het beeld van God.
Je wordt zo gestimuleerd om de gerechtigheid van Christus te zoeken.
Of zoals Jezus het zelf zei: Zoek eerst het koninkrijk.

Maar dan moet je dus wel erkennen dat God de koning is.
Dat hij het voor het zeggen heeft.
En dat hij de ongemakkelijke boodschap heeft,
dat wat er omgaat in mijn hart, niet altijd deugd.


Dit is wat de bijbel ongeveer van kaft tot kaft wil vertellen.
Er zijn twee spreuken die ik lezen wil.
En er zit iets schokkends in, maar door het gewoon,
zo doodeerlijk te zeggen, zit er ook wat wijsheid in.
Zo zit de wereld in elkaar. Dit is wie je bent.

De eerste spreuk: Spreuken 27:19:
Zoals water het gezicht weerspiegelt
zo weerspiegelt het hart, de mens.

Eigenlijk wel logisch:
wat er in je hart gebeurt, dat is wie je bent als mens.
heeft iemand een vrolijk hart, dan straalt de hele persoon.
Een hart kan ook bedroeft zijn, of neergeslagen.
Daar heb je geen openhart–operatie voor nodig om dat van buiten te zien.
Wat je wil, waar je je zinnen op zet, waar je hart vol van is.
Hoe je je voelt en wat er in je omgaat:
het wordt weerspiegelt in hoe je je gedraagt.
Zoals water het gezicht weerspiegelt
zo weerspiegelt het hart, de mens

De volgende spreuk lijkt van onderwerp te veranderen. Spreuken 27:20:
De afgrond van het dodenrijk raakt nooit verzadigd,
en ook de ogen van een mens krijgen nooit genoeg.

Deze spreuk is pittig, als je hm op je in laat werken.
De dood heeft nooit genoeg gehad, ze gaat maar door.
Een aarbeving hier, een gekapzijsde boot daar,
er komt geen einde aan wat de dood kapot maakt.
De afgrond lijkt wel oneindig.
Het kwaad is gulzig en eet maar door,
en de duivel zal nooit zeggen:
nou heb ik genoeg kapot gemaakt, ik stop ermee.

Maar in deze spreuk, wordt die onverzadigbare drang,
vergeleken met wat ik wil.
Mijn ogen hebben nooit genoeg. Altijd honger naar wat nieuws.
dat wil ik zien, en dan moet ik ook nog dat.
Oh, en dat zou ik ook nog wel willen in mijn droomhuis…
De afgrond van het dodenrijk raakt nooit verzadigd,
en ook de ogen van een mens krijgen nooit genoeg.

Deze spreuken laat zien wat in mijn hart leeft,
Mijn ogen willen van alles zien. Als maar meer.
Confronterend, maar wel eerlijk vergelijkt de spreuk het met de dood,
die ongenadige oneindig gulzige afgrond.
Zo is mijn hart. Dit is wie ik ben als mens.

Dit beeld, van ogen die als maar meer willen
komt terug in het Nieuwe Testament. 1 Joh 2:15–17:
Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief.
Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem,
want alles wat in de wereld is
– zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht –,

(Die afgunstige inhaligheid is een echo van de spreuk van daarnet.
In een oude vertaling staat, de begeerte van de ogen,
het alsmaar meer willen)
– zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht –,
dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld.
De wereld met haar begeerte gaat voorbij,
maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.

Mijn wil en de wil van God staan tegen over elkaar.
Alleen als ze op elkaar afgestemd zijn, dan blijft het voor altijd.
Het klinkt misschien als indoctrinatie.
Je mag niet willen wat je wil, en alleen wat God wil.

Maar kijk dan naar al die mensen die echt verlangen naar het goede.
dat is niet omdat er een of ander gek idee ingebeukt wordt.
Het is gewoon logisch dat een wereld er beter uitziet,
zonder moord, overspel, diefstal, leugen.
We hebben iets gezien van hoe mooi het leven kan zijn, met God,
en Hij wil je verlangen daarvoor keer op keer aanvuren.
Het komt goed, en Hij laat alles er naar toe werken.
Maar tegelijk realistisch, ik kan het niet zelf.

Als je naar zondag 44 kijkt lijkt het een beetje zinloos.
Ik wil niet wat God wil, en toch moet ik het keer op keer horen.
Het voelt alsof je toch het onmogelijke gevraagd wordt.
En daarom vraagt de Catechismus ook:
Waarom moet het dan zo scherp gepreekt worden, als ik toch niet wil?

We hebben het nodig, is het gekke antwoord.
Om echt en eerlijk onder ogen te zien:
dat wat mensen doen en willen, echt niet het paradijs op aarde brengt.
Er is teveel kapot.
De catechismus noemt dat: je zondige aard leren kennen.
en dat is wat ongemakkelijk, om in die spiegel te kijken,
en dan te schrikken. Dit is mijn hart. Mijn ogen hebben nooit genoeg.
Mijn hart is niet anders dan de afgrond.

Je zou het idee krijgen
dat het christelijk geloof je alleen maar een schuld aanpraat.
Maar dan heb je het mooiste van geloven gemist.
Juist dat de zonde en je onwil wordt weggenomen.
Paulus zegt juist: Je hebt maar één schuld.
Je bent je naaste één ding verplicht: En dat is liefde.
Als je liefhebt, dan doe je Gods wil.
Het is dus niet ieder voor zich. Iedereen zijn eigen baas.
Als jij je niet met mij bemoei, laat ik jou ook vrij.
Dat is geen liefde, maar onverschilligheid; dat juist niet.
Gods verlangen, en Gods opdracht voor jou,
en ook voor je buren met hun magisch groene gras, is liefde.
Die wil is wet. En die wil is Goed.

Het 10e gebod wil dat we erkennen dat God het voor het zeggen heeft.
Dat hij de Koning is, die de wetten uitvaardigd.
Het koninkrijk van de hemel, is daar
waar geluisterd wordt naar de koning van de hemel.

En als je dit weet, en gaat kijken naar het gebed wat Jezus leert,
dan valt er ook van alles op zijn plek.
En is het ook logisch dat de catechismus naar het gebed toewerkt.

Vader in de hemel, met Uw heilige naam.
Uw koninkrijk kome,
En dat is dus hetzelfde als: Uw wil moet gedaan worden.
– Vervolgens leert Jezus bidden voor brood.
Voor vandaag, wat we nodig hebben. Niet meer dan nodig; niet minder.
Zodat je niet jaloers kijkt naar wat anderen krijgen.
Niet met een scheef oog kijken, naar het bord van de ander,
naar de auto van de ander, naar de villa van de ander,
naar de vrouw van de ander.
Maar dankbaar aannemen wat de Koning aan jou heeft willen geven.
En het dan niet beter willen weten.

En daarna, echt niet het kwaad in de wereld maar voor lief nemen.
Nee, Jezus leert bidden om vergeving,
om verlossing, bevrijding van hem die het kwaad zelf is.
En nooit genoeg heeft.
Jezus leert als het ware bidden om een heilige opstand,
een opstanding uit de dood.
En om niet in verleiding te komen.
En aan het slot wordt er weer gebeden om het koninkrijk.
Want alles is van God, de kracht, de heerlijkheid.
Van hem, en niet van mij, is het koningschap, het rijk, de regels.

En als dat rijk komt, zullen onze ogen er geen genoeg van krijgen.
Dan weerspiegelen ze niet mijn dode hart, maar het liefdevolle vaderhart.
Niet de afgrond, maar de hemel.
Want we zullen hem zien, en ontdekken
dat hij alles gaf wat ons hart begeert. Tot in eeuwigheid. Amen


online delen:

tag gebod 10 bidden gezag

Meer preken uit Heidelbergse Catechismus