Ps 103:1,3 Gz 145: 2-4 L: Ruth 1:1-6 en 2:1-13 Ps 146:5,7 T: Psalm 146 Opwekking 159 Ps 103: 5,9

Geliefde gemeente van onze Here Jezus.

Psalm 146 valt met de deur in huis: De Heer wil ik loven.
En dat doen we op deze zondag: Halleluja zingen. Ook vorige zondagen zongen we, en ook komende zondagen zal de kerk dat blijven doen:
God bezingen.
Maar niet alleen op zondag wordt er voor God gezongen. Als je op de fiets zit om de kinderen van school te halen, of in de auto op weg naar je werk; er zijn genoeg mensen die het lekker vinden dan even te zingen.
Ben je even alleen in de natuur: jij en God, een intiem moment samen, of overdag thuis en je zet een fijne aanbiddings-CD op, dan ken je het gevoel:
Ik wil de Heer loven, en mijn God bezingen.

Maar wil ik dat wel altijd? Misschien hou je helemaal niet zo van zingen, kun je geen toon houden, of je vind je stem niet zo mooi. Soms ben je echt totaal niet in de stemming, als je in de rouw bent, of pijn lijdt. Moet je dan altijd maar zingen en blij zijn? Niet iedereen komt fluitend door het leven…

God heeft een liedboek gegeven, het boek van de Psalmen.
Alles wat je meemaakt, alles wat je voelt, wordt daarin serieus genomen. En je mag het voor Hem brengen. Of beter: hij leert me het bij hem te brengen.
En wat zo mooi is aan een gezamenlijk liedboek van Psalmen: als het jou niet lukt om de woorden over de lippen te krijgen, kan een ander ze voor je zeggen. Ook daar ben je gemeente voor.
Blij met de blijden, bedroeft met de bedroefden.

De kerk is geen Noord–Korea, waar iedereen altijd zogenaamd dolgelukkig is met de grote leider, altijd lachen, totdat je kramp in je wangen krijgt van die kunstmatige blijheid, terwijl de oogsten mislukken en men sterft van de honger.
Bij God hoef je niet de schone schijn op te houden. Als er een boek is, dat alles wat je voelt en ervaart serieus neemt, en midden uit het leven gegrepen is, dan is dat het boek van de Psalmen.
Van dolgelukkig, helemaal in de Heer, in halleluja–stemming, tot psalmen die wanhopig naar God toeschreeuwen: waar bent U nu?
Van liederen die het hoogste lied zingen, tot psalmen die diep ongeluk verwoorden, of depressief zijn; niet alle psalmen hebben een happy end.

Deze psalm begint en eindigt met Halleluja, loof de Heer. Maar de schrijver moest zichzelf daarvoor wel oproepen, hij zegt tegen zichzelf: Loof de Heer, mijn ziel. Ik zou tegen mezelf zeggen: kom op Jaap! Wees op God gericht! Soms moet je jezelf even aansporen.

Deze psalm wil je laten zien dat God twee dingen maakt. Dat helpt om voor ogen te houden dat God er als koning boven staat.
Hierover zal het gaan in de preek.

Waar het niet over zal gaan is uw of mijn smaak.
Of je nu liever psalmen bij het orgel zingt, of dat je God wil loven door het zingen van Opwekking; of je tot rust komt bij Gregoriaanse muziek, of God wil aanbidden met Sela, of dat u juist houdt van een massaal mannenkoor; of liever zingt uit het Liedboek voor de Kerken en thuis naar een Bach–cantate luistert; dat maakt allemaal niet uit.
Als je het maar richt op Hem. Daar moet het om gaan.

En soms moet je jezelf even aansporen: Loof de Heer, mijn ziel.
De Heer wil ik loven; de Heer,
…die mijn wereld maakte. Alles wat je ziet, terwijl je daar zo over de IJsseldijk fietst; God heeft het gemaakt.

Die mooie grote boom op de parkeerplaats hierbuiten: De Heer heeft dat zo bedacht. Het jonge groen in de lente, bloeiende heide, of misschien nog wel het mooiste, vurige herfstkleuren;
het komt allemaal van God, onze schepper. Hij heeft de wereld gemaakt.

In de Bijbel is dat een beetje zo’n vast zinnetje: Schepper van hemel en aarde, de zee, en al wat daarin is.
Het wordt een beetje gewoon om te zeggen. Een cliché haast.
Maar voor de dichter van deze psalm is dat wel echt iets belangrijks.
Wow, dat is een reden om God te loven.
Als je er even langs heen leefde, dan zet zo’n psalm je er weer bij stil.
Oh ja, als ik zo meteen ga eten, dan komt dat van God.
Hij heeft gemaakt dat we van graan lekker brood kunnen bakken.
En, jongens en meisjes: beleg is nog lekkerder dan brood, he?
Kijk zo meteen aan tafel maar eens hoeveel smaken God heeft bedacht.

In ons tuintje hebben we wat kruiden groeien. Rozemarijn, Tijm, lekker door het eten, of wat Munt om thee van te maken. En wat ruikt dat lekker. Echt, God heeft geen enkel zintuig overgeslagen.
Alles heeft hij gemaakt, en er is zoveel om van te genieten.
Wie in de landbouw of veehouderij werkt, ziet het voor de ogen gebeuren.
Alles wat leeft en groeit en bloeit.
God die alles machtig mooi gemaakt heeft. En hij gaat alle seizoenen door.
Hij bestuurt de schepping, geeft regen, zon, de energie om alles te laten groeien. Leven. Hij heeft dat gemaakt.

[tijd]

Maar niet alles in de schepping is mooi. In vers 2 zegt de psalmdichter: De Heer wil ik loven, zo lang ik leef, zolang als ik besta.
Tja, hoe lang is dat eigenlijk? De volgende verzen geven aan, je adem hoeft maar te stoppen, en het is gedaan met je leven en alles wat je van plan was. De dood. Dat is niet iets wat God heeft gewild.
Dat is niet hoe God de wereld heeft gemaakt. God zag het en hij zei: dit is niet goed.

De dichter heeft ontdekt dat God twee dingen maakt.
Hij maakt deze wereld. Alles wat mooi is, en gaaf. Dat komt van God.
Maar hij maakt ook alles weer goed. En daartussen schuurt het. Want als God het zo mooi heeft gemaakt, hoe komt het dat God het weer goed moet maken? Zei hij niet direct nadat hij iets schiep: het is goed?

De wereld is dan wel doorgedraaid, maar God draait dat terug. Onrecht zal God berechten, wat krom en scheefgegroeid is, zal God rechtzetten. Daarom: De Heer wil ik loven. Hij, die mijn wereld maakte, Hij maakt ook alles weer recht. Bij het maken van deze preek moest ik aan het verhaal van Ruth denken.
Het speelde zich af in de tijd dat de rechters over Israël rechtspraken.
Er was geen koning in Israël. Eigenlijk deed iedereen wat hem het beste uitkwam. Zo deed ook het gezin van Elimelech en Noomi, wat goed was in eigen ogen, ze gingen weg uit het beloofde land.
Als het land niet langer overvloeit van melk en honing, nou, dan emigreren we toch? Dat die verhuizing ook betekende dat ze bij God vandaan gingen, daar hoor je ze niet over…

Als alle mannen van Elimelechs gezin sterven, de kans op het voortbestaan van zijn familienaam is bekeken, dan keert Noomi terug, berooid. Alles wat haar lief was is ze kwijt, en zelfs haar schoondochters hoeven niet mee.
Maar Ruth houdt vast. Het is alsof ze geleerd heeft wat de naam van haar schoonvader Elimelech betekend: Mijn God is koning.
Elimelech ging weg uit het land, was zijn eigen koning en deed wat goed was in eigen ogen. Maar Ruth leert zeggen: uw God is ook mijn God.

In Israel gekomen komt ze te werken op het veld van Boaz.
Deze overgrootvader van David, en voorouder van Jezus laat zien waar de psalm het over heeft: Hij die brood geeft aan de hongerigen. Hij beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt hij.
Boaz laat iets zien, van hoe God is. En dan niet op een geestelijke manier, zo van: als je het hier zwaar hebt, stil maar, wacht maar, later in de hemel komt alles goed. Maar in de nood van Ruth en Noomi, komt hij helpen:
Hier, heb je gerst, en ik heb werk voor je. Praktisch. Niet maar wat mooie woorden. Als iemand je vraagt om een brood, geef je hem toch geen bijbel?

Boaz laat iets van Jezus zien, en hoe concreet en practisch dat is.
Zo werkelijk als Jezus op deze aarde heeft rondgelopen, zo echt is het dat Jezus blinden weer laat zien, zieken geneest, hongerigen voedt.
Als je gevangen zit in slechte zondige gewoonte, wil Jezus je nu al bevrijden. Als je in de verdrukking zit omdat je huwelijk niet loopt, wil Jezus je nu al recht doen. Het is zo echt, als Jezus op deze aarde rondliep.

Maar hier wordt het wel pijnlijk van; het schuurt, deze mooie woorden over God en wat hij belooft; en aan de andere kant deze gebroken werkelijkheid.
Wat zou ik soms graag willen dat ik Gods hulp zo concreet kon ervaren,
als Ruth die hulp kreeg van Boaz. Maar dat is niet altijd zo.
Het is nog steeds nodig dat God de wereld weer rechtzet. Want er is nog steeds onrecht, en honger, dood en ziekte. God, die hemel en aarde heeft gemaakt, de zee en alles wat daar leeft, hij die trouw is tot in eeuwigheid, je zou hem willen toeroepen, nou doe dat dan! Dat heeft u toch belooft?

Deze vragen zijn niet oneerbiedig. Stel ze maar aan God, roep het maar uit. Hoelang nog, Heer?! Het is dezelfde vraag die op dit moment ook in de hemel klinkt, de zielen onder het altaar.
Hoelang nog? Wanneer wordt alles rechtgezet?

Daar is hier geen antwoord op. Niet in de psalmen, of ergens anders in de bijbel. Ik weet het niet, de gestorvenen in de hemel ook niet.
Deze vraag is te groot, daar krijg je geen grip op, geen antwoord.
Maar dat geeft me eerlijk gezegd wel rust. Ik kan het ook niet snappen.
Ik hoef het niet te weten.

Dat betekent niet dat je je ogen moet sluiten voor het lijden, of moeilijke vragen maar negeert. Dat doet de dichter van Psalm 146 ook niet.
Maar kijk maar hoe hij ermee omgaat.
Hij weet dat er verdrukten zijn, dat er honger is.
Een mensenleven is zo broos en breekbaar, hij ziet het.
Maar wat de psalm hier doet, is, ondanks die harde werkelijkheid, de hoop hooghouden. Ook al zie ik het niet altijd, toch zorgt God. Dat is geloof.
Ook als je het niet ziet.
Als je oog in oog staat met het tegenbeeld van Gods belofte.

Zorgt God dan niet? Is hij machteloos? Alleen een dwaas trekt daaruit de conclusie: er is geen God. Maar dat is niet zo! Hij is trouw, tot in eeuwigheid.
Soms moet je jezelf even aansporen om het te zien. Loof de HEER, mijn ziel, zegt de psalm dan. En gelukkig ben je, als je je hoop vestigt op de Heer, als je hem nog kunt loven: Hij is het die je wereld maakte, en alles wat krom is, ook weer recht maakt.

Daarom kijk ik verder dan aardse macht
Mensen, in tegenstelling tot God, zijn ook niet sterk genoeg om op te vertrouwen. Mensen zijn gemaakt van stof, uit de aarde genomen,
en als ze sterven en weer aan de aarde worden toevertrouwd, dan verzanden ook hun plannen.
Alleen maar daarop vertrouwen, zou toch kortzichtig zijn?

God heeft de mens fantastisch mooi gemaakt. Een kroon op de schepping. Vol wijsheid, wat kunnen we veel. Wat een macht hebben we gekregen. Daarin lijkt hij op God.
In Israel gold dat bijzonder voor de koning. Die moest op God lijken.
Hij probeerde het eerst met Saul, maar die ging toch zijn eigen gang.
Toen David, dat was een man naar Gods hart. Je ziet in hem de koninklijke trekken van een Boaz, die ronduit goed was voor dat buitenlandse meisje dat eten en werk nodig had. God herkende zichzelf in David.
Ja, dacht God, zo als David doet, zo wil ik dat de mensen naar mij kijken.
David liet iets zien, van wat God bedoeld had. Niet volmaakt, maar wel goed.

Dan komt zoon Salomo. Zo wijs, zo rijk, zo gezegend. Toch vertrouwde hij aan het einde van zijn leven niet meer zo op God als in het begin.
Hij trouwde met een Syrische prinses hier en met een Egyptische daar om zo zijn politieke macht te behouden.
Hij liet een groot leger maken, en vertrouwde meer op zijn eigen macht.
Maar toen hij stierf, viel die macht in een. Israël scheurde.
En de koningen daarna haalden bijna nooit het goede voorbeeld van David of zijn overgrootvader Boaz.
Zo zie je in de bijbel hoe vergankelijk een mens en zijn macht is.

God geeft ook vandaag mensen macht over ons.
We mogen gelukkig zijn met een goed rechtssysteem, met redelijke wetten.
Ook al hebben we nu in Nederland niet een christelijke regering,
het is wel de regering die God voor deze tijd aan dit land geeft.
Tegelijk begreep ik dat het hier lokaal goed is gegaan. Dat is zegen.

Maar de vraag die de psalm stelt is, hoeveel vertrouw je daarop?
Nu gemeenteraden meer verantwoordelijkheden krijgen, maar minder geld. Nu het erop lijkt dat we langzaam uit de crisis kruipen;
de macht van het getal.

Maar er is meer macht, wat dacht je van de macht van journalisten?
Ze vertellen ons wat er in de wereld gebeurt.
In Rusland gaven de journalisten door dat Russen op de Krim zich bedreigd voelde, en dat Oekraïne is overgenomen door extreem rechts tuig.
Als je alleen dat hoort dan is Poetin een bevrijder in plaats van een bezetter.
Journalisten hebben macht. Zij bepalen hoe wij over de wereld denken.

In Brazilië worden nu voetbalstadions voor het komende WK gebouwd.
Daar kun je heel veel zin in hebben, als je niet weet
dat de bouwvakkers als slaven worden mishandeld,
met slechte contracten en lage lonen, wat nog deels wordt ingehouden ook,
als huur voor een armzalig onderkomen.

Nog een laatste voorbeeld: de macht van de mode–wereld.
Zij bepalen wat mensen dit jaar mooi vinden.
Schoonheid is iets fantastisch wat God in de schepping heeft gelegd.
Geniet ervan! Maar loop niet te koop met schoonheid die niet voor iedereen is bedoelt. Of vertrouw je erop dat alleen je looks je verder helpen?

Deze psalm leert me niet blind te staren op die politici, journalisten,
en modellen, die ook maar sterfelijke mensen zijn.
Op deze wereld, die God gemaakt heeft, hebben ze een rol.
Iedereen krijgt een plaatsje van God, om op Hem te lijken.
Maar het is zo makkelijk om een ander beeld te vertonen,
niet op God te lijken, en zo het zicht op Gods wereld te verduisteren.

Macht is maar betrekkelijk. Vertrouw er niet op, want het is eindig.
Presidenten vallen, wethouders worden naar huis gestuurd, journalisten
maken blunders, sporters vallen door de mand als ze doping gebruiken, modellen worden rimpelig.
En uiteindelijk sterft iedereen, en dan hebben ze me niets meer te bieden.

Daarom zal ik niet vertrouwen op mensen met macht, zegt de dichter van de psalm. Op een sterveling bij wie geen redding is.
Maar wel vertrouwen op die ene mens die zijn goddelijke macht aflegde, en de enige sterveling werd waar wel redding is: Jezus.
Zijn plan gaat nooit ten onder. Die Heer Jezus wil ik loven. Hij die alles weer recht maakt, leert me verder kijken dan naar aardse macht.

En ik zie op naar de koning, mijn hulp.
God staat er namelijk vorstelijk boven. Terwijl op aarde de mensen zich als mieren druk maken om de beurs, heeft God alles onder controle.
En wat zo bijzonder is: deze machtige koning wil je helpen.

God heeft namelijk een zwak voor de verdrukte, de vreemdeling,
de blinde en de gebogene, de wees en de weduwe.
Wat laag is, wie in de goot ligt, Jezus zoekt ze op. Hij komt je helpen.
Wij zijn als asielzoekers bij de God van Jakob.
Wij horen niet eens bij Jakobs nageslacht, maar toch wil de Heer ons,
vreemdelingen, beschermen.
Gelukkig ben je, als je Jakobs God tot hulp hebt.
Vind je dat vreemd klinken? God als hulp?

Kijk maar weer naar Jezus. Als hij de voeten wast, is dat de taak van het hulpje in de huishouding, de laagste slaaf die er rondloopt.
Hij, de koning van hemel en aarde, heeft zijn mantel uitgedaan.
En hij zit daar niet op een troon, maar op zijn knieën
met handdoek over de benen, een emmer vies water ernaast.
En daar kruipt hij voor zijn volgelingen langs
om het straatstof van die zweetvoeten af te wassen.
Dat is Jezus. Hij gaat ook zo heel anders met zijn macht om, dan mensen zouden doen.

Kijk nog even naar vers 9: De HEER heeft de rechtvaardigen lief, staat daar.
Maar ben ik dat wel? En even verderop: wie kwaad doen, richt hij te gronde.
Heel makkelijk lees je daar overheen, misschien onbewust,
omdat je gewend bent over jezelf als gered te denken.
Of bewust, omdat het zo irritant is dat God straffen moet.
Omdat je daar liever niet over nadenkt.
En zeg nou zelf, het is wel een domper op deze vrolijke psalm.
Wie kwaad doet, richt hij te gronde…

Maar dit is nu precies de reden dat Jezus mijn hulp werd,
om het straatvuil van ons af te wassen. Omdat ik geen rechtvaardige ben.
Omdat ik kwaad doe; omdat ik anders mezelf te grond richt.
Daarom zakt Jezus door de knieën, om voeten te wassen,
ja om je helemaal schoon te maken.
En wat doet Hij met die emmer water naast hem; wat doe je met afvalwater? Dat gooi je weg. Al het kwaad in de wereld. Weg ermee.

Soms moet je jezelf aansporen. Soms zie je het niet,
verblind door alle vuilheid. Luister dan naar de psalm:
de Heer opent de ogen van de blinden. Hij dringt zich aan je op.
Hij wil dat je hem ziet staan. Kijk dan: Hij is je machtige Koning,
die de hoge hemel verliet om je redder, je hulp te worden.

Daarom wil ik de Heer loven. Hij, die mijn wereld maakte, maakt ook alles weer recht. Daarom kijk ik verder dan aardse macht en zie uit naar de koning, mijn hulp.

Aan het eind van de psalm zegt de dichter dan ook, Vers 10:
Hoor je het wel Sion? Zie je het, Marknesse?
De Heer is jou koning. Hij is jou God.

Maak het je maar eigen, zoals Ruth, en zeg maar mee:
Die God, is mijn God.
En mijn God is koning.

Amen


online delen:

tag zingen hoop eigen maken theodicee geur David Boaz Ruth Salomo

Meer preken uit Psalmen