Votum en groet Ps 118: 1, 6 L: Hebr 4:14-5:10 Gebed: GZ 177: 1 en 2 T: Zacharia 3 Ps 132: 6, 8 Preek Gel. Bel: GZ 123: 1 - Middendeel gesproken - GZ 123: 5 Gebed Collecte LvK 114:2 en 3 Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus.

Je hebt het soms, een fotoportret dat echt precies goed is.
Alsof je iemands karakter erop kan zien.
De foto lijkt sprekend, zeggen we dan.
De uitdrukking op het gezicht is precies goed.
Een twinkeling in het oog, de mondhoek die net begint met lachen.
Alles klopt, de houding, de lichtval.
Een foto, bijvoorbeeld van opa of oma; Ja dat is precies hoe ik ze herinner.
Zo’n foto vertelt dan een heel levensverhaal.

Als nou zo’n foto van jou gemaakt zou worden,
echt zo’n portret, die vertelt wie je bent, hoe zou het er dan uitzien?
Zit er een twinkeling in je oog? Of ben je onzeker?
Zit er een frons op je hoofd, of draai je je net verlegen om,
omdat je niet op de foto wil.
Maar misschien vind je het heel erg leuk, denk je wekenlang na
welke kleren je aandoet. Want je wil er natuurlijk goed opkomen.

Een foto legt een moment vast, even staat de tijd stil.
Een foto is daarom ook eerlijk, toen zag de wereld er zo uit.
Maar een foto kan ook ongenadig zijn. Confronterend, keihard.
In de hoogste resolutie worden puistjes zichtbaar,
of de rimpels, die je zo graag nog even wil verbergen.
Als een foto te eerlijk is, dan gaan we wat photoshoppen.
Een gladdere huid, wat minder bierbuik. We bewerken de werkelijkheid,
want ja, je wil er wel goed opkomen.

In de bijbel komen we geen foto’s tegen. Geen plaatjes in Zacharia.
Toch is er in de bijbel veel te zien.
God tekent uit hoe hij wil dat de wereld er uit ziet.
Hij laat de profeet Zacharia 8 visioenen zien.
Een beeld, soms is het een plaatje, soms een schrikbeeld.
Maar het is altijd eerlijk. God zal niet photoshoppen.
Omdat ook Hij wil dat we er goed opkomen, is eerst een make–over nodig.
Vanmiddag kijken we mee.


De profeet Zacharia krijgt een visioen. Hij ziet in de hemel een rechtbank.
De engel van de Heer is er. Hij voert het woord namens God,
je zou zelfs kunnen zeggen: Hij is het Woord van God.
In de rechtbank is ook de Satan. En zijn naam geeft aan wat hij is.
Satan betekent aanklager. Hij is je tegenstander.
Hij is niemands vriend; hij is alleen maar tegen,
Maakt alleen maar levens kapot en schopt alles door de war.

Zijn slachtoffer, in de beklaagdenbank, is Jozua, de hogepriester.
Het visioen dat Zacharia ziet is eigenlijk wel vreemd.
Want waarom wordt Jozua aangeklaagd?
En wat ziet hij er uit?! Zijn kleren zijn vies.

Normaal gesproken hebben hogepriesters mooie gewaden.
God had in de wet heel precies voorgeschreven
welke kleren zijn priesters aanmoeten.
Dit kun je lezen in bijvoorbeeld Exodus 28.
God beschrijft hoe Aaron, de eerste hogepriester, eruit moet zien.
Deze voorschriften gelden ook voor de hogepriesters na hem.

God zegt tegen Mozes:
2 Laat voor je broer Aäron heilige kleding maken,
die hem waardigheid en aanzien verleent.
3 Jij moet aanwijzingen geven aan allen die hun vak verstaan,
aan wie ik vakmanschap heb geschonken, en zij moeten dan de kleding voor Aäron maken, zodat hij kan worden gewijd en mij als priester kan dienen.
4 Ze moeten de volgende kledingstukken maken: een borsttas, een priesterschort, een bovenkleed, een stevig geweven tuniek, een tulband en een gordel.
Voor zowel Aäron als zijn zonen moet heilige kleding worden gemaakt,
omdat ze mij als priester moeten dienen.
5 Er moet gouddraad voor worden gebruikt, blauwpurperen, roodpurperen
en karmozijnrode wol en fijn linnen garen.

De beschrijving gaat nog heel gedetailleerd verder. Bijvoorbeeld de Efod,
die in onze vertaling ’priesterschort’ heet;
Dat was een kleed met daarop stenen met daarop van elke stam, hun naam.
Het precieze voorschrift in Exodus legt uit waarom:
Zo draagt Aäron telkens als hij het heiligdom binnengaat, de namen van Israëls zonen op zijn hart (…) om de HEER steeds opnieuw aan hen te herinneren.
De Hogepriester staat zo echt tussen God en mensen in.
Die prachtige kleren wijzen op de waardigheid van de hogepriester,
zijn heiligheid, zijn reinheid. Zo hoort hij bij God.
Hij weerspiegelt Gods schoonheid, heiligheid en reinheid.
Want bij God past alleen wat mooi is, en goed.

De hogepriester is ook gewoon een mens,
en hij neemt zijn mens-zijn mee naar God.
Letterlijk heeft hij de stammen van Israël op zijn hart.
Zo vertegenwoordigt hij het hele volk.
Hij verschijnt voor God, namens zijn volksgenoten.

Maar als je dan weer kijkt naar het visioen, vanuit het hemelse perspectief,
dan staat Hogepriester Jozua daar in zijn vuile klofje.
Vieze kleren. Maar dat past toch niet bij God?
Zacharia ziet dit visioen. God laat hem dit beeld zien.
En Jozua staat nou niet bepaald mooi op de foto.

In de bijbel kom je vaker het beeld van schone en vieze kleren tegen.
Het heeft te maken met zonde.
Zonde maakt iets wat schoon en goed is, lelijk en vies.
Het is een smet, een vlek. Zonde maakt mensen onrein.
Het zorgt ervoor dat we niet meer bij God passen.
Deze beschrijving van Jozua, is net een röntgenfoto.
Ook al doet hij op aarde dienst in de schoonste kleren,
vanuit de hemel doorziet God hoe we zijn.
Zonder opmaak, zonder Photoshop.
Zonder mooie kleren, om je achter te verstoppen.
En omdat Jozua hogepriester is namens het volk,
is dit dus eigenlijk een groepsfoto. Die vieze kleren hebben we allemaal.

Dit is soms best heftig om onder ogen te zien.
Jozua vertegenwoordigt ons allemaal. Zoals we vuil zijn.
Zoals het ons niet lukt om de heerlijkheid,
de heiligheid van God uit te stralen.
Zoals we niet bij God passen.

Precies op zulke momenten is daar de Satan.
Als een slang lispelt hij in je oren:
Jij past echt niet bij God. Jij bent te zondig.
Denk je dat je zo onrein voor God mag verschijnen?

Dat is nou typisch de duivel: misbruik maken van de waarheid;
verwarring zaaien. Hij is je tegenstander.
Hij heeft er plezier in om onze vuile was buiten te hangen.
Om je aan te klagen.
En dan naar God toe te gaan, met een beschuldigende vinger te wijzen,
en zeggen, oh… kijk eens.


Voor Jozua is deze röntgenfoto misschien nog wel dubbel zo heftig.
Want hij is de eerste hogepriester terug van ballingschap.
70 jaar geleden was Jeruzalem verwoest. De stadsmuur gebroken,
de tempel verwoest, de altaren vernietigd.
Een deel van de bevolking is vermoord, een ander deel werd gedeporteerd.
Weg uit het beloofde land, weg uit hun paradijs.

Het was een straf van God. Juist omdat Jeruzalem zo zondig was.
Het lukt mensen niet om te luisteren naar Gods wil.
We lopen weg, gewoon de andere kant op.
God zei toen: Voel dan maar goed wat je mij aandoet, als je bij me wegloopt.
En Jeruzalem, de stad die God had uitgekozen om te wonen,
was een ruïne geworden.
De Tempel, de plaats waar hij vereerd wilde worden, was gevallen.
Er was geen altaar meer om God offers te brengen,
er waren geen priesters meer om de offers te brengen.
Zelfs het middel om de band met God te herstellen
heeft hij Israël ontnomen.

Jozua komt dus 70 jaar na de val terug.
Je zou denken dat hij blij op de foto staat.
Oh wat zijn we dankbaar dat God weer aan ons denkt; dat we terug mogen.
Met een handvol Judeeers was Jozua teruggegaan naar Jeruzalem.
De mensen die terugkomen proberen
de ruïnes van hun leven weer op te bouwen.
Op het fundament waar het brandofferaltaar heeft gestaan
herbouwen de priesters het altaar.
Zo kan de eredienst weer op gang komen.
Jeruzalem was toch ook de plek die God daarvoor had uitgekozen?

Maar als dat gedaan is, gaat het volk niet verder
met het herstel van Gods huis,
maar hun eigen huizen krijgen voorrang.
Ondertussen moet ook de stadsmuur nog worden herbouwd,
maar ze worden aan alle kanten tegengewerkt.
Het gaat gewoon niet lekker.
Het werk is zoveel en er zijn zo weinig mensen.
De terugkeer uit Babel, geweldig. Maar het is geen triomftocht.
Het loopt niet soepel. Ja, God is genadig,
en het volk mag weer terug naar Hem, mag weer verzoend worden,
er mogen weer offers gebracht worden. Maar toch, het gaat zo moeizaam.

Precies op zulke momenten is daar de Satan.
Als een slang lispelt hij in je oren:
Wat stel je nou voor. Het zal wel niets worden.
Geloof je nou echt dat God er voor je is?


Maar dan grijpt de advocaat in.
Terwijl de satan zijn gal spuwt, neemt de Engel van de Heer het woord.
Jij, Satan, jij moet je mond houden!

Twee keer zegt hij het. Daardoor krijgt het veel nadruk. Zwijgen nu!
En als geruststelling zegt hij ook nog: Ik heb Jeruzalem echt uitgekozen.
Laat je niet van de wijs brengen.
En wat de Engel van de Heer dan zegt vind ik echt prachtig.
Is deze Jozua niet een stuk zwartgeblakerd hout dat uit het vuur is weggerukt?

Wat een raak beeld. Eerlijk. Als een fotoportret dat precies goed is.
Zwartgeblakerd hout dat uit het vuur is weggerukt.
Zwartgeblakerd; reken maar dat je kleren daar vies van worden.
Uit het vuur weggerukt, nog net gered, dat dan nog wel.
Maar wat kan je ermee?

Misschien heb je wel eens een vuurtje gestookt,
een haardvuur met van die mooie blokken hout.
Als zo’n blok een tijdje in het vuur is geweest, en je prikt er in,
dan valt dat zo uit elkaar.
Als je het uit het vuur haalt, misschien smeult het nog even na,
maar als je het aanblaast gloeit het niet meer op.
Witgrijze as waait weg in de wind.
Dat hout kun je eigenlijk niet meer gebruiken.
Stevig is niet, daar kun je niet op bouwen.
De inwoners die Jeruzalem aan het herbouwen waren
zagen het om zich heen:
de brokstukken van wat vroeger een prachtstad was.
Jeruzalem, de stad die God gekozen had,
maar 70 jaar geleden toch echt in brand was gestoken.
Als de Engel van de Heer het heeft over zwartgeblakerd hout,
dan weten de Israëlieten uit ervaring hoe waardeloos dat is.
Dat is dus Jozua, verbrand hout. Je kunt er niet mee bouwen.
Op het nippertje gered, net niet helemaal vergaan.

De Satan is bezig met zijn aanklacht. Maar zelfs al heeft hij gelijk,
de Heer legt hem het zwijgen op.
Maar Hij ontkracht de aanklacht niet door het te negeren,
of door het weg te poetsen op de foto.
Nee, Hij erkent het ronduit. Het klopt:
Wat is deze Jozua nou meer, dan een stuk brandhout?
Maar nu moet jij je mond houden, en gaan we de boel schoonmaken.

Trek hem die vuile kleren uit. Want zonde past niet bij Mij.
Daarom zegt hij plechtig: Hierbij reinig ik je van alle schuld
en kleed ik je in een feestelijk gewaad.

De Hogepriester krijgt een make–over. Hij kan nu op de foto.
Zacharia zegt: Oh, ze zouden hem
een nieuwe tulband op zijn hoofd moeten doen.
Ja, zo is het een plaatje.
De tempeldienst komt weer goed. God laat zich verzoenen. Halleluja!
Dan is het visioen nu klaar, toch? of niet?


Nee. Nu aan de slag zou je denken. Kijk maar naar Zacharia 3:7.
Jozua de hogepriester krijgt van God de opdracht om gehoorzaam te zijn.
Om zich heel nauwkeurig te houden aan alle voorschriften.
Hij moet de tempel beheren, de voorhoven bewaken.
En als hij dat doet, dan krijgt hij een geweldige beloning:
vers 7, dan zal ik je opnemen in deze kring. Stel je voor he!
Jozua, een mens, die zomaar de hemelse rechtszaal mag binnenstappen.
Vrije toegang tot God. Zonder schroom, zonder angst,
toegang tot de troon van genade!

Een fantastische belofte. Ik denk dat het ook echt bemoedigend werkt,
als God je zo aanspoort.

Maar voor Jozua helemaal niet haalbaar.
In Hebreeën hebben we gelezen hoe de hogepriester
offers voor het volk brengt.
Wat goed, dat hij toegang heeft tot het heilige der heilige.
Maar daarvoor moest hij wel eerst offers voor zichzelf brengen.
Want God weet wel dat hogepriesters niet zonder zonde zijn.
Op menselijke voorgangers kun je niet bouwen.
En God weet dat ook. Hij heeft het net gezegd:
Is deze Jozua niet een stuk brandhout?
En dat geldt voor ons allemaal.
Ik ben ook maar een waardeloos verbrand takje.
Daar moet je echt niet op bouwen.

Daarom gaat profetie direct verder, vers 8.
God zegt dat hij zijn dienaar zal sturen, de telg aan de stam van David.
Jezus is de hogepriester die zich wel aan de voorschriften hield,
die deed wat God hem vroeg,
die de voorhof, de toegang tot de tempel, bewaakt.
Hij is de weg, als je naar God wil, moet je langs Jezus.

En daarom is hij degene die ook een make–over kreeg,
maar dan precies andersom als hogepriester Jozua.
Zijn witte kleren gingen uit, en nam ons vuil op zich.
En bij het verhoor zeiden de soldaten:
ze zouden hem een nieuwe kroon moeten omdoen.
En toen was het gruwelijke plaatje compleet.

Maar op deze manier is Hij degene
die het land in 1 dag van alle schuld reinigt.
Hij is de steen, de hoeksteen, door God zelf gelegd,
waarop de hele kerk is gebouwd.
In het visioen dat Zacharia zag, herkennen we Jezus, onze hogepriester.
Als een fotoportret dat perfect gelukt is, zien we zijn hele levensverhaal.
Kruisiging en opstanding: dat wat Satan definitief het zwijgen oplegt.
En omdat Hogepriester Jezus gehoorzaam was aan alle voorschriften,
daarom heeft God hem ook weer opgenomen in de hemelse kring.
Met hemelvaart hebben we dat gevierd.

En de tegenstander? die hoor je niet meer.
Want in de hemel hebben we nu een hogepriester die voor ons is.
Hebreeën zegt dat Jezus met onze zwakheden kan meevoelen.
Hij weet hoe het is om een stuk zwartgeblakerd hout te zijn,
dat nog maar net uit het vuur is gered.
Ja, Hij weet hoe het is om helemaal op te branden.

Daarom hoef je niet bang te zijn om de hemelse rechtszaal binnen te stappen.
Want, telkens als je hulp nodig hebt, is er genade en vrede, voor jou,
In overvloed; het kan niet op.

In Zacharia staat nog dat de Engel van de Heer tegen de duivel zegt:
De Heer zal jou het zwijgen opleggen.
Voor hem was dat nog een toekomstbeeld.
Maar met Pasen is dat vervult.
Als je leven nu een ruïne lijkt, je opgebrand bent,
als alles bij de handen afbreekt,
en zelfs je geweten advocaat van de duivel speelt;
precies op zulke momenten is daar hogepriester Jezus.
Hij neemt het voor de troon van Vader voor je op.
De satan moet zijn mond houden! En hij zegt: Ik heb je uitgekozen.
Na Jezus’ dood en opstanding is de slang definitief het zwijgen opgelegd.
De hemel is open, het gordijn is gescheurd,
bij de troon van God is barmhartigheid en genade te vinden.
Het kan niet op.


Jozua en zijn priesters waren daar al een teken van.
In mooie kleren mochten ze laten zien hoe het leven met God straalt.
Hoe bemoedigend is het dat God in die tijd de tempeldienst weer opbouwt.
Tegelijk profeteert Zacharia dat die menselijke priesters niet het einde is.
Want, met brandhout kun je niet bouwen, maar wel met steen.
Daarom stuurt God zijn dienaar, die in 3 dagen de tempel afbreekt,
en een stenen fundament legt. Hij is de hoeksteen, de vaste ondergrond.
Jozua en zijn priesters moesten de voortekenen daarvan uit leggen.

Ook nu, op weg naar het toekomstplaatje
dat Zacharia in het laatste vers schildert,
is het goed om naar die voortekenen te kijken.
Op die dag zullen we elkaar uitnodigen onder wijnrank en vijgenboom.
Is het geen plaatje? Stel je voor,
lekker in de schaduw op een warme nazomer–middag.
Met onze Heer Jezus, die er naar verlangt, met ons allemaal
weer van de vrucht van de wijnstok te drinken.

De make–over van Jozua, van vuile kleren, naar feestelijke gewaden
maakte de tempeldienst weer mogelijk.
Maar het stenen fundament daaronder is de make–over van Jezus,
de allerreinste die al ons vuil op zich nam.

Zo bereikt God zijn einddoel.
Ook Johannes heeft ook een visioen gezien.
Het bruiloft van het Lam. Daar ziet hij de Bruid.
En dan schrijft hij:
Laten we blij zijn en jubelen, laten we hem de eer geven!
Want de bruiloft van het lam is gekomen en zijn bruid staat klaar.
Zij mag zich kleden in zuiver, stralend linnen.’
Want dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen.

De make–over van jou, van ons allemaal zal lukken.
Niet omdat wij nou zo goed zijn. Maar omdat God je plechtig belooft:
‘Hierbij reinig ik je van alle schuld en kleed ik je in een feestelijk gewaad.’

Amen


online delen:

tag oordeel heilig duivel als aanklager wees niet bang schuld priester kleding tempel rein/onrein Jozua(Hogepriester)

Meer preken uit Zacharia