Voorzang: Ps 146 : 3 (zalig hij die in dit leven) Votum en groet Ps 146: 1 Gebed Jes 42: 1-13 LB 459 (=GK30) : 1,4 (Ik breng een rechter aan het licht) Mk 8: 10-26 LB 459 (=GK30) : 6 Mk 8:27-38 LB 459 (=GK30) : 2,7 Preek Als belijdenis LB 345:1,2 (=LvK 341 Gij hebt uw woord gegeven) Gebed Collecte LB 345:3 Zegen

Geliefde gemeente van Jezus.

Er is een leuke auto–reclame.
In een straat in Londen staat een blauwe auto,
Een stem vertelt dat ze wilden testen
hoeveel aandacht deze auto kreeg.
Krijgen de stoere velgen aandacht?
komen er mensen kijken naar zn sportieve uitstraling?
Nouja, allemaal van dat soort reclame–praat.
En je zit ondertussen heel erg geconcentreerd naar de auto te kijken.

Halverwege de reclame lijkt er niets veranderd.
Maar dan zegt de stem:
is je ook opgevallen dat de auto ernaast in een taxi is veranderd?
de scooter links in een fiets; en in de achtergrond
zijn de kleuren en de gevels van de huizen verandert.
Zie daar: het bewijs dat onze auto echt de aandacht trekt,
Een leuke reclame die inspeelt op hoe mensen eigenlijk kijken.
Want kijken heeft veel met verwachting te maken.
Je ziet wat je verwacht te zien.
Je verwacht niet dat de omgeving veranderd.
Of dat er opeens iemand in een gorilla–pak door het beeld danst.
Daar was je niet naar aan het kijken.
Dus dat valt niet op. Zo werken onze hersens gewoon.

En daar gaat het eigenlijk ook over in Marcus 8.
Natuurlijk gaat het over kijken, als die blinde man genezen wordt.
Maar in dit hoofdstuk waar echt heel veel gebeurt,
loopt als rode draad de vraag: hoe zie je Jezus?

Kijken is iets, dat doe je met je ogen.
Maar wat je van Jezus vindt, is vooral wat je van Hem vewacht.
Kijk maar naar Petrus. Even ziet hij Jezus zoals hij is:
U bent de messias.
Hij ziet het goed, en hij zegt de juiste woorden.
Toch weet hij niet helemaal wat dat dan betekent.
Als Jezus begint uit te leggen dat hij moet lijden,
dan is dat niet wat Petrus verwacht.
Jezus moet dat beeld dan streng bijstellen.
Maar goed, dat is het einde van dit hoofdstuk,
laten we bij het begin beginnen.


1) Marcus begint dit hoofdstuk met het vertellen
van een van de wondelijke brood–verhalen.
We hebben dit niet gelezen, maar u kent het vast wel:
Jezus geeft les, een groepscollege aan 4000 mensen,
ze lopen al dagen achter hem aan: Hongerig naar zijn woorden.
En op een geven moment proef je dat alle voorraad op is.
De snickers die je bij je had gestoken, de appel voor de dorst, het is op.
Maar al die mensen kun je zo laat op de dag niet naar de dorpen sturen
met 4000 man de kleine buurtsuper overvallen
omdat iedereen wat kopen moet; dat gaat niet goed.
Dus Jezus zoekt wat visjes en broodjes bij elkaar,
en spreekt het dankgebed uit.

Hij bidt: Geprezen bent U, Heer onze God, koning van het heelal
die het brood uit de aarde doet voortkomen.

Dit is het dankgebed dat Joden tot op de dag van vandaag gebruiken
als ze brood gaan eten.
En terwijl Jezus het brood maar blijft delen,
blijven er onder zijn handen nieuwe stukken brood ontstaan.
Terwijl Jezus zijn vader als de Schepper bedankt,
laat hij tegelijk zien hoe Een hij met hem is.
Dus hoe zie je Jezus? Als iemand die, zoals Vader, brood uit de hemel geeft.


2) De tweede scene, vers 10.
Als Jezus wegvaart en weer aan wal gaat, dan komen er Farizeeën aan.
En hoe zien zij Jezus? Nouja dat weten ze niet.
Ze gaan het controlleren, hem op de proef stellen.
Jezus heeft zoveel te vertellen, en trekt zoveel mensen aan,
daar moet een commissie eerst even over oordelen.
En ze vragen om een teken uit de hemel.

Uitgerekend deze mensen, die Jezus zelf horen,
die er met hun neus bovenop staan als hij blinden laat zien,
Markus zal dat in dit hoofdstuk nog weer eens vertellen,
en net voor hoofdstuk 8, aan het eind van hoofdstuk 7
is vertelt hoe Jezus een dove jongen weer laat horen.
Uitgerekend deze mensen die zo goed thuis zijn in de bijbel.
Jesaja had al iets van die komende Dienaar uitgetekent,
Maar Jezus maakt het gewoon voor hun ogen waar:
Vol vuur zal hij het recht op aarde vestigen,
en alle volken kijken uit naar zijn onderwijs.
Die 4000 duizend van hiervoor is nog maar een beginnetje.
En God zegt tegen de dienaar:
Ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen,
Ik maak je tot een licht voor alle volken; om blinden de ogen te openen.
Of als je psalm 146 erbij pakt,
en er van de Heer allemaal goede dingen wordt gezegd:
Hij die recht doet aan de verdrukten,die brood geeft aan de hongerigen;
de ogen van blinden opent, en gebogenen weer een rechte rug geeft.

Als je Markus leest is het net alsof hij een checklist
van goede eigenschappen van God bij langs is gegaan,
alsof de profetieën van Jesaja een voor een in vervulling gaan.
En dan vragen de Farizeeën, uitgerekend die vrome mensen,
die die bijbel zó goed kennen, die zoveel liefde voor God hebben,
dat ze heel zorgvuldig hun leven inrichten.
juist zij willen een teken uit de hemel, een bewijs.

Dat grijpt Jezus aan. Hij zucht vanuit het diepst van zijn wezen.
Zo staat het in vers 12: Oh, hoe kun je dat nou vragen man?
Dus hoe zien de Farizeeën Jezus? Nou niet.
Ze willen het niet zien, kijken aan hem voorbij, helemaal blind.
Als ze hun ogen toch niet open hebben,
krijgen ze ook geen kunstje te zien.


3) De derde scene, vers 14.
Jezus laat hen staan, en loopt terug de boot in.
En dan zegt hij tegen de leerlingen:
Pas op voor het zuurdesem van Farizeeën en dat van de Herodianen.
zeg maar de vrienden van Herodes.

Pas op voor het zuurdesem.
Het komt misschien een beetje uit de lucht vallen.
De leerlingen kunnen het in elk geval niet goed plaatsen.
Ze denken dat Jezus hen op de kop geeft,
omdat het brood van het wonderlijke delen nu op is,
en ze geen nieuw brood hebben gekocht.

Zuurdesem, gist, het is iets wat Joden goed kennen.
Elk jaar, voor Pesach moeten ze dat opruimen en verbranden.
Om zo zeker te weten dat ze ongezuurde broden kunnen bakken.
Een soort grote schoonmaak.
Maar gist in zich zelf, is niet iets wat verkeerd is.
Jezus vergelijkt het koninkrijk van de hemel zelfs met dat zuurdesem.
Hij zegt: Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem
die door een vrouw met drie zakken meel werd vermengd
tot alle meel doordesemd was.
(Mat 13:33)
Het koninkrijk begint klein, maar doortrekt het helemaal.
Zo zal het ook zijn met jou nieuwe leven: doorkneed met het goede.

Als je wel eens zelf deeg hebt gemaakt, met gist,
dan heb je gezien wat Jezus hier bedoelt.
Je hebt maar een klein beetje gist nodig,
dan moet je het deeg even weg zetten, laten rusten,
en dat kleine beetje gist, laat het deeg rijzen.
Het wordt lekker luchtig.
De Farizeeën hebben een kritische houding,
en onderhuids begint het dan te borrelen,
uiteindelijk vragen ze opgeblazen:
laat ons een teken uit de hemel zien.
Je hebt maar een beetje van die negatieve houding nodig,
en als je lang genoeg wacht, gaat dat alles donker kleuren.
En uiteindelijk is niets goed genoeg.
Jezus zegt: doe dat weg, die kritische houding,
die drang om te controlleren, anderen de wet te lezen.

Ook bij die vrienden van Herodes zit iets wat niet goed is.
Daar heeft het met macht te maken.
Bij die Herodianen hoorden ook de Sadduceeën.
En zij waren eigenlijk een beetje het omgekeerde van de Farizeeën.
Vaak rijke, hoge priesters, en om hun macht te houden,
waren ze dikke vriendjes met de machthebbers.
Herodes was geen Israëliet, dus hoe raar moet je zijn,
om als Joodse priester zo openlijk voor Herodes te zijn?
Had God niet belooft dat de Zoon van David op de troon zou zitten?
Ze gingen licht met de wet om,
en geloofden alleen van de bijbel wat ze uitkwam.
Zelf vonden ze het waarschijnlijk heel redelijk, en praktisch,
wat ze geloofden, maar ondertussen zijn we wel de helft kwijt geraakt.

Het begint met een klein stukje gist,
maar het kan je hele manier van denken doortrekken.
Daarom zegt Jezus: Pas op voor het zuurdesem van de Farizeeën,
en dat van Herodes.

Maar als je bij Jezus blijft, dan krijg je goed eten.
Niet vergiftigd, met de drang om te oordelen,
de ander de wet te lezen en te controleren.
Ook niet verzuurd door een greep naar de macht.
Met een geloof, zo verdund en verwaterd door alle compromissen.
Zelf wel vinden dat je redelijk bent, maar alleen geloven wat je uitkomt.
Alleen bij Jezus krijg je gezonde voeding. En dat in overvloed.
Jezus wil dat zijn leerlingen dat zien.
Hij vraagt: Weet je het nog, wat er over was?
12 manden bij het eerste brood–deel–wonder
en 7 manden bij het tweede wonder, wat ze net hadden meegemaakt.
Een volheid aan eten.
Begrijp je het nu, zien jullie het eindelijk?


4) De vierde scene, vers 22, gaat een beetje tussendoor.
Een blinde man wordt genezen.
Jezus geneest hem op een wat wonderlijke manier.
wat speeksel op zijn ogen te doen, en zijn handen erop te leggen.
De man ziet eerst nog maar wazig, maar even later ziet hij helder.
En Jezus geeft hem een waarschuwing mee: Ga het dorp niet in.

Want de mensen horen zoveel mooie verhalen over Jezus.
Hij geneest doven en blinden. Geeft hongerigen eten,
En het zijn de simpele gelovigen, de gewone man,
die de lijntjes verbinden, die het zien: Ja, deze man komt van God.
Als Johannes een van de twee broodwonderen beschrijft staat er:
Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze:
‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.’
Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan
en hem dan tot koning zouden uitroepen.
Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.

Maar Jezus wil niet dat ze hem als wonderdokter zien,
hij moet het beeld bijstellen, de verwachting temperen.
Nu nog niet.
En dat is wat je heel sterk ziet in de laatste scene.
Vers 27. Jezus vraagt aan zijn discipelen:
Hoe zien de mensen mij?
En dat is niet omdat hij ijdel is,
maar omdat hij dat als opstapje gebruiken wil
voor de volgende fase in zijn onderwijs.


Petrus, hij ziet het scherp: U bent de Messias.
De gezalfde. Degene die door God is toegerust voor de grote taak.
En daar zitten we midden in de vraag:
Hoe zie je Jezus, wat verwacht je van hem? Wat is die taak?

Als je de profetie van Jesaja leest, dan valt er veel te verwachten.
Een licht voor de volken.
Mensenmassa’s die willen luisteren naar het onderwijs van God.
Een prachtig vooruitzicht. Blinden die de ogen open gaan.
Gevangenen die vrij komen, sociale gerechtigheid.
Een goede samenleving, gejuich en liederen.
Jesaja’s profetie die we gelezen hebben eindigt met:
13. De Heer zal optrekken als een krijgsheld
als een aanvoerder wakkert hij de strijdlust aan.
Hij blaast alarm, hij slaakt een strijdkreet
Heldhaftig verslaat hij zijn vijanden.

Kun je het de mensen kwalijk nemen dat ze Jezus als koning willen kronen?
En de leerlingen vragen een keer aan Jezus:
herstelt U in deze tijd het koningschap van Israel?
Met deze teksten uit Jesaja, en de psalmen is het toch logisch?
Kun je het Petrus kwalijk nemen, dat hij Jezus niet snapt,
als hij uitlegt dat de dienaar van de Heer moet lijden?

Petrus wil dat niet.
En ik denk dat we dat allemaal wel herkennen.
Als Christen zou je het toch goed moeten hebben met God?
Waarom lukt het dan soms niet?
Waarom gaan er juist in de kerk dingen mis?
Waarom ben ik ziek, waarom is er dood,
als Jezus de dood heeft overwonnen?

Dit zijn heftige vragen, en je mag ze stellen.
We moeten ze zelfs stellen en niet uit de weg gaan.
Pas op, kijk uit voor het gist.
De duivel weet heel goed wat ik wil,
en dat is lekker relaxed en probleemloos leven,
niet lijden, niet kruis–dragen,
maar hier en nu al sucses en geluk.
En als je zoals Petrus, tegen Jezus zelf in opstand komt,
dan heeft de duivel je zand in de ogen gestrooid, je blind gemaakt.
Petrus had zich vergist.
Maar Jezus redt hem, en alleen hij kan het zo zeggen:
Ga weg Satan, rot op, terug in je hok.


Hoe zie je Jezus? Dat is de centrale vraag in dit hoofdstuk.
Wij willen Jezus volgen.
En we zien hem graag als de aanvoerder van de strijd,
Jezus, als degene die overwonnen heeft.
Maar het blijft tegenstrijdig voelen dat hij nog steeds zegt:
Neem je kruis op, en volg mij.

Dat betekent dat het echt goed komt, echt waar.
Het komt, maar het is er nu nog niet.
En dat nog niet, dat is lijden. Dat kan echt ontzettend zwaar zijn.
Als je met jezelf in gevecht bent…
Jezus zegt iets moeilijks.
Als je je leven wil vasthouden, als je zelf de controlle wilt houden,
dan raak je het kwijt. Wil je leven, dan moet je sterven.
En dit is het moment dat wij proeven hoeveel last we hebben
van het gist van de Farizeeën en Herodes.
Of we verzuurd of opgeblazen reageren – en last hebben van de drang,
misschien wel met alle goede en vrome bedoelingen van de wereld,
je vast te grijpen aan de wet, en gehoorzaamheid een doel op zich te maken,
of anderen naast de meetlat van jezelf te leggen.
Of die hele redelijke, en practische instelling van de Sadduceeën.
Maar het verhaal van Jezus is niet redelijk, het is niet logisch.
Wil je leven, dan moet je sterven, zegt hij.
En schaam je je voor dit rare verhaal,
dan kan ik je schaamte later voor Vader niet wegnemen.
Wie mijn volgeling wil zijn moet zichzelf verloochenen,
zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen.

Jezelf wegcijferen. De ander hoger achten dan jezelf.
Daar ga je toch aan kapot?

Dit hou je alleen vol,
als je weet dat hij het waard is om te volgen.
Als je leeft van de broden die hij geeft.
en echt hebt gezien, dat achter de delende handen van Jezus,
een overvloedige scheppingskracht van Vader zit.
Soms zien we het wazig, is het beeld nog niet helder.
Maar dan herinnert Jezus je eraan:
Heb je het gezien, weet je nog hoeveel manden?
Hemels brood om van te leven, in overvloed.
Dit verandert zonder dat je het door had,
de achtergrond van je leven.
En kun je vol vertrouwen danken:
Gezegend bent U, Heer onze God, Koning van het heelal,
die niet loslaat het werk van uw handen.

Dit hou je alleen vol,
als je gezien hebt dat in de brekende
en delende handen van Jezus, je leven niet verkruimelt,
maar onder zijn zegenende handen het nieuwe leven ontstaat:
doorkneed met het goede.

Amen


online delen:

tag hermeneutiek zuurdesem lijden berachot

Meer preken uit Marcus